gepubliceerd op 29 december 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 20, §§ 2 en 3, 26 en 35 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen
6 NOVEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 20, §§ 2 en 3, 26 en 35 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen, inzonderheid op artikel 1, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, inzonderheid op artikel 35, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 november 1987 en 28 augustus 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 20, §§ 2 en 3, 26 en 35 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, en van artikel 23 van het koninklijk besluit van 21 februari 1991 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandige, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat inzake de toekenning van kinderbijslag ten gunste van de gehandicapte rechtgevenden de artikelen 20, § 2, 26 en 35, § 2, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen dezelfde draagwijdte hebben dan de artikelen 47 en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;
Overwegende dat dit besluit uitwerking moet hebben vanaf 1 juli 1999, gelijktijdig met het koninklijk besluit van 29 april 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1991, inzonderheid tot uitvoering van de artikelen 47 en 63 van de voormelde samengeordende wetten;
Overwegende dat de sociale verzekeringsfondsen zo spoedig mogelijk van de richtlijnen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit besluit, in kennis moeten gesteld worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Middenstand, en Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 20, §§ 2 en 3; 26 en 35 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, en van artikel 23 van het koninklijk besluit van 21 februari 1991 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 2.De lijst van aandoeningen, bedoeld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1991, evenals de regels, uiteengezet in artikel 2, §§ 2, 3, 4 en 5 van hetzelfde besluit, zijn van toepassing voor de uitvoering van artikel 35, § 2 van het koninklijk besluit van 8 april 1976. »
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1999.
Art. 3.Onze Minister van Landbouw en Middenstand, en Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 november 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE