gepubliceerd op 06 december 1997
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1996 , gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot vaststelling van de arbeids- en beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen
16 JULI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1996 , gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot vaststelling van de arbeids- en beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1996, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot vaststelling van de arbeids- en beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 juli 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1996 Arbeids- en beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen (Overeenkomst geregistreerd op 14 augustus 1996 onder het nummer 42429/CO/305.02) HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel.
De verhogingen van de baremieke weddeschalen vastgelegd in deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn evenwel niet van toepassing op de inrichtingen die, ter uitvoering van de artikelen 2 tot 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 1995 houdende vaststelling van de arbeids- en beloningsvoorwaarden van het personeel van de privé-ziekenhuizen, loonsverhogingen hebben toegekend die minstens evenwaardig zijn aan deze, overeengekomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 2.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de algemene regelen vast welke van toepassing zijn op al de werknemers en beogen slechts minimumlonen te bepalen terwijl aan de partijen de vrijheid wordt overgelaten gunstiger voorwaarden overeen te komen, mits rekening te houden enerzijds, met de bijzondere bekwaamheid en de persoonlijke verdiensten van de betrokkenen en anderzijds, met eventuele beperkende wettelijke maatregelen.
Zij mogen geen afbreuk doen aan de bepalingen welke voor de werknemers gunstiger zijn, daar waar dergelijke toestand bestaat.
Artikel 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het basisakkoord voor een meerjarenplan voor de gezondheidssector van 4 juli 1991 en het raamakkoord van 29 juni 1992 voor de bejaardentehuizen en de rust- en verzorgingstehuizen.
Artikel 4.De opsomming van de functies gerangschikt in de verschillende hierna vastgestelde categorieën, geldt als voorbeeld en is niet beperkend.
Artikel 5.De weddeschalen vermeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepalen de jaarlijkse basisbedragen per anciënniteitsjaar. Elke conventionele aanpassing van de jaarlijkse basisbedragen wordt berekend op deze die op de datum van de conventionele aanpassing van toepassing zijn. Bij de vaststelling ervan worden alle decimalen verwaarloosd, zonder enige afronding.
Zij gelden als minimumbarema's vanaf hun respectievelijke data. HOOFDSTUK II. - Gewaarborgd minimumloon
Artikel 6.Verwijzend naar de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1992, betreffende de waarborg van een minimumloon, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 maart 1993, wordt het gewaarborgd minimumloon van het verzorgend, verplegend en paramedisch personeel van 21 jaar of ouder vastgesteld op een jaarlijks basisbedrag van 458.381 F vanaf 1 januari 1996. Dit cijfer stemt overeen met een maandbedrag van 38.198 F en met een uurloonbedrag van 231,97 F. Deze aanpassing geldt voor al het personeel met ingang vanaf 1 juli 1996.
Het gewaarborgd minimumloon van de personeelsleden van minder dan 21 jaar wordt respectievelijk vastgesteld op een percentage van voornoemd basisbedrag, namelijk : 95 pct. op 20 jaar; 90 pct. op 19 jaar; 85 pct. op 18 jaar; 80 pct. op 17 jaar; 75 pct. op 16 jaar en jonger.
Het gewaarborgd minimumloon is een recht waarop elke werknemer zich kan beroepen, ongeacht de toekenning van premies, toelagen, vergoedingen en toeslagen, van welke aard ook.
Voor het bediendenpersoneel dat met onvolledige dienstbetrekking is tewerkgesteld, wordt het gewaarborgd minimum maandloon, zoals bepaald in dit artikel, berekend naar rato van de duur van de maandelijkse arbeidsprestatie.
Het opklimmen in de loonschaal wordt slechts toegepast vanaf het ogenblik dat het loon van de loonschaal het gewaarborgd minimum uur- of maandloon bereikt of overschrijdt. HOOFDSTUK III. - Werklieden en technisch personeel 1. Loonprogrammatie Artikel 7.§ 1. Alle baremieke weddeschalen worden verhoogd met 1,5 pct. vanaf 1 juli 1996.
Deze staan vermeld in artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. Alle baremieke weddeschalen worden verhoogd met 1 pct. vanaf 1 oktober 1996.
Deze staan vermeld in artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. 2. Beroepsindeling - Toegekende loonschalen.
Artikel 8.De werklieden en het technisch personeel wordt in zeven categorieën ingedeeld, volgens het hiernavolgende schema, waaraan de volgende loonschalen worden toegekend : - 1e categorie : ongeschoold : niet in het bezit van diploma, brevet of getuigschrift.
Hulparbeider, schoonmaker, nachtwaker, huisbewaarder.
Toegekende schaal : 2.10. - 2e categorie : half geschoold : werknemer met een vorming of beroepsbekwaamheid gelijkwaardig aan het lager secundair beroepsonderwijs of onvolledig lager secundair technisch onderwijs.
Wasvrouw, helper-tuinier, strijkster, linnennaaister, helper van geschoolde arbeider.
Toegekende schaal : 2.12. - 3e categorie : geschoold : werknemer met een vorming of beroepsbekwaamheid gelijkwaardig aan het hoger secundair beroepsonderwijs of lager secundair technisch onderwijs.
Electricien, tuinier, metselaar, schrijnwerker, loodgieter, schilder, magazijnier, autobestuurder.
Toegekende schaal : 2.22. - 4e categorie : geschoold : vorming of beroepsbekwaamheid gelijkwaardig aan het hoger secundair technisch onderwijs.
Linnennaaister, tuinier, loodgieter, schrijnwerker, electricien, kok.
Toegekende schaal : 2.30. - 5e categorie : meer dan geschoold en ploegbaas : houder van een diploma van hoger secundair technisch onderwijs die een bijkomende vorming voor zijn functie heeft genoten, verantwoordelijk voor een groep werklieden en belast met de coördinatie van hun activiteiten.
Meestergast, chef van de wasserij, chef-tuinier, chef van de keuken.
Toegekende schaal : 2.40. - 6e categorie : verantwoordelijke van de arbeiders : houder van een diploma van hogere scholing en/of specialisatie.
Toegekende schaal : 2.55. - 7e categorie : houder van een diploma van technisch of industrieel ingenieur afgeleverd door het hoger technisch onderwijs van het lange type.
Toegekende schaal : 2.66. 3. Minimumlonen Artikel 9.De barema's en de jaarlijkse minimumloonschalen voor de werklieden en het technisch personeel worden als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK IV. - Administratief personeel 1. Loonprogrammatie Artikel 10.§ 1. Alle baremieke weddeschalen worden verhoogd met 1.5 pct. vanaf 1 juli 1996.
Deze staan vermeld in artikel 12 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. Alle baremieke weddeschalen worden verhoogd met 1 pct. vanaf 1 oktober 1996.
Deze staan vermeld in artikel 12 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. 2. Beroepsindeling - Toegekende loonschalen Artikel 11.Het administratief personeel wordt in vijf categorieën ingedeeld volgens de hiernavolgende algemene criteria, waaraan volgende loonschalen worden toegekend : - 1e categorie : ongeschoold : niet in het bezit van een diploma, brevet of getuigschrift.
Toegekende schaal : 2.10. - 2e categorie : personeel houder van : - getuigschrift lager secundair onderwijs of gelijkwaardig getuigschrift afgeleverd door de centrale examencommissie; - een diploma van een afdeling toebehorend aan de groep handel, administratie en organisatie van een cursus lager technisch secundair niveau; - brevet van de afdeling kantoorwerk afgeleverd door een hogere secundaire beroepsschool; - gelijkgesteld diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie.
Klerk, telefonist van centrale of belast met het beantwoorden van de oproepen op eigen initiatief, bediende belast met het onthaal, typist, beginnend stenotypist, bediende belast met elementaire boekhoudingswerkzaamheden, codeerder.
Toegekende schaal : 2.22. - 3e categorie : personeel houder van : - eindgetuigschrift middelbaar onderwijs hogere graad of gelijkwaardig getuigschrift uitgereikt door de centrale examencommissie; - een diploma van een afdeling handel, administratie en organisatie van een cursus hoger secundair technisch niveau; - gelijkwaardig diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie.
Opsteller, bediende die nota's en fakturen opmaakt, typist die berichten en gewone briefwisseling verzorgt aan de hand van summiere aanwijzingen, stenotypist in één enkele landstaal, bediende van de dienst "lonen en sociale wetten" die de verschillende werkzaamheden van de dienst kan verrichten, hulpboekhouder, kassier.
Toegekende schaal : 2.40 - 2.57. - 4e categorie : personeel houder van : - een eindgetuigschrift van het economisch hoger onderwijs van het korte type; - gelijkgesteld diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie.
Directiesecretaresse, stenotypist die in twee van de drie landstalen of in één landstaal en in één vreemde taal kan werken, hoofdbediende van de dienst "lonen en sociale wetten", boekhouder, hoofdbediende van het economaat.
Toegekende schaal : 2.43 - 2.55. - 5e categorie : personeel houder van een diploma uitgereikt door het technisch hoger onderwijs en waarvan het bezit vereist is bij de aanwerving.
Sociaal assistent.
Boekhoudkundig personeel houder van een : - eindgetuigschrift van het economisch hoger onderwijs van het korte type. - gelijkgesteld diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie die de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de boekhouding in een instelling.
Toegekende schaal : 2.55 - 2.61 - 2.77. 3. Minimumlonen Artikel 12.De barema's en de jaarlijkse minimumloonschalen voor het administratief personeel worden als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK V. - Verzorgend, verplegend en paramedisch personeel 1. Loonprogrammatie Artikel 13.Alle baremieke weddeschalen van het verzorgend, verplegend en paramedisch personeel worden verhoogd met 2,5 pct. vanaf 1 januari 1996. 2. Beroepsindeling - Toegekende loonschalen Artikel 14.Het verzorgend, verplegend en paramedisch personeel wordt in acht categorieën ingedeeld volgens de hiernavolgende algemene criteria, waaraan volgende loonschalen worden toegekend : - 1e categorie : personeel dat niet over een brevet, een attest, een getuigschrift, diploma of anciënniteit beschikt om aanspraak te kunnen maken op een hoger barema.
Toegekende schaal : 2.12 A. - 2e categorie : personeel dat geen houder is van een brevet, attest, getuigschrift of diploma afgeleverd door een onderwijsinstelling, zoals vermeld in de hogere categorieën, maar dat : - ofwel op datum van 26 mei 1992 de leeftijd bereikt had van 45 jaar en voorzover het in de voorgaande jaren een beroepsactiviteit kan bewijzen die tenminste gelijk is aan het equivalent van 5 jaar voltijdse tewerkstelling in een erkend rustoord voor bejaarden, in een rust- en verzorgingstehuis of in een ziekenhuis; - ofwel de bijscholing volgt zoals voorzien in het ministerieel besluit van 5 april 1995; - ofwel om reden van beroepservaring erkend wordt als verzorgende door elke bevoegde overheid, ongeacht of het hier gaat over de federale, de gemeenschaps- of de gewestoverheid.
Toegekende schaal : 2.12bis. - 3e categorie : personeel dat een titel heeft verworven in het kader van een kwalificerende vorming die evenwel onvoldoende is om aanspraak te kunnen maken op de schaal 2.22bis.
Een lijst met voorbeelden van de titels die aanleiding geven tot de toekenning van de schaal die overeenstemt met de 3e categorie wordt weergegeven in bijlage 1.
Toegekende schaal : 2.18bis. - 4e categorie : personeel dat een kwalificerende titel heeft behaald op het niveau van het hoger secundair of gelijkgesteld onderwijs.
Een lijst met voorbeelden van de titels die aanleiding geven tot de toekenning van de schaal die overeenstemt met de 4e categorie wordt weergegeven in bijlage 2.
Toegekende schaal : 2.22bis. - 5e categorie : verplegend personeel houder van een brevet van ziekenhuisassistent.
Toegekende schaal : 2.40 - 2.57bis. - 6e categorie : het verplegend personeel houder van een brevet van gebreveteerde verpleger (A2).
Toegekende schaal : 2.43 - 2.55bis. - 7e categorie : het personeel dat houder is van het diploma van gegradueerde (A1) in de verpleegkunde, in de kinesitherapie, in de ergotherapie, in de diëtetiek, in de logopedie, enz.
Toegekende schaal : 2.55 - 2.61 - 2.77bis. - 8e categorie : verplegend personeel dat houder is van het diploma van sociale verpleegkundige of gegradueerde verpleegkundige met diploma van bijkomende specialisatie wanneer deze diploma's vereist worden bij de aanwerving.
Toegekende schaal : 2.55 - 2.61 - 2.77bis + 2 jaar. 3. Minimumlonen.
Artikel 15.De barema's en de jaarlijkse minimumloonschalen voor het verzorgend, verplegend en paramedisch personeel worden als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4. Inhaalvergoeding Artikel 16.Er wordt aan al het verzorgend, verplegend en paramedisch personeel een forfaitaire inhaalvergoeding toegekend ten bedrage van 20.000 F voor voltijds personeel en pro rata de contractuele arbeidstijd voor deeltijds personeel.
Deze forfaitaire inhaalvergoeding wordt uitbetaald aan elke werknemer die op 18 december 1995 verbonden is door een arbeidsovereenkomst met de instelling of door een stageovereenkomst overeenkomstig het koninklijk besluit nr 230 van 21 december 1983. De eerste helft van deze inhaalvergoeding wordt aan de betrokken werknemers effectief uitbetaald vóór 1 juli 1996 en de tweede helft vóór 1 oktober 1996.
De forfaitaire inhaalvergoeding dekt de referentieperiode lopende van 1 augustus 1994 tot 31 december 1995. Ze omvat 17 maanden. Elke begonnen maand in de referentieperiode tijdens dewelke de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst of een stageovereenkomst bij de werkgever waar hij in dienst is of was op 18 december 1995, geeft bijgevolg recht op een inhaalvergoeding van 1.100 F voor de periode gaande van 1 augustus 1994 tot 31 juli 1995 en van 1.360 F voor de periode van 1 augustus 1995 tot 31 december 1995. HOOFDSTUK VI. - Gemeenschappelijke bepalingen 1. Bevordering Artikel 17.Op het ogenblik van zijn bevordering van een categorie naar een andere, heeft elke werknemer onmiddellijk recht op het loonbarema van de nieuwe functie die hij uitoefent, rekening houdend met de verworven anciënniteit. 2. Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen Artikel 18.Al de in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene minimumbarema's en het gewaarborgd minimumloon, evenals de werkelijk uitbetaalde lonen en wedden, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk, overeenkomstig de modaliteiten welke zijn vastgesteld bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmede rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bedragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Zij worden beschouwd als zijnde in overeenstemming met het spilindexcijfer 102,02 - basis 1988 (cfr. 138,01 - basis 1981), vereffening aan 100 pct.
Het geïndexeerde maandloon is gelijk aan het door twaalf gedeelde geïndexeerde jaarloon, terwijl alle decimalen worden verwaarloosd, zonder enige afronding.
Het geïndexeerde uurloon is gelijk aan het geïndexeerde jaarloon gedeeld door 1976 (arbeidstijdregeling van 38 uur per week, vermenigvuldigd met 52 weken) of gedeeld door 2080 (arbeidstijdregeling van 40 uren per week, vermenigvuldigd met 52 weken).
Het geïndexeerde uurloon wordt berekend met inbegrip van de honderdsten, zonder enige afronding. 3. Voordelen in natura Artikel 19.De werknemers die inwonen moeten de kosten ervan dragen volgens een met de werkgever te sluiten overeenkomst. De inwoningskosten mogen evenwel maandelijks de bedragen niet overschrijden welke zijn vastgesteld bij artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. 4. Verlof voor deelname aan examens Artikel 20.De werknemer mag, mits akkoord van de werkgever, afwezig zijn de dag van een examen dat betrekking heeft op één van de functies die worden uitgeoefend in de instelling. 5. Vaststelling van de baremieke anciënniteit in de schaal.
Artikel 21.Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1975, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten, tot vaststelling van de berekening van de anciënniteit bij indiensttreding van bepaalde werknemers, wordt de baremieke anciënniteit voor elke werknemer berekend vanaf de eerste dag van de maand tijdens dewelke de werknemer in dienst is getreden van de instelling.
Voor de werknemers die bij hun indiensttreding niet voldoen aan de minimum aanvangsleeftijd voorzien in hun schaal, wordt de baremieke anciënniteit berekend vanaf de eerste dag van de maand tijdens dewelke de werknemer de vereiste minimumleeftijd bereikt. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Artikel 22.Artikel 10, eerste lid van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 december 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot vaststelling van de arbeids- en beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor bejaarden en de rust- en verzorgingstehuizen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 mei 1996 (Belgisch Staatsblad van 21 juni 1996), wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 10.Verwijzend naar de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1992, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de waarborg van een minimumloon, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 maart 1993, wordt het gewaarborgd minimumloon van het personeel van 21 jaar of ouder vastgesteld op een jaarlijks basisbedrag van 458.381 F vanaf 1 juli 1996.
Dit cijfer stemt overeen met een maandbedrag van 39.198 F en met een uurloonbedrag van 231,98 F. ».
Artikel 23.Deze collectieve arbeidsovereenkomst coördineert de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 1991, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot vaststelling van de arbeids- en loonsvoorwaarden van sommige werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 juni 1992 (Belgisch Staatsblad van 26 juni 1992) en de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 december 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot vaststelling van de arbeids- en beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 mei 1996 (Belgisch Staatsblad van 21 mei 1996).
De baremieke weddeschalen die in de eerstgenoemde collectieve arbeidsovereenkomst vermeld staan blijven voor het werklieden- en het technisch personeel en voor het administratief personeel gelden tot 30 juni 1996.
Artikel 24.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 18 december 1995, behoudens de bepalingen van artikel 21 van deze collectieve arbeidsovereenkomst die slechts in werking treden op 24 juni 1996.
Zij is gesloten voor onbepaalde duur en kan worden opgezegd door elk van de partijen mits een opzeggingstermijn van drie maanden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1997.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage I bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1996, tot vaststelling van de arbeids- en beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen Op de schaal 2.18bis kunnen aanspraak maken : 1. Opleiding verstrekt in de Franse Gemeenschap 1.1. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift uitgereikt door een onderwijsinstelling van het lager middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap : - het technisch, beroeps- of buitengewoon lager middelbaar onderwijs met volledig leerplan, van de studierichtingen "services aux personnes" of "services sociaux et familiaux"; - het technisch of lager middelbaar beroepsonderwijs of de hogere middelbare overgangsafdeling in het systeem van sociale promotie, vb. "auxiliaire gériatrique". 1.2. De personen die houder zijn van een getuigschrift van genoten opleiding uitgereikt door een instelling die niet afhangt van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, voor zover deze erkend is door een federale, communautaire of regionale voogdijminister, onder andere : - het brevet van familiale help(st)er; - het brevet van bejaardenhelp(st)er; - een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokken persoon met vrucht de vorming van "auxiliaire gériatrique" heeft gevolgd, getuigschrift uitgereikt door : - de FOREM te Luik; - de V.Z.W. "C.O.B.E.F.F. » te Brussel; - de V.Z.W. "Actions intégrées de développement - A.I.D. » te Brussel. 2. Opleiding verstrekt in de Vlaamse Gemeenschap 2.1. De personen die houder zijn van een getuigschrift verkregen in een onderwijsinstelling met volledig leerplan of voor sociale promotie van het lager middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap : 2.1.1. het getuigschrift van ziekenhuishelp(st)er, uitgereikt door het "Hoger Instituut voor Verpleegkunde" te Antwerpen tot en met het schooljaar 1970-1971; 2.1.2. het kwalificatiegetuigschrift van de opleiding personenzorg uitgereikt door het buitengewoon secundair onderwijs. 2.2. De personen die houder zijn van een getuigschrift van genoten opleiding uitgereikt door een instelling die niet afhangt van het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, voor zover deze erkend is door een federale, communautaire of regionale voogdijminister. 2.2.1. Overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 1988 en de wijzigende besluiten ervan tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelpsters : * de personen die houd(st)er zijn van een bekwaamheidsattest van gezins- en bejaardenhelp(st)er uitgereikt door een erkend opleidingscentrum; * alle personen die beschikken over een inschrijvingsbewijs van gezins- en bejaardenhelp(st)er uitgereikt door de Vlaamse Gemeenschap. 2.2.2. De opleiding verzorging-onderhoud en bejaardenverzorgster georganiseerd door het "Vormingscentrum Bassevelde" tot en met de cyclus 1993-1995. 2.2.3. De kwalificatie logistiek helper in de bejaardenzorg, uitgereikt door de V.Z.W. "WEB", Werkervaringsbedrijven te Turnhout, voor de opleidingscyclus 1993-1994. 2.2.4. Het getuigschrift van ziekendienster-bejaardenhulp en ziekendienster van het O.C.M.W., voorheen C.O.O., te Hasselt, uitgereikt voor 26 mei 1992. 3. Opleiding verstrekt in de Duitse Gemeenschap 3.1. De personen die houder zijn van een getuigschrift verkregen in een inrichting voor lager middelbaar onderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitse Gemeenschap. 3.2. De personen die houder zijn van een getuigschrift van genoten opleiding uitgereikt door een instelling die niet afhangt van het onderwijs van de Duitse Gemeenschap, voor zover deze erkend is door een federale, communautaire of regionale voogdijminister, onder andere : - het getuigschrift van gezins- en bejaardenhelp(st)er, uitgereikt door de FOREM en de "Krankenflegevereinung in der deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens - KPVDB" V.Z.W.; - het diploma van bejaardenhelp(st)er uitgereikt door het Nationaal Ministerie voor Volksgezondheid en Gezin. 4. De personen die met vrucht de bijscholing voor het personeel dat tewerkgesteld is in een rustoord (georganiseerd volgens de richtlijnen van het ministerieel besluit van 5 april 1995, artikel 2, § 4) hebben gevolgd.5. De personen die houder zijn van een buitenlands diploma dat door het onderwijs als evenwaardig wordt erkend. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1997.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage II bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1996, tot vaststelling van de arbeids- en beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen Op de schaal 2.22bis kunnen aanspraak maken : 1. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift, diploma, brevet of bekwaamheidsattest uitgereikt door een onderwijsinstelling van het hoger middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, in de volgende richtingen : - technisch onderwijs met volledig leerplan, onder andere : nursingaspirante, opvoeding, sociale technieken, "assistant(e) en gériatrie"; - beroepsonderwijs met volledig leerplan, onder andere : familiale of sanitaire hulp, kinderverzorging; - middelbaar hoger onderwijs voor sociale promotie, onder andere : "auxiliaire polyvalent(e) des services à domicile et en collectivités", opvoeder. 2. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift of bekwaamheidsattest uitgereikt door een onderwijsinstelling van het hoger middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap : Technisch 2.1.1. Nursingaspirante, bijzondere jeugdzorg; 2.1.2. 7de jaar jeugdzorg, leefgroep-(en)werking- bijzondere jeugdzorg, leefgroepwerking.
Beroeps 2.1.3. Familiale of sanitaire hulp, kinderverzorging, verzorging, nursing hostess; 2.1.4. Logistieke helper, verzorger(ster) residentiële- en thuishulp - systeem alternerend leren; 2.1.5. 7de jaar personenzorg; 2.1.6. Begeleider-animator voor bejaarden. 3. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift of bekwaamheidsattest uitgereikt door een onderwijsinstelling van het hoger middelbaar onderwijs "Familien- und Sanitätshilfe" georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitse Gemeenschap.4. De personen die houder zijn van : a) een attest waaruit blijkt dat men geslaagd is in het eerste jaar verpleegassistente of gebrevetteerde verpleegster;b) een attest waaruit blijkt dat men geslaagd is in : - het eerste jaar graduaat verpleegkunde; - het tweede jaar graduaat logopedie, kinesitherapie, ergotherapie, orthopedagogie, arbeidstherapie; - het tweede jaar licentiaat kinesitherapie of logopedie. 5. De personen die houder zijn van een buitenlands diploma dat door het onderwijs als evenwaardig wordt erkend. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1997.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld