gepubliceerd op 25 april 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 2001, gesloten in het Paritair Comité voor gewoon pottengoed in potaarde, betreffende de eindejaarspremie
17 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 2001, gesloten in het Paritair Comité voor gewoon pottengoed in potaarde, betreffende de eindejaarspremie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor gewoon pottengoed in potaarde;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 2001, gesloten in het Paritair Comité voor gewoon pottengoed in potaarde, betreffende de eindejaarspremie.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor gewoon pottengoed in potaarde Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 2001 Eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 19 maart 2001 onder het nummer 56802/CO/150)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor gewoon pottengoed in potaarde ressorteren.
Onder "werklieden" wordt verstaan : de werklieden en de werksters.
Art. 2.Ten laatste op 15 december van elk kalenderjaar wordt een eindejaarspremie uitbetaald aan alle werklieden en werksters, op voorwaarde dat zij in de loop van het jaar hun arbeidsovereenkomst niet vrijwillig hebben verbroken, behoudens in geval van op pensioenstelling of toekenning van brugpensioen bij toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 en van artikel 22 van de wet van 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatregelen.
Art. 3.De maximum eindejaarspremie wordt als volgt berekend : a) voor de werklieden en werksters van 19 jaar en ouder en voor de minderjarigen die het loon van de meerderjarigen ontvangen : op basis van 162,5 x het conventionele uurloon van de geoefenden, van toepassing op 1 december van elk kalenderjaar in een stelsel van wekelijkse arbeidsduur van zevenendertig uur en dertig minuten;b) voor de minderjarigen jonger dan 19 jaar, waarvan het loon is onderworpen aan de degressieve schaal overeenkomstig artikel 4 : op basis van 162,5 x het individuele uurloon, van toepassing op 1 december van elk kalenderjaar in een stelsel van wekelijkse arbeidsduur van zevenendertig uur en dertig minuten. Het bedrag mag niet lager zijn dan 65 pct. van het bedrag vermeld onder a) .
Voor de toepassing van de onder a) en b) vermelde wijze van berekening, wordt de leeftijd in aanmerking genomen, bereikt op 1 december van elk kalenderjaar.
Voor de werklieden en werksters die in de loop van het kalenderjaar zijn in dienst getreden, wordt de premie berekend op basis van 1/12e van de maximumpremie per maand aanwezigheid. Een begonnen maand wordt als een volledige maand beschouwd.
Art. 4.In geval van afdanking, uitgezonderd om dringende reden, wordt de eindejaarspremie toegekend op basis van 1/12de per maand of begonnen maand aanwezigheid, maar wordt als volgt berekend : - voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 3, a) : 162,5 x het conventionele uurloon van de geoefenden van toepassing op de eerste van de maand waarin zij de onderneming verlaten; - voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 3, b) : 162,5 x het individuele uurloon, van toepassing op de eerste van de maand waarin zij de onderneming verlaten.
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX