gepubliceerd op 19 maart 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité een overeenkomst kan sluiten in toepassing van artikel 56, § 2, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, om de experimentele financiering van contraceptiva voor jongeren te verlengen
16 MAART 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité een overeenkomst kan sluiten in toepassing van artikel 56, § 2, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, om de experimentele financiering van contraceptiva voor jongeren te verlengen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 56, § 2, eerste lid, 1°, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité een overeenkomst kan sluiten in toepassing van artikel 56, § 2, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, om de experimentele financiering van contraceptiva voor jongeren te verlengen;
Overwegende het advies van de Commissie voor Begrotingscontrole, gegeven op 27 november 2009;
Gelet op het advies van het Comité van de Verzekering voor Geneeskundige Verzorging, gegeven op 30 november 2009;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 december 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 14 januari 2010;
Gelet op het advies 47.752/2 van de Raad van State, gegeven op 17 februari 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité een overeenkomst kan sluiten in toepassing van artikel 56, § 2, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, om de experimentele financiering van contraceptiva voor jongeren te verlengen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2007, wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.Onder de in artikel 3 vermelde voorwaarden kan tussen het Verzekeringscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en de verzekeringsinstellingen een overeenkomst worden gesloten ter financiering van een specifieke tegemoetkoming in de kosten van de aankoop van contraceptieve middelen door vrouwen tot en met de leeftijd van twintig jaar.
De specifieke tegemoetkoming wordt toegekend voor de middelen die zijn opgenomen op de lijst die volgt als bijlage bij dit besluit. Naast de verkoopprijs aan publiek en de rekenbasis voor de toekenning van de specifieke tegemoetkoming, staan in de kolommen A en B de bedragen van de specifieke tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is het verschil tussen het huidige persoonlijk aandeel van de rechthebbende en een theoretisch persoonlijk aandeel, berekend op basis van de rekenbasis, afhankelijk van de rangschikking in één van de volgende vijf klassen : - klasse 1 : 0 % van de rekenbasis; - klasse 2 : 15 % van de rekenbasis met een maximum van 7,20 euro voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 37, § 1, tweede en derde lid, en § 19, van de voornoemde gecoördineerde wet die recht hebben op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming, en 25 %. van de vergoedingsbasis met een maximum van 10,80 euro voor de overige rechthebbenden.
Het theoretisch persoonlijk aandeel van de rechthebbenden wordt vastgesteld op 15 % van de rekenbasis met een maximum van 8,90 euro voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 37, § 1, tweede en derde lid, en § 19, van de voornoemde gecoördineerde wet die recht hebben op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming, en 25 % van de vergoedingsbasis met een maximum van 13,50 euro voor de overige rechthebbenden indien het een grote verpakking betreft van een farmaceutische specialiteit.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder grote verpakking, elke publiekverpakking die meer dan 60 gebruikseeneden bevat, waarbij onder gebruikseenheid wordt verstaan de unidosis of in geval van multidosis de standaardeenheid zijnde 1 dosis.
In geval de ziekenhuisofficina of het geneesmiddelendepot gemachtigd is om geneesmiddelen af te leveren aan niet ter verpleging opgenomen personen, is dit verhoogd persoonlijk aandeel van toepassing indien er meer dan 60 gebruikseenheden worden afgeleverd. - klasse 3 : 50 % van de rekenbasis met een maximum van 8,90 euro voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 37, § 1, tweede en derde lid, en § 19, van de voornoemde gecoördineerde wet die recht hebben op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming, en met een maximum van 13,50 euro voor de overige rechthebbenden. - klasse 4 : 60,00 % van de rekenbasis. - klasse 5 : 80,00 % van de rekenbasis.
Voor de contraceptieve middelen die ook zijn ingeschreven in de lijst gevoegd in bijlage bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten en die worden afgeleverd in een voor het publiek opengestelde apotheek is de tegemoetkoming echter het verschil tussen het huidige persoonlijk aandeel van de rechthebbende en een theoretisch persoonlijk aandeel, berekend op basis van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) afhankelijk van de rangschikking in één van de volgende vijf klassen : - klasse 1 : 0 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf). - klasse 2 : 1,50 euro vermeerderd met 16 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 37, § 1, tweede en derde lid, en § 19, van de voornoemde gecoördineerde wet die recht hebben op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming, en 2,50 euro vermeerderd met 27 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) voor de overige rechthebbenden.
Als de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) kleiner is dan 14,38 euro, wordt het theoretisch persoonlijk aandeel vastgesteld op 26,52 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) voor de rechthebbenden die een verhoogde verzekeringstegemoetkoming genieten, en op 44,20 %. van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) voor de andere rechthebbenden.
Het bedrag van het theoretisch persoonlijk aandeel wordt echter beperkt tot een maximaal bedrag : i) indien het gaat om een rechthebbende die een verhoogde verzekeringstegemoetkoming geniet, is het plafond 7,20 euro voor een gewone verpakking en 8,90 euro voor een grote verpakking; ii) indien het gaat om een andere rechthebbende, is het plafond 10,80 euro voor een gewone verpakking en 13,50 euro voor een grote verpakking. - klasse 3 : 5,00 euro vermeerderd met 54 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
Als de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) kleiner is dan 14,38 euro, wordt het persoonlijk aandeel vastgesteld op 88,39 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
Het bedrag van het persoonlijk aandeel wordt echter beperkt tot een maximaal bedrag : i) indien het gaat om een rechthebbende die een verhoogde verzekeringstegemoetkoming geniet, is het plafond 8,90 euro; ii) indien het gaat om een andere rechthebbende, is het plafond 13,50 euro. - klasse 4 : 6,00 euro vermeerderd met 65 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
Als de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) kleiner is dan 14,38 euro, wordt het persoonlijk aandeel vastgesteld op 106,07 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf). - klasse 5 : 8,00 euro vermeerderd met 86 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
Als de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) kleiner is dan 14,38 euro, wordt het persoonlijk aandeel vastgesteld op 141,43 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
De lijst kan om de zes maanden worden aangepast om rekening te houden met nieuwe middelen of met wijzigingen van de verkoopprijs aan publiek en/of rekenbasis. De aanpassing kan onder meer bestaan uit het rangschikken van de producten in een andere vergoedingsklasse.
Maandelijks kan het Instituut een lijst publiceren via het netwerk internet op het adres http ://www.riziv.fgov.be met nieuwe middelen of met wijzigingen van de verkoopprijs aan publiek en/of rekenbasis, in afwachting van de zesmaandelijkse aanpassing van de lijst die volgt als bijlage bij dit besluit.
De vrouwen tot en met de leeftijd van twintig jaar hebben recht op de tegemoetkoming op voorlegging van een geneesmiddelenvoorschrift voor een contraceptief middel en van hun SIS-kaart of een daarmee gelijkgesteld attest.
De vrouwen die een contraceptief middel kopen dat niet voorschriftplichtig is, betalen bij de apotheker de volledige verkoopprijs aan publiek en krijgen van de apotheker een formulier « contante betaling », waarmee ze zich tot hun verzekeringsinstelling kunnen wenden om de specifieke tegemoetkoming te bekomen.
De tegemoetkoming is beperkt tot de middelen die door de apotheker aan de vrouw worden afgeleverd. »
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2010.
Art. 3.De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 maart 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke integratie, Mevr. L. ONKELINX