gepubliceerd op 29 januari 2019
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen
17 JANUARI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, de artikelen 17, laatst vervangen bij de wet van 2 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/12/2018 pub. 27/12/2018 numac 2018040778 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ten einde de werking van de Commissie voor vrijstelling te hervormen sluiten en 21ter, ingevoegd bij wet van 2 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/12/2018 pub. 27/12/2018 numac 2018040778 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ten einde de werking van de Commissie voor vrijstelling te hervormen sluiten;
Gelet op artikel 5 van de wet van 2 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/12/2018 pub. 27/12/2018 numac 2018040778 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ten einde de werking van de Commissie voor vrijstelling te hervormen sluiten tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ten einde de werking van de Commissie voor vrijstelling te hervormen;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;
Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, gegeven op 22 februari 2018;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 juni 2018;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 3 juli 2018;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken van 6 juli 2018;
Gezien de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies nr. 64.641/1 van de Raad van State, gegeven op 11 december 2018 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Zelfstandigen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 januari 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/01/2017 pub. 20/01/2017 numac 2017010076 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 22 december 2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen sluiten, wordt een afdeling 4bis ingevoegd die de artikelen 50ter/1 tot en met 50ter/7 bevat, luidende: "Afdeling 4bis - Bepalingen omtrent de aanvragen tot vrijstelling van bijdragen Art. 50ter/1. § 1. De zelfstandige die een vrijstelling wenst te bekomen van de bijdragen zoals bedoeld in artikel 17, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 en de persoon bedoeld in artikel 17, paragraaf 9 van het koninklijk besluit nr. 38 die van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid wenst ontheven te worden, moeten daartoe een aanvraag indienen.
Indien de betrokkene is overleden zonder dat een dergelijke aanvraag is ingediend, dan mag deze door zijn rechthebbenden worden ingediend. § 2. Opdat de aanvraag ontvankelijk zou zijn, dient er te worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1° de aanvraag moet worden ingediend - hetzij via elektronische weg volgens een door het Rijksinstituut ter beschikking gestelde procedure via de portaalsite "Socialsecurity.be"; - hetzij bij het sociaal verzekeringsfonds waaraan de bijdragen waarvoor vrijstelling wordt gevraagd, verschuldigd zijn, ofwel door de neerlegging ter plaatse van een verzoekschrift, ofwel met een aangetekende zending of via elk ander middel dat een vaste datum en een verzekerde ontvangst waarborgt van de zending.
Via het informaticanetwerk van het sociaal statuut der zelfstandigen dat wordt beheerd door het Rijksinstituut stelt het fonds het Rijksinstituut onmiddellijk op de hoogte van de indiening van de aanvraag.
Wanneer de aanvraag ingediend wordt door het neerleggen van een verzoekschrift, reikt het fonds een attest aan betrokkene uit dat de datum vermeldt waarop de aanvraag werd ingediend. 2° de aanvraag dient, op straffe van verval, gedaan te zijn binnen de twaalf maanden. Deze termijn begint te lopen a) vanaf de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op datgene waarop de door de aanvraag beoogde voorlopige bijdrage betrekking heeft, b) vanaf de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op datgene in de loop waarvan een afrekening van een bijdragenregularisatie in de zin van artikel 11, § 5 van het koninklijk besluit nr.38 werd verstuurd, voor wat betreft het bijdragesupplement dat die regularisatie met zich brengt. 3° de zelfstandige van wie de bijdragen het voorwerp uitmaken van de aanvraag moet sinds minstens vier opeenvolgende en verstreken kalenderkwartalen onderworpen zijn of zijn onderwerping hebben stopgezet vooraleer hij gedurende vier opeenvolgende kwartalen onderworpen geweest is. De aanvraag die ingediend wordt door een zelfstandige die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt niet in overweging genomen.
In afwijking van wat voorzien is in 2°, a), begint de termijn van twaalf maanden te lopen op de eerste dag van het vijfde kalenderkwartaal onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen, voor wat de voorlopige bijdragen van de eerste drie kalenderkwartalen onderwerping betreft. § 3. Opdat de aanvraag van de persoon bedoeld in artikel 17, paragraaf 9, van het koninklijk besluit nr. 38 ontvankelijk zou zijn, moet zij worden ingediend op de wijze bepaald in § 2, 1°, van dit artikel, binnen 12 maanden volgend op het kalenderkwartaal in de loop waarvan het sociaal verzekeringsfonds hem heeft verzocht te betalen in de plaats van de helper. § 4. Indien de in § 2 of § 3 bedoelde persoon overleden is in de periode gedurende welke de termijn loopt om, naar gelang van het geval, een aanvraag tot vrijstelling of tot ontheffing van hoofdelijke aansprakelijkheid in te dienen, moet de aanvraag van zijn of haar rechthebbenden, om ontvankelijk te zijn, binnen de zes maanden die volgen op het kalenderkwartaal in de loop waarvan zij werden verzocht te betalen in de plaats van de verzekeringsplichtige ingediend worden op de wijze voorzien in § 2, 1°, van dit artikel. § 5.De datum van aanvraag is de datum waarop de aanvrager, volgens de modaliteiten voorzien in § 2, een volledig ingevuld en ondertekend door het Rijksinstituut in modelvorm opgesteld aanvraagformulier heeft ingediend.
Artikel 50ter/2. § 1.Wanneer de aanvrager het aanvraagformulier nauwkeurig ingevuld en ondertekend aan zijn sociaal verzekeringsfonds of het Rijksinstituut bezorgt, wordt deze aanvraag geregistreerd in het informaticanetwerk van het sociaal statuut der zelfstandigen dat wordt beheerd door het Rijksinstituut.
Wanneer het aanvraagformulier niet al de verplichte gegevens bevat, neemt het Rijksinstituut volgens de modaliteiten en de procedure uiteengezet in artikel 50ter/6 een beslissing waarbij aan de aanvrager wordt medegedeeld dat de aanvraag onnauwkeurig is ingevuld en geacht wordt niet te zijn ingediend.
De aanvrager die een aanvraag indient via elektronische weg houdt de originelen van alle bewijsstukken en attesten die via elektronische weg bij de aanvraag worden gevoegd ter beschikking en dit tijdens de ganse duur van het onderzoek van de aanvraag.
Het fonds maakt via elektronische weg de gegevens met betrekking tot de sociale bijdragen van de aanvrager over aan het Rijksinstituut.
Wanneer de aanvraag wordt ingediend bij het sociaal verzekeringsfonds maakt deze laatste het naar aanleiding van de aanvraag samengesteld dossier via elektronische weg over aan het Rijksinstituut uiterlijk op de vijfde werkdag na ontvangst van de aanvraag. Dit dossier dient het aanvraagformulier te omvatten, vergezeld van alle andere documenten van enig belang om de financiële of economische situatie van de aanvrager te beoordelen. § 2. Zo dit nodig is, vraagt het Rijksinstituut aan de Federale Overheidsdienst Financiën inlichtingen in verband met de inkomsten. § 3. Het Rijksinstituut kan alle inlichtingen vorderen welke nuttig kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
Indien een onderzoek nodig geacht wordt, belast het Rijksinstituut zijn inspectiedienst met dit onderzoek. De aanvrager wordt hiervan in kennis gesteld.
Artikel 50ter/3. Bij de beoordeling of de aanvrager al of niet in staat is zijn bijdragen te betalen, ingevolge een tijdelijke moeilijke financiële of economische situatie, houdt het Rijksinstituut inzonderheid rekening met volgende elementen : - de daling van de bruto-beroepsinkomsten van de aanvrager of de omzet van de onderneming van de aanvrager of ingeval van een mandataris, werkend vennoot of bedrijfsleider van een vennootschap met de omzet van deze laatste; - de beroepskosten en -lasten; - de uitzonderlijke noodzakelijke investeringen of kosten; - buitengewone omstandigheden onafhankelijk van de wil van de aanvrager; - de gehele of gedeeltelijke herneming van de zelfstandige beroepsactiviteit na een periode van erkende arbeidsongeschiktheid; - de leefbaarheid van de zelfstandige beroepsactiviteit; - het zich laten bijstaan door een non-profit organisatie die de begeleiding van zelfstandigen in moeilijkheden tot doelstelling heeft; - het behoren tot een crisissector als dusdanig erkend door de Minister voor Zelfstandigen; - de gevallen van overmacht; - het genot van een pensioen of een andere sociale zekerheidsuitkering; - de aanwezigheid van financiële buffers zoals het bezit van onroerende goederen in volle eigendom, andere dan de gezinswoning of onroerende goederen die dienstig zijn voor de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteit, zelfs al zijn ze bezwaard met een hypotheek.
Artikel 50ter/4. § 1. Het Rijksinstituut mag gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de bijdragen in eigenlijke zin en van de verhogingen die erop betrekking hebben, van de bijdrage bestemd voor het dekken van de werkingskosten van het sociaal verzekeringsfonds en van de verhogingen die erop betrekking hebben, van de rappelkosten en van de gerechtskosten.
Wat de rappelkosten en de gerechtskosten betreft, mag het Rijksinstituut echter slechts dan gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen, wanneer vrijstelling werd toegekend voor alle bijdragen van het tijdvak waarop deze kosten betrekking hebben.
Het Rijksinstituut kan slechts gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de bijdragen te betalen door de in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 bedoelde helper die enkel onderworpen is aan de verplichte regeling voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, sectoren der uitkerings- en moederschapsverzekering, voor zover aan de geholpen zelfstandige reeds vrijstelling werd verleend van de bijdragen met betrekking tot dezelfde kwartalen. § 2. In geval van gedeeltelijke vrijstelling kan het Rijksinstituut de bedragen niet splitsen die betrekking hebben op eenzelfde kwartaal. § 3. De door het Rijksinstituut ten opzichte van de zelfstandige genomen beslissingen tot vrijstelling heffen, voor de periode waarop zij betrekking hebben, zijn hoofdelijke aansprakelijkheid op ten aanzien van de bijdragen verschuldigd door zijn helpers.
Artikel 50ter/5. Het overlijden van de aanvrager verhindert niet dat de aanvraag om vrijstelling, die hij ingediend heeft, zou onderzocht worden.
Artikel 50ter/6. Het Rijksinstituut onderzoekt de aanvraag tot vrijstelling van bijdragen en maakt een met redenen omkleed voorstel van beslissing over aan de zelfstandige met een aangetekende zending of via elk ander middel dat een vaste datum en een verzekerde ontvangst waarborgt van de zending.
Na de kennisgeving van dit voorstel van beslissing beschikt de aanvrager over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen om gehoord te worden door de ambtenaar die het voorstel van beslissing heeft genomen. Het verzoek dient ingediend te worden binnen een termijn van 12 werkdagen na de kennisgeving van het voorstel.
De zelfstandige die wenst gehoord te worden, wordt binnen de 30 kalenderdagen volgend op het verzoek uitgenodigd. Het Rijksinstituut neemt, na de aanvrager gehoord te hebben een met redenen omklede definitieve beslissing. Deze beslissing wordt aan de aanvrager ter kennis gebracht met een aangetekende zending of via elk ander middel dat een vaste datum en een verzekerde ontvangst waarborgt van de zending Indien de aanvrager geen verzoek om gehoord te worden heeft ingediend, krijgt het voorstel van beslissing bij het verstrijken van de termijn van 12 werkdagen een definitief karakter. Het sociaal verzekeringsfonds wordt hiervan in kennis gesteld.
Artikel 50ter/7. § 1. De zelfstandige of de persoon bedoeld in artikel 17, paragraaf 9, van het koninklijk besluit nr. 38 die de beslissing van het Rijksinstituut betwist, kan tegen deze beslissing met een aangetekende zending of via elk ander middel dat een vaste datum en een verzekerde ontvangst waarborgt van de zending, een bezwaar indienen bij de Beroepscommissie bedoeld in artikel 21ter van het koninklijk besluit nr. 38, binnen een termijn van een maand te rekenen : - hetzij vanaf de kennisgeving van de beslissing, nadat hij werd gehoord; - hetzij na het verstrijken van de termijn van 12 werkdagen vanaf de kennisgeving van het voorstel van beslissing.
Het bezwaar dient gemotiveerd te zijn. De bezwaarindiener wordt gehoord door de Beroepscommissie. Te dien einde zal hij worden opgeroepen om gehoord te worden binnen de dertig kalenderdagen volgend op het verzoek. § 2. De zittingen van de Beroepscommissie zijn niet openbaar.
De aanwezigheid ter zitting van de aanvrager is vereist. Indien hij hiertoe de wens uitdrukt, kan hij persoonlijk verschijnen of zich laten vertegenwoordigen of bijstaan hetzij door een advocaat, hetzij door iedere andere persoon voorzien van een geschreven volmacht en voor ieder geval aanvaard door de voorzitter. § 3. Indien een onderzoek nodig geacht wordt, vraagt de Beroepscommissie het aan bij de inspectiedienst van het Rijksinstituut.
Zo dat onderzoek, zelfs vooraleer de Beroepscommissie het dossier heeft onderzocht, noodzakelijk blijkt, mag de voorzitter dit ook op eigen initiatief aanvragen.
Bovendien kan de Beroepscommissie alle inlichtingen vorderen welke nuttig kunnen zijn. § 4. De beslissing van de Beroepscommissie wordt aan de bezwaarindiener ter kennis gebracht met een aangetekende zending of via elk ander middel dat een vaste datum en een verzekerde ontvangst waarborgt van de zending. Er wordt kennis van gegeven aan het betrokken sociaal verzekeringsfonds en aan het Rijksinstituut."
Art. 2.In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk V, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/06/2015 pub. 07/07/2015 numac 2015203032 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen sluiten, dat de artikelen 80 tot en met 94bis bevat, opgeheven.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019 en is van toepassing op aanvragen tot vrijstelling van bijdragen die worden ingediend vanaf deze datum.
Art. 4.De minister bevoegd voor het sociaal statuut der zelfstandigen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 januari 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, M. DE BLOCK De Minister van Zelfstandigen, D. DUCARME