gepubliceerd op 06 juli 2009
Koninklijk besluit tot wijziging van de toelage « Brussels Hoofdstedelijk Gewest » van het personeel van de politiediensten
16 JUNI 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van de toelage « Brussels Hoofdstedelijk Gewest » van het personeel van de politiediensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2005 tot regeling van de structurele detacheringen van personeelsleden van de politiediensten en van soortgelijke toestanden en tot invoering van verschillende maatregelen;
Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 235bis van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op 25 september 2008;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 december 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 26 februari 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 11 maart 2009;
Gelet op het advies van de Adviesraad van burgemeesters, gegeven op 4 februari 2009;
Gelet op het advies 46.288/2 van de Raad van State, gegeven op 6 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol)
Artikel 1.In artikel VI.II.10, eerste lid, RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « of naar een andere dienst waar de aanwijzing als personeelslid wordt uitgevoerd via mobiliteit » worden ingevoegd tussen de woorden « federale politie » en de woorden « , komt uitsluitend »; b) 1° wordt vervangen als volgt : « 1° een aanwezigheidstermijn heeft volbracht van vijf jaar in de betrekking die het bekleedt, met inbegrip van de duur van, in voorkomend geval, de functionele opleiding voor die betrekking en de termijn bedoeld in artikel VI.II.26. Mits toestemming van de korpschef voor de lokale politie of van de commissaris-generaal of van de betrokken directeur-generaal voor de federale politie, komt het personeelslid evenwel in aanmerking voor de mobiliteit na een termijn van drie jaar. »
Art. 2.In artikel XI.I.1, eerste lid, 2°, RPPol, worden de woorden « XI.III.28 tot en met 30 » vervangen door de woorden « XI.III.28ter ».
Art. 3.De artikelen XI.III.28 en XI.III.28bis RPPol, worden vervangen als volgt : « Art. XI.III.28. De personeelsleden die aangewezen zijn voor een betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitzondering van de betrekkingen bedoeld in artikel XI.III.12, eerste lid, 3° en 5°, genieten een toelage waarvan het bedrag is vastgesteld in de tabel van bijlage 7.
Die toelage is verschuldigd aan het personeelslid in dienstactiviteit dat na 1 januari 2009 is aangewezen voor een betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het bedrag wordt nadien jaarlijks herzien in functie van de aanwezigheidstermijn voor zover het personeelslid ononderbroken een betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft behouden.
Een aanwezigheidsjaar is verstreken op de verjaardatum van de dag waarop de aanwijzing heeft plaatsgevonden.
In geval van non-activiteit, een voltijdse loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 116 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen of van disponibiliteit gedurende het jaar, wordt de verjaardatum uitgesteld met het aantal dagen van non-activiteit, loopbaanonderbreking of van disponibiliteit. Die afwezigheden schorsen de aanwezigheidstermijn.
Na een aanwezigheidstermijn van vijf jaar in een betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voor zover het ononderbroken een betrekking bekleedt op dat grondgebied, blijft het personeelslid dat zich niet verbindt krachtens artikel XI.III.28bis, het bedrag van de toelage bedoeld in de vijfde kolom van de tabel van bijlage 7 genieten.
Art. XI.III.28bis. § 1. Na een aanwezigheidstermijn van vijf jaar in een betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, genieten de personeelsleden bedoeld in artikel XI.III.28 die zich ertoe verbinden een aanwezigheidstermijn van vijf jaar na te komen, naar gelang van het geval, in hun korps van de lokale politie, binnen de diensten van de federale politie of in een dienst die rechtsteeks afhangt van een andere overheid, die gesitueerd is op dat grondgebied, de hoogste toelage van de tabel van bijlage 7. Het personeelslid geniet dit bedrag zolang het de lopende verbintenis naleeft.
Een aanwezigheidsjaar is verstreken op de verjaardatum van de dag waarop de aanwijzing heeft plaatsgevonden.
De verbintenis van het personeelslid wordt vastgesteld op een document, waarvan het model wordt bepaald in bijlage 18bis, dat vaststelt vanaf wanneer de aanwezigheidstermijn van vijf jaar aanvangt. Dit document wordt in het mobiliteitsdossier van het betrokken personeelslid gevoegd.
De personeelsleden bedoeld in het eerste lid, die het voordeel van de hoogste toelage wensen te behouden, moeten hun verbintenis om de vijf jaar hernieuwen. De aanvraag daartoe geschiedt aan de hand van het document bedoeld in bijlage 18bis en dit ten laatste twee maanden vóór het verstrijken van de eerdere verbintenis. § 2. Indien vóór het verstrijken van de aanwezigheidstermijn van vijf jaar, de verbintenis niet wordt nageleefd omwille van één van de redenen bedoeld in artikel XI.III.29, § 4, wordt de verbintenis verbroken en betaalt het personeelslid het verschil tussen de bedragen uitgekeerd vanaf zijn verbintenis en deze die het ontvangen zou hebben indien het zich niet verbonden had, terug, tenzij zijn aanwezigheidstermijn reeds meer dan tien jaar bedraagt en het onmiddellijk opnieuw wordt aangewezen voor een andere betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Het personeelslid kan zich onmiddellijk opnieuw verbinden in een betrekking verkregen door mobiliteit op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor een nieuwe termijn van vijf jaar.
Het personeelslid, voor zover het op een onderbroken wijze een betrekking op het grondgebied van hetBrussels Hoofdstedelijk Gewest bekleedt, dat zich niet onmiddellijk opnieuw verbindt, geniet het bedrag van de toelage voorzien in de vijfde kolom van de tabel van bijlage 7. § 3. Indien het personeelslid wordt herplaatst in een betrekking buiten het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt de verbintenis automatisch beëindigd. De terugbetaling van de reeds ontvangen bedragen is niet verschuldigd. § 4. Voor de personeelsleden die, gelet op de leeftijd van verplichte oppensioenstelling, geen vijf volle dienstjaren meer kunnen presteren, wordt de verbintenis vervangen door de verbintenis om te blijven tot de voormelde leeftijd. »
Art. 4.In artikel XI.III.28ter RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Art.XI.III.28ter. Naast de toepassing van de artikelen XI.III.28 en XI.III.28bis genieten de inspecteurs van politie, benoemd in een korps van lokale politie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarvan de personeelsbezetting deficitair is ten aanzien van de personeelsformatie van de zone en die zich ertoe verbinden in die zone een aanwezigheidstermijn van zeven jaar voor de eerste verbintenis of van vijf jaar voor de hernieuwde verbintenis na te komen, daarenboven een toelage waarvan het jaarlijkse bedrag is vastgesteld in de kolom 6 van de tabel van bijlage 7, vanaf de verbintenis bedoeld in het derde lid. »; 2° in het derde lid worden de woorden « of zeven » ingevoegd tussen de woorden « vijf » en de woorden « jaar »;3° in het vierde lid worden de woorden « om de vijf jaar » opgeheven;4° in het zesde lid worden de woorden « naar gelang van het geval, geen zeven of » ingevoegd tussen de woorden « oppensioenstelling » en de woorden « geen vijf »; 5° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : « Het personeelslid dat omwille van één van de redenen bedoeld in artikel XI.III.29, § 4, die verbintenis niet naleeft, betaalt het totaal van de sinds het aangaan van zijn laatste verbintenis op grond van dit artikel ontvangen toelagen terug aan de betrokken politiezone, tenzij zijn aanwezigheidstermijn reeds meer dan tien jaar bedraagt en het onmiddellijk opnieuw wordt aangewezen voor een andere betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. »
Art. 5.In artikel XI.III.29 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf worden de woorden « naar gelang het geval, in artikel XI.III.28, derde of vierde lid, of XI.III.28bis » vervangen door de woorden « in artikel XI.III.28, derde en vierde lid of de datum van de verbintenis bedoeld, naar gelang van het geval, in artikel XI.III.28bis of XI.III.28ter »; 2° de paragrafen 3 en 4 worden vervangen als volgt : « § 3.De toelagen bedoeld in de artikelen XI.III.28bis en XI.III.28ter zijn niet meer verschuldigd wanneer het personeelslid de in die artikelen bedoelde verbintenis niet hernieuwt. § 4. Geven aanleiding tot de terugbetaling bedoeld in de artikelen XI.III.28bis en XI.III.28ter : -de mobiliteit naar een zone van lokale politie of naar de federale politie of naar een andere dienst die onmiddellijk afhangt van een andere overheid op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of naar een andere betrekking buiten het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - het verlof voorafgaand aan het pensioen; - de verloven bedoeld in de Titels XII, XIII en XIV van Deel VIII; - het verlof voor voltijdse loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 116 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen; - de definitieve ambtsontheffing en de ambtsneerlegging bedoeld in Titel I van Deel IX. De terugbetaling is niet verschuldigd wanneer het betrokken personeelslid de verbintenissen bedoeld in de artikelen XI.III.28bis en XI.III.28ter niet kan naleven ingevolge een hem krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling opgelegde mobiliteit of ingevolge de indienstneming van een personeelslid van het administratief en logistiek kader in het operationeel kader of vice versa.
Het overlijden van het betrokken personeelslid of de op pensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid geeft geen aanleiding tot terugbetaling. »
Art. 6.In Deel XI, Titel III, RPPol, wordt Hoofdstuk Vbis, dat de artikelen XI.III.30bis tot en met XI.III.30quater bevat, ingevoegd bij artikel 33 van het koninklijk besluit van 23 maart 2007, opgeheven.
Art. 7.In het RPPol wordt de bijlage 7 vervangen door de bijlage 1 bij dit besluit.
Art. 8.In bijlage 18 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « vijf jaar » worden vervangen door de woorden « zeven jaar (eerste verbintenis)/vijf jaar (hernieuwing van de verbintenis) »;2° de woorden « of naar een andere dienst die onmiddellijk afhangt van een andere overheid » worden ingevoegd tussen de woorden « naar een andere zone van lokale politie » en de woorden « vóór die vervaldatum ».
Art. 9.In het RPPol wordt de bijlage 18bis vervangen door de bijlage 2 bij dit besluit. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 26 maart 2005 tot regeling van de structurele detacheringen van personeelsleden van de politiediensten en van soortgelijke toestanden en tot invoering van verschillende maatregelen
Art. 10.In artikel 18, § 1, 1°, van het koninklijk besluit van 26 maart 2005 tot regeling van de structurele detacheringen van personeelsleden van de politiediensten en van soortgelijke toestanden en tot invoering van verschillende maatregelen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden « artikel XI.III.28bis » vervangen door de woorden « artikel XI.III.28 »; b) in het eerste lid wordt de zin « Het jaarlijkse bedrag van deze toelage wordt evenwel vastgesteld, volgens de aanwezigheidsperiode, in de tabel 2 van bijlage 7, RPPol.» opgeheven. c) in het tweede lid worden de woorden « tweede en derde lid, RPPol » vervangen door de woorden « derde en vierde lid, RPPol »; d) in het derde lid worden de woorden « of XI.III.28bis » ingevoegd tussen de woorden « XI.III.28 » en de woorden « RPPol ». HOOFDSTUK 3. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 11.De personeelsleden van het operationeel kader, die vóór 1 januari 2009 zijn aangewezen voor een betrekking op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die een dergelijke betrekking op ononderbroken wijze blijven uitoefenen, blijven onderworpen aan de bepalingen betreffende de toekenning van de toelage « Brussels Hoofdstedelijk Gewest » die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Het artikel XI.III.28ter, zevende lid, RPPol, ingevoegd bij dit besluit, is evenwel ook toepasselijk op de inspecteurs van politie die zich verbinden of verbonden hebben om in een politiezone in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een aanwezigheidstermijn van vijf jaar na te komen.
Art. 12.In afwijking van artikel XI.III.28, tweede lid, RPPol, wordt aan de personeelsleden van het administratief en logistiek kader bedoeld in artikel XI.III.28, eerste lid, RPPol, de toelage toegekend vanaf 1 januari 2008. De aanwezigheidstermijn voor de bepaling van het bedrag van de toelage loopt vanaf dezelfde datum.
Voor de personeelsleden die de toelage genoten vóór 1 januari 2008, wordt de aanwezigheidstermijn in rekening genomen vanaf de datum van de verbintenis die zij hebben ondertekend krachtens artikel XI.III.30bis RPPol, opgeheven door dit besluit.
De verbintenissen bedoeld in het tweede lid vervallen.
Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009, met uitzondering van artikel 12 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2008.
Art. 14.In afwijking van artikel 13 geldt voor de personeelsleden van het administratief en logistiek kader de in artikel 1 bedoelde aanwezigheidstermijn van vijf jaar voor de aanwijzingen in het raam van de mobiliteitscycli geïnitieerd na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 15.De Minister bevoegd voor Justitie en de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 juni 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Binnenlandse Zaken, G. DE PADT
Bijlage 1 bij het koninklijk besluit 16 juni 2009 tot wijziging van de toelage « Brussels Hoofdstedelijk Gewest » van het personeel van de politiediensten Bijlage 7 bij het koninklijk besluit van 30 maart 2001 Toelage « Brussels Hoofdstedelijk Gewest » in EUR
Année 1 Jaar 1
Année 2 Jaar 2
Année 3 Jaar 3
Année 4 Jaar 4
Année 5 Jaar 5
Année 6 et suivantes sur engagement Jaar 6 en volgende mits verbintenis
669,32
803,18
937,04
1 070,91
1 204,77
1 338,63
Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 juni 2009 tot wijziging van de toelage « Brussels Hoofdstedelijk Gewest » van het personeel van de politiediensten.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Binnenlandse Zaken, G. DE PADT
Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 16 juni 2009 tot wijziging van de toelage « Brussels Hoofdstedelijk Gewest » van het personeel van de politiediensten Bijlage 18bis van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 Aanwezigheidstermijn.
Naam : . . . . .
Voornaam : . . . . .
Identificatienummer : . . . . .
Hierbij verleen ik mijn akkoord om een aanwezigheidstermijn van vijf jaar na te leven, die aanvangt vanaf de ondertekening van dit document, de politiezone/de directie of dienst die rechtstreeks afhangt van de commissaris-generaal of een directeur-generaal van de federale politie/de dienst die rechtstreeks afhangt van een andere overheid (schrappen wat niet past) hierna vermeld : In geval van verlof voorafgaand aan het pensioen, definitieve ambtsontheffing bedoeld in Titel I van Deel IX RPPol, één van de verloven bedoeld in de Titels XII (verlof voor het uitoefenen van een ambt bij een politiek mandataris), XIII (verlof voor opdracht van algemeen belang) en XIV (afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden) van Deel VIII RPPol, verlof voor voltijdse loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 116 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, of vertrek naar de diensten van de federale politie of een ander korps van de lokale politie of een andere dienst die rechtstreeks afhangt van een andere overheid die gesitueerd is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of naar elke betrekking buiten Brussel Hoofdstad vóór die vervaldatum, weet ik dat ik het verschil tussen de bedragen uitgekeerd vanaf mijn verbintenis en deze die ik ontvangen zou hebben indien ik mij niet verbonden had, bij toepassing van artikel XI.III.28bis RPPol zal moeten terugbetalen.
Ik weet ook dat ik het recht op de toelage bedoeld in artikel XI.III.28bis RPPol verlies wanneer ik deze verbintenis niet hernieuw ten laatste twee maanden vóór het verstrijken van de geldigheidstermijn ervan.
Datum : . . . . .
Handtekening : . . . . . » Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 juni 2009 tot wijziging van de toelage « Brussels Hoofdstedelijk Gewest » van het personeel van de politiediensten.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Binnenlandse Zaken, G. DE PADT