gepubliceerd op 24 juni 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen
16 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, inzonderheid op artikel 35sexies, ingevoegd bij de wet van 19 december 1990;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 augustus 1984, 13 maart 1985, 12 augustus 1985 en 13 juni 1986;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3. Het secretariaat van de Raad wordt waargenomen door een ambtenaar, aangewezen door de Minister. »
Art. 2.In artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° tien artsen, erkend als geneesheer-specialist, te benoemen uit een lijst van dubbeltallen voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen, en twee artsen hetzij erkende geneesheren-specialisten, hetzij kandidaat-geneesheren-specialisten, die de kandidaat-geneesheren-specialisten vertegenwoordigen te benoemen uit een lijst van dubbeltallen voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen.»; 2° punt 6° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 6° tien artsen, erkend als huisarts, te benoemen uit een lijst van dubbeltallen voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen en twee artsen, hetzij erkende huisartsen, hetzij kandidaat-huisartsen, die de kandidaat-huisartsen vertegenwoordigen en te benoemen uit een lijst van dubbeltallen voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen.»
Art. 3.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Het stageplan is vergezeld van een attest dat aantoont dat de kandidaat door een faculteit geneeskunde aanvaard is voor de discipline waarin hij opgeleid wil worden. »
Art. 4.Artikel 21, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een punt 4°, luidend als volgt : « 4° van een attest dat aantoont dat de kandidaat met vrucht een specifieke universitaire opleiding heeft gevolgd; voor de kandidaat-specialisten moet deze opleiding gelijktijdig hebben plaatsgevonden met de eerste twee jaar van hun opleiding. »
Art. 5.Artikel 39 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 39.§ 1. De erkenning als stagemeester of als stagedienst voor de opleiding van geneesheer-specialisten wordt verleend voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar. § 2. De erkenning als stagemeester of als stagedienst voor de opleiding van huisartsen wordt de eerste maal verleend voor een termijn van twee jaar.
De erkenning kan daarna verlengd worden voor een periode van vijf jaar indien de stagemeester tijdens die eerste twee jaar ten minste één kandidaat-huisarts heeft opgeleid en/of gedurende één jaar seminaries voor huisartsen heeft geleid.
Verdere verlengingen van vijf jaar zijn mogelijk indien de stagemeester in de voorgaande periode van vijf jaar ten minste één kandidaat-huisarts voor een periode van zes maand heeft opgeleid en/of gedurende één jaar seminaries voor huisartsen heeft geleid. § 3. De aanvraag tot hernieuwing moet zes maanden vóór het verstrijken van de termijn worden ingediend.
De procedurevoorschriften van de artikelen 34, 35, 36, 37 en 38 gelden ook voor de aanvraag tot hernieuwing.
Indien bij het verstrijken van de termijn geen beslissing is getroffen, blijft de erkenning gelden tot de Minister over de aanvraag om hernieuwing heeft beslist. »
Art. 6.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA