gepubliceerd op 30 augustus 2013
Koninklijk besluit betreffende de mededeling van informaties in het wachtregister en tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties
17 AUGUSTUS 2013. - Koninklijk besluit betreffende de mededeling van informaties in het wachtregister en tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen bepaalt in zijn artikel 2, 3e lid, dat de Koning de regels vaststelt volgens welke de informatiegegevens in de registers aan derden mogen worden meegedeeld.
Wat de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister betreft, is de mededeling van de erin vermelde informaties geregeld door het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de mededeling van informaties in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.
Er bestaat op dit ogenblik geen enkele soortgelijke reglementering voor de mededeling aan derden van informaties in het wachtregister.
Bijgevolg mogen de informaties die in het wachtregister staan niet aan derden worden verstrekt. Dit principe komt trouwens voor in het koninklijk besluit van 6 januari 1997 waarbij aan bepaalde openbare overheden toegang wordt verleend tot de informatiegegevens die worden bewaard bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, met betrekking tot de vreemdelingen die in het wachtregister zijn ingeschreven.
Deze situatie leidt tot een gevoel van straffeloosheid bij de buitenlandse onderdanen die in het wachtregister zijn ingeschreven.
De schuldeisers kunnen hen immers niet voor het gerecht dagen, aangezien het bij vele gerechtelijke procedures noodzakelijk is een verblijfsattest of de opgave van de woonplaats of de verblijfplaats voor te leggen. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de artikelen 702 (exploot van dagvaarding), 1340 (summiere rechtspleging om betaling te bevelen) en 1340ter (verzoekschrift op tegenspraak) van het Gerechtelijk Wetboek en ook nog de artikelen 1247 (bepaling van de plaats waar de betaling moet worden gedaan) en 1690 (kennisgeving van de overdracht van schuldvordering) van het Burgerlijk Wetboek.
Een dergelijke situatie kan ook voor de vreemdelingen onaangenaamheden met zich brengen. Als bijvoorbeeld een verhuurder niet de mogelijkheid heeft om langs gerechtelijke weg zijn achterstallige huur in te vorderen, zal hij niet geneigd zijn een woning in goede staat tegen een normale prijs te verhuren aan een vreemdeling die in het wachtregister is ingeschreven.
Dit ontwerp van koninklijk besluit is dan ook bedoeld om voor de mededeling van informatiegegevens in het wachtregister soortgelijke regels in te voeren als voor het verstrekken van informaties in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.
Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gebeurt het mededelen van informaties in het wachtregister nogal restrictief, te meer daar die informaties niet meegedeeld zouden mogen worden aan de vermeende actor(en) van de vervolging die de kandidaat-vluchteling onderging (artikel 22 van Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus).
De personen die zulke informaties vragen moeten immers van een wettelijk en/of wettig belang doen blijken. Bij twijfel kan de gemeente bovendien altijd de aanvraag aan de Minister of zijn gemachtigde voorleggen.
Bovendien stelt dit besluit het principe, met enkele uitzonderingen, dat lijsten van de vreemdelingen die in het wachtregister zijn ingeschreven niet mogen worden meegedeeld.
De beperkingen op het verstrekken van informaties in het wachtregister hebben echter geen betrekking op de statistische gegevens die niet in staat stellen de in dit register ingeschreven vreemdelingen te identificeren.
Het uitsluiten van burgers van de Europese Unie die in het wachtregister zijn ingeschreven (artikel 5 van het koninklijk besluit van 7 mei 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/2008 pub. 13/05/2008 numac 2008000446 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type koninklijk besluit prom. 07/05/2008 pub. 13/05/2008 numac 2008000447 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen sluiten tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen) van het toepassingsgebied van dit ontwerp van besluit is gerechtvaardigd door het feit dat die personen in het wachtregister zijn ingeschreven zonder dat er enige controle is uitgevoerd inzake de volgende informatiegegevens : adres, gezinssamenstelling, enzovoort.
Het afgeven van uittreksels of getuigschriften aan die categorie van vreemdelingen zou immers de rechtszekerheid en het werk van vele besturen en organisaties van wie de administratieve actie steunt op de informaties afkomstig uit de verschillende registers, in het gedrang brengen.
Uittreksels en getuigschriften betreffende burgers van de Europese Unie zullen verkregen kunnen worden wanneer de controle van de woonplaats heeft plaatsgehad en deze burgers in het vreemdelingenregister zijn ingeschreven. Dan zal deze verstrekking van informaties overeenstemmen met de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de mededeling van informaties in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Mevr. M. DE BLOCK
ADVIES 48.430/4 VAN 30 JUNI 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De RAAD VAN STATE, afdeling Wetgeving, vierde kamer, op 16 juni 2010 door de Staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid, toegevoegd aan de Minister belast met Migratie- en asielbeleid, en wat de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid betreft, toegevoegd aan de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de mededeling van informaties in het wachtregister en tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties", heeft het volgende advies gegeven : SG - 2 - 48.430/4.
Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.
Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1/, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. Alleen in verbinding met artikel 108 van de Grondwet levert de wet waarnaar wordt verwezen in het eerste lid van de aanhef rechtsgrond op voor artikel 16 van het voorliggende ontwerp.Er behoort dus een nieuw eerste lid te worden ingevoegd waarin wordt verwezen naar artikel 108 van de Grondwet en de verwijzing naar artikel 4, derde lid, in het eerste lid van de aanhef, dat het tweede lid ervan wordt, dient te vervallen. 2. Het koninklijk besluit waarnaar wordt verwezen in het vierde lid van de aanhef wordt niet gewijzigd, opgeheven noch aangevuld bij het voorliggende ontwerp.Er behoeft dus niet naar te worden verwezen in de aanhef.
Dispositief Artikel 1 In onderdeel 2/ schrijve men "ten aanzien van wie ze ten uitvoer gelegd of voortgezet wordt" en niet "ten aanzien van wie zij ten uitvoer moet worden gebracht of moet worden vervolgd".
Artikel 3 In het eerste lid, in fine, van de Franse tekst moeten de woorden "la concernent" vervangen worden door de woorden "le concernent".
Artikel 5 In het tweede lid schrijve men "ten aanzien van wie ze ten uitvoer gelegd of voortgezet wordt" en niet "jegens wie ze ten uitvoer gebracht of vervolgd wordt".
Artikel 6 Er is een verschil in terminologie tussen artikel 6, tweede lid, en artikel 4, § 2, tweede lid, van het ontwerp, aangezien krachtens het eerste van die leden de aanvrager moet aantonen dat de gevraagde informatie "onontbeerlijk" is, terwijl hij krachtens het tweede alleen moet aantonen dat ze "noodzakelijk" is.
SG - 4 - 48.430/4 (1) Lees : tweede lid. Zie Beginselen van de wetgevingstechniek- Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling nr. 57.
De afdeling Wetgeving heeft bedenkingen bij deze discrepantie. Indien ze overeenstemt met een inhoudelijk verschil, dient ze te worden geëxpliciteerd, anders dient dezelfde terminologie te worden gebezigd.
De artikelen 9, tweede lid, en 12, § 2 (1) moeten worden herzien in het licht van deze opmerking.
Artikel 7 Men schrijve "conform de artikelen 3, 4 en 6", gelet op de strekking van artikel 6, dat afwijkt van artikel 4.
Artikel 9 1. Uit het verslag aan de Koning blijkt dat het niet de bedoeling is dat het college van burgemeester en schepenen in laatste aanleg uitspraak doet over het onontbeerlijke karakter van de krachtens het tweede lid ingediende aanvraag.Bijgevolg is het aangewezen de volgorde van beide leden van artikel 9 om te keren opdat duidelijker tot uiting komt dat de geschillen waarvan sprake is in het tweede lid, na het optreden van het college van burgemeester en schepenen, later nog kunnen worden voorgelegd aan de minister of diens gemachtigde, met toepassing van het eerste lid. 2. In het tweede lid van de Franse tekst schrijve men "bien-fondé". SG - 5 - 48.430/4 (2) Zie het opschrift van hoofdstuk 5, alsmede de artikelen 10 en volgende van de ontworpen tekst. Artikelen 11 tot 14 Anders dan in de gelijkluidende bepalingen die voorkomen in de artikelen 6 tot 10 en 12 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister, wordt niet bepaald dat de lijsten van personen waarvan sprake is in de artikelen 11 tot 14 van het ontwerp geen andere informatie mogen opnemen dan die welke opgenoemd wordt in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 juli 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Indien het ontwerp niet in die zin wordt aangevuld, dient in het verslag aan de Koning te worden uitgelegd waarom deze garantie in casu niet is opgenomen.
Slotopmerking Gelet op de definitie van "register" die wordt gegeven in artikel 1, 1/, van het ontwerp, moet de gehele tekst worden herzien om ervoor te zorgen dat dit woord daarin constant wordt gebruikt.
SV - 6 - 48.430/4 De kamer was samengesteld uit : de Heren P. LIENARDY, kamervoorzitter, J. JAUMOTTE, L. DETROUX, staatsraden, Mevrouw C. GIGOT, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de H. P. RONVAUX, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. LIENARDY. DE GRIFFIER, C. GIGOT DE VOORZITTER, P. LIENARDY
17 AUGUSTUS 2013. - Koninklijk besluit betreffende de mededeling van informaties in het wachtregister en tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
Gelet op de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, artikel 2, derde lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties;
Gelet op het advies nr. 05/2010 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 03 februari 2010;
Gelet op het advies 48.430/4 van de Raad van State, gegeven op 30 juni 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, van de Minister van Justitie en van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° Register : het wachtregister zoals omschreven in artikel 1, eerste lid, 2°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;2° Documenten waarvan de afgifte is voorgeschreven of toegestaan door of krachtens de wet : de documenten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging of de voortzetting van een procedure bepaald door de wet, het decreet of de ordonnantie, wanneer de rechtspleging de aanwijzing vereist van de woonplaats van de persoon ten aanzien van wie zij ten uitvoer wordt gebracht of vervolgd en wanneer de woonplaats gelijkgesteld dient te worden met de inschrijving in het register. HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
Art. 2.De bepalingen van de hoofdstukken 3, 4 en 7 van dit besluit zijn niet van toepassing op de burgers van de Europese Unie die zijn ingeschreven krachtens het koninklijk besluit van 7 mei 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/2008 pub. 13/05/2008 numac 2008000446 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type koninklijk besluit prom. 07/05/2008 pub. 13/05/2008 numac 2008000447 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen sluiten tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. HOOFDSTUK 3. - Afgifte van uittreksels uit het register en getuigschriften opgesteld aan de hand van dit register
Art. 3.Elke vreemdeling kan een uittreksel uit het register of een getuigschrift dat aan de hand van dit register is opgemaakt verkrijgen voor zover de inlichtingen die zij bevatten op hem betrekking hebben.
De aanvraag geschiedt mondeling of schriftelijk door de betrokken persoon, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn gemachtigde bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar hij is ingeschreven of zijn gemachtigde. De betrokken persoon moet niet doen blijken van enig bijzonder belang.
Art. 4.§ 1. Elke persoon, elke publieke of private instelling, kan, op schriftelijk, met redenen omkleed en ondertekend verzoek, een uittreksel uit het register of een getuigschrift dat aan de hand van dit register is opgemaakt verkrijgen betreffende een inwoner van de gemeente wanneer de afgifte van die documenten door of krachtens de wet is voorgeschreven of toegestaan. § 2. De aanvraag bedoeld in § 1 wordt ingediend bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de persoon is ingeschreven of zijn gemachtigde.
De aanvrager vermeldt in zijn aanvraag in welk opzicht elke gevraagde informatie noodzakelijk voor hem is bij de tenuitvoerlegging of de voortzetting van de procedure.
Art. 5.Onverminderd de bepalingen van het 2e lid, mag het uittreksel of het getuigschrift geen andere informatiegegevens vermelden dan die welke zijn bepaald in artikel 3, 1e lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Het uittreksel of het certificaat bevat alleen de informatie die nodig is voor de tenuitvoerlegging of het vervolg van de rechtspleging wanneer de persoon ten aanzien van wie ze ten uitvoer gebracht of vervolgd wordt, ingeschreven is in het register van de gemeente waar de aanvraag werd ingediend. Als de persoon afgevoerd werd, vermeldt het uittreksel of het getuigschrift de datum van de afvoering. Als die persoon in het register van een andere gemeente is ingeschreven, op het ogenblik van de aanvraag, deelt de gemeente de aanvrager bovendien het laatste bekende adres van die persoon mee.
Art. 6.In afwijking van artikel 4 moet de aanvrager niet aantonen dat de afgifte van het document door of krachtens de wet voorgeschreven of toegestaan is, wanneer het uittreksel of het getuigschrift betrekking heeft op een van de gegevens bedoeld in punt 10°, wat betreft de verklaring inzake het bestaan van een huwelijkscontract, een overeenkomst waarbij de wettelijk samenwonenden de nadere regels van hun wettelijke samenwoning bepalen of een vermogensrechtelijk contract gesloten tussen personen op wie het huwelijksvermogensstelsel niet van toepassing is, met inbegrip van de vermelding van de notaris bij wiens minuten het contract of de overeenkomst werd opgemaakt, in punt 16° of in punt 22° van artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister.
Hij moet echter bewijzen dat het verkrijgen van de informatie voor hem noodzakelijk is.
Art. 7.Het uittreksel of het getuigschrift afgegeven conform de artikelen 3, 4 en 6 moet vermelden dat : 1° het niet kan worden gebruikt als verblijfstitel;2° het niet inhoudt dat de betrokkene legaal in België verblijft.
Art. 8.Het uittreksel of het getuigschrift dat aan de aanvrager wordt overhandigd wordt in naam van het college van burgemeester en schepenen ondertekend door de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde en vermeldt met welk doel het wordt afgegeven en eventueel de persoon voor wie het bestemd is.
Het uittreksel of het getuigschrift vermeldt niet het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, behalve indien de aanvrager gemachtigd is dit te gebruiken. HOOFDSTUK 4. - Betwisting inzake de afgifte van uittreksels uit het register of getuigschriften opgesteld aan de hand van dit register
Art. 9.Als de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde het noodzakelijk karakter bedoeld in artikel 6, tweede lid, weigert te erkennen, doet het college van burgemeester en schepenen, op verzoek van de aanvrager, uitspraak over de gegrondheid van de aanvraag.
De Minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen of zijn gemachtigde bepaalt, op vraag van de gemeente of van de aanvrager, of een betwiste aanvraag voor een uittreksel of getuigschrift al of niet beantwoordt aan de voorwaarden voor de afgifte die in dit besluit zijn vastgesteld. HOOFDSTUK 5. - Raadpleging van dit register
Art. 10.De raadpleging van dit register door de gemeentelijke diensten en de diensten afhankelijk van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is slechts toegestaan voor het vervullen van de taken en de diensten die tot hun bevoegdheid behoren.
De raadpleging van het register is voor private personen verboden. Zij kan aan de andere overheden of openbare instellingen slechts door of krachtens de wet worden toegestaan. HOOFDSTUK 6. - Verstrekking aan derden van personenlijsten of statistische gegevens uit dit register
Art. 11.Geen enkele lijst van personen ingeschreven in dit register mag aan derden worden verstrekt. Dit verbod is niet van toepassing op de overheden of de openbare instellingen die, door of krachtens de wet, gemachtigd zijn om dergelijke lijsten te verkrijgen en dit voor de informatie waarop deze machtiging betrekking heeft.
De in het vorige lid bedoelde lijsten mogen echter enkel de inlichtingen bevatten die opgesomd worden in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art. 12.§ 1. De lijsten bedoeld in artikel 11 mogen slechts worden verstrekt op schriftelijk verzoek bij de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde. § 2. De aanvrager vermeldt in zijn aanvraag in welk opzicht de gevraagde lijst van personen noodzakelijk voor hem is bij het vervullen van zijn opdracht.
Art. 13.Degene voor wie de lijst bestemd is mag ze zelf niet verstrekken aan derden of ze gebruiken voor andere doeleinden dan die welke zijn vermeld in de aanvraag.
Art. 14.Op schriftelijk verzoek, met opgave van het beoogde doel en de voorgenomen aanwending, kan het college van burgemeester en schepenen toestemming verlenen om aan derden statistische gegevens uit dit register te verstrekken, op voorwaarde dat deze de identificatie van de in dit register ingeschreven personen niet mogelijk maken. HOOFDSTUK 7. - Adres is niet mededeelbaar
Art. 15.§ 1. De persoon die in dit register is ingeschreven mag het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar hij verblijft vragen dat zijn adres niet aan derden wordt meegedeeld. De aanvraag moet schriftelijk en gemotiveerd zijn.
De beslissing van het college van burgemeester en schepenen wordt schriftelijk ter kennis van de aanvrager gebracht. § 2. De goedkeuring van de aanvraag betekent slechts dat het adres niet wordt meegedeeld voor een periode van zes maanden vanaf de datum van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen. HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties
Art. 16.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties, gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 april 2005, wordt aangevuld met de woorden « en van het koninklijk besluit van betreffende de mededeling van gegevens in het wachtregister en tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties ».
Art. 17.Onverminderd de mededeling van de gegevens van dit register krachtens de bepalingen van dit besluit, door de ambtenaar van de burgerlijke stand, zijn gemachtigde of het college van burgemeester en schepenen, mogen de informaties van dit register niet aan derden worden meegedeeld.
Art. 18.De minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken en de minister die bevoegd is voor de Toegang tot het Grondgebied, het Verblijf, de Vestiging en de Verwijdering van Vreemdelingen, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 17 augustus 2013.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Mevr. M. DE BLOCK