gepubliceerd op 14 februari 2002
Koninklijk besluit tot wijziging, wat de arbeidsongevallenverzekeringen betreft, van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen
16 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat de arbeidsongevallenverzekeringen betreft, van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, inzonderheid op artikel 5, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1991 en bij het koninklijk besluit van 6 mei 1997, op artikel 14, § 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juni 1981, op artikel 16, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 6 april 1995 en bij de koninklijke besluiten van 9 juni 1981, 22 februari 1991, 12 augustus 1994 en 22 december 1995, en op artikel 96, § 1, 1°, vervangen bij de wet van 24 maart 1978;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, een laatste maal gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996 en 7 december 1998;
Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen van 5 november 2001;
Gelet op het advies van de Raad van de Controledienst voor de Verzekeringen van 5 november 2001;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de volgende beschouwingen : Overwegende dat België op 18 mei 2000 (zaak C-206/98 Europese Commissie c/ België) werd veroordeeld om zijn wetgeving betreffende de arbeidsongevallenverzekering in overeenstemming te brengen met de derde richtlijn inzake de niet-levensverzekering;
Overwegende dat de Europese Commissie op de realisatie van deze omzetting wacht en dat te allen prijze moet worden vermeden dat de sancties bedoeld bij artikel 228, paragraaf 2 van het EG-verdrag worden toegepast;
Overwegende dat de wet van 10 augustus 2001 houdende de aanpassing van de arbeidsongevallenverzekering aan de Europese richtlijnen betreffende de directe verzekering met uitzondering van de levensverzekering op 17 september 2001 in werking is getreden;
Overwegende dat die wet de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringondernemingen voor wat betreft de arbeidsongevallenverzekering aanpast aan de voormelde Europese richtlijnen met als gevolg dat het prudentiële toezicht op de arbeidsongevallenverzekering voortaan in de wet van 9 juli 1975 wordt geregeld;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 10 november 2001 tot uitvoering van de wet van 10 augustus 2001 houdende aanpassing van de Europese richtlijnen betreffende de directe verzekering met uitzondering van de levensverzekering een aantal prudentiële regels, voorzien in de reglementering inzake de arbeidsongevallen, opheft;
Overwegende dat het voornoemd besluit in werking is getreden de dag waarop het werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, namelijk op 11 december 2001;
Overwegende dat ten einde een juridische leemte te vermijden het noodzakelijk is de nieuwe prudentiële regels die de arbeidsongevallenverzekeraars voortaan zullen moeten volgen in werking te laten treden op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 10 november 2001, te weten op 11 december 2001, de datum waarop de oude regels in de arbeidsongevallenwetgeving werden opgeheven;
Overwegende dat de noodzaak zich dan ook opdringt de uitvoeringsbesluiten van de wet van 9 juli 1975 onverwijld aan te passen voor wat betreft de arbeidsongevallenverzekering met uitwerking vanaf 10 december 2001;
Gelet op het advies 32.697/1 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerd wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen
Artikel 1.Artikel 9 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 november 1999, wordt als volgt gewijzigd : 1° het punt 1° wordt als volgt vervangen : « 1° rechtstreekse zaken niet-leven : voor de rechtstreekse verzekeringsverrichtingen die behoren tot de takken 1 tot en met 18 met uitzondering van de arbeidsongevallenverzekeringen bedoeld bij de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;» 2° een punt 1°bis, luidend als volgt, wordt ingevoegd : « 1°bis rechtstreekse zaken arbeidsongevallen "wet 10 april 1971" : voor de arbeidsongevallenverzekeringen bedoeld bij de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;».
Art. 2.Artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus en 22 november 1994 en van 26 november 1999, wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, A, 2°, wordt een vierde lid, luidend als volgt, toegevoegd : « Inzake de arbeidsongevallen houdt de verzekeringsonderneming rekening met de regels vastgelegd in de punten 1 en 2 van de bijlage VI bij dit besluit.» 2° in § 1, A, wordt het punt 6° als volgt vervangen : « - voor wat arbeidsongevallen betreft, een indexeringsvoorziening in de mate dat de verzekerde prestaties geïndexeerd zijn.Bij de samenstelling van deze voorziening houdt de verzekeringsonderneming rekening met de regels uit het punt 3 van de bijlage VI bij dit besluit.; - elke andere voorziening die door de Controledienst kan opgelegd worden. »
Art. 3.In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1994 en 26 november 1999, wordt in § 1 een punt 4°bis, luidend als volgt, ingevoegd : « 4°bis voor de ondernemingen die de arbeidsongevallenverzekeringen, bedoeld in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, wensen uit te oefenen, het bewijs dat het Fonds voor Arbeidsongevallen in kennis werd gesteld van de beoogde activiteit en het bewijs dat aan het Fonds voor Arbeidsongevallen een verklaring werd overgemaakt, waaruit blijkt dat de onderneming op het eerste verzoek van het Fonds voor Arbeidsongevallen een bankgarantie als bedoeld in artikel 60 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 zal vestigen. »
Art. 4.In artikel 25 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 1994, wordt in § 1 een punt 7°bis, luidend als volgt, ingevoegd : « 7°bis voor de ondernemingen die de arbeidsongevallenverzekeringen, bedoeld in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, wensen uit te oefenen, het bewijs dat het Fonds voor Arbeidsongevallen in kennis werd gesteld van de beoogde activiteit en het bewijs dat aan het Fonds voor Arbeidsongevallen een verklaring werd overgemaakt, waaruit blijkt dat de onderneming op het eerste verzoek van het Fonds voor Arbeidsongevallen een bankgarantie als bedoeld in artikel 60 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 zal vestigen. »
Art. 5.De in bijlage bij dit besluit opgenomen regeling wordt als bijlage VI gevoegd bij het voormelde koninklijk besluit van 22 februari 1991. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen
Art. 6.In hoofdstuk III, afdeling I, passief, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 van punt "C.III. Voorziening voor te betalen schaden", wordt aangevuld met het volgende lid : « In deze post wordt onder meer opgenomen, de voorziening voor bijkomende vergoedingen voor de kost van hernieuwing en onderhoud van prothesen en orthopedische toestellen. »; 2° in het punt "C.VI. Andere technische voorzieningen - Andere", wordt het tweede lid vervangen als volgt : « In deze post wordt onder meer opgenomen, de indexeringsvoorziening met betrekking tot de verrichtingen arbeidsongevallen. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 11 december 2001 behalve artikel 6 en de bepalingen in de bijlage bij dit besluit over de aanvullende voorziening, bedoeld in punt 1, A, tweede lid, tweede streepje van die bijlage, die uitwerking hebben vanaf 1 januari 2002.
Art. 8.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 januari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE
BIJLAGE « Bijlage VI. Regels betreffende de technische voorzieningen bij de arbeidsongevallenverzekeringen 1. De voorzieningen voor blijvende arbeidsongeschiktheden en voor dodelijke ongevallen A.Algemeen De voorzieningen voor blijvende arbeidsongeschiktheden en voor dodelijke ongevallen moeten voldoende zijn om : a. de betaling te waarborgen van de jaarlijkse vergoedingen, renten en kapitalen, met inbegrip van de aan het Fonds voor Arbeidsongevallen over te dragen kapitalen, alsook de betaling te waarborgen na het einde van de herzieningstermijn van de vergoedingen voor tijdelijke verergering en van de medische, heelkundige, farmaceutische en verplegingskosten;b. de indexering van de jaarlijkse vergoedingen en renten en de betaling van de bijslagen te waarborgen. De volgende algemene principes worden in acht genomen : - de voorzieningen bedoeld in het 1ste lid moeten berekend worden aan de hand van een voldoende voorzichtige actuariële prospectieve methode en moeten rekening houden met alle toekomstige verplichtingen volgens de voor iedere lopende overeenkomst gestelde voorwaarden; - bij deze berekening moet de verzekeringsonderneming rekening houden met de ongunstige ontwikkeling van de verschillende betrokken factoren, die aan de grondslag liggen van die voorziening. In het bijzonder moet een aanvullende voorziening worden samengesteld : 1° wanneer de technische rentevoet gebruikt voor de berekening van de voorzieningen bedoeld in het 1ste lid 80 % van de gemiddelde rentevoet over de laatste vijf jaar van de OLO's op 10 jaar met meer dan 0,1 % overschrijdt;2° wanneer de sterftetafels gebruikt voor de berekening van de voorzieningen verschillen van die welke vermeld zijn in punt B hieronder. De samen te stellen aanvullende voorziening en de wijze van haar samenstelling en eventuele afschrijving wordt hieronder in punt 4 vastgelegd. Zij wordt op 31 december van elk jaar afzonderlijk berekend voor elk schadegeval dat het voorwerp uitmaakt van de vestiging van een voorziening bedoeld in het 1ste lid.
B. Berekeningsregels voor het minimaal bedrag aan voorzieningen voor blijvende arbeidsongeschiktheden en voor dodelijke ongevallen De voorzieningen voor blijvende arbeidsongeschiktheden en voor dodelijke ongevallen mogen niet lager zijn dan die voorzieningen berekend aan de hand van de verschillende technische grondslagen die van kracht zijn op het ogenblik dat de schade optreedt, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal betalingen per jaar, het tijdstip van de betalingen en eventuele achterstallige betalingen in geval van overlijden.
Voor de schadegevallen die optreden na de inwerkingtreding van het besluit van 10 november 2001 tot uitvoering van de wet van 10 augustus 2001 houdende de aanpassing van de arbeidsongevallenverzekering aan de Europese richtlijnen betreffende de directe verzekering met uitzondering van de levensverzekering mogen deze voorzieningen bovendien niet lager zijn dan deze berekend aan de hand van de volgende technische grondslagen : 1) de technische rentevoet : de maximale referentierentevoet voor de verzekeringsverrichtingen van lange duur, bepaald door de reglementering betreffende de levensverzekeringsactiviteit op het ogenblik dat de schade optreedt; In afwijking van het vorige lid, bedraagt de technische rentevoet maximum 4,75 % tot 31 december 2002.
Deze afwijking is echter niet van toepassing op de schadegevallen betreffende de overeenkomsten die meer dan twee maanden na de datum van bekendmaking van dit besluit onderschreven zijn. 2) de sterftetafels : 1° ED1(M) voor mannen en ED1(F) voor vrouwen : voor de getroffenen met een blijvende arbeidsongeschiktheid van minstens 16 % alsook voor de overlevende echtgenoten en ascendenten;2° ED2(M) voor mannen en ED2(F) voor vrouwen in alle andere gevallen. De sterftetafels ED1(M), ED1(F), ED2(M) en ED2(F) worden hierna bepaald in punt C. 3) een herwaarderingsvoet voor de geïndexeerde renten die minstens gelijk is aan de technische rentevoet bedoeld in punt 1), verminderd met 0,75 %;4) een toeslag van minstens 2,76 % om het hoofd te bieden na het einde van de herzieningstermijn, aan de medische, heelkundige, farmaceutische en verplegingskosten alsook aan de vergoedingen voor tijdelijke verergering en aan de bijslagen bij een rente voor een slachtoffer met een arbeidsongeschiktheid van minstens 10 %. C. Bepaling van de sterftetafels ED1(M), ED2(M), ED1(F) en ED2(F).
De sterftetafels ED1(M), ED2(M), ED1(F) en ED2(F) worden bepaald door de volgende relatie die, bij 1.000.000 geboorten, voor het aantal overlevenden op leeftijd x wordt gebruikt : 1x = K . S x . g c x waarbij de constante k bepaald wordt door de formule : K = 106 g Waarin de constanten k, s, g en c naargelang van de tafel de hieronder vermelde waarden hebben : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. De technische voorziening voor de bijkomende vergoedingen die de waarschijnlijke kost vertegenwoordigen van de hernieuwing en het onderhoud van de prothesen en de orthopedische toestellen. Deze voorziening is gelijk aan de som van de vestigingskapitalen van : - een geïndexeerde lijfrente, die met de kost van het vernieuwen van de prothesen en de orthopedische toestellen overeenstemt; - een geïndexeerde lijfrente, die met de onderhoudskosten van de prothesen en de orthopedische toestellen overeenstemt.
De bepalingen van punt 1. zijn van toepassing op deze voorziening, behoudens wat betreft de toeslag bedoeld in punt B, 2de lid, 4) en de sterftetafels, waarvoor steeds de tafels ED2(M) en ED2(F) worden toegepast.
Deze voorziening mag worden berekend volgens een andere gelijkwaardige methode toegestaan door de Controledienst. 3. De indexeringsvoorziening Wanneer de verzekerde prestaties geïndexeerd zijn, wordt een indexeringsvoorziening samengesteld. De indexeringsvoorziening wordt jaarlijks gespijsd door een bedrag dat minimaal gelijk is aan een percentage van het gemiddeld bedrag van de voorziening voor te betalen schaden tot zij een bedrag gelijk aan minstens 12,5 % van de voorziening voor te betalen schaden bereikt.
Tot 31 december 2001 wordt dit bedrag echter teruggebracht tot 6,5 % van de voorziening voor te betalen schaden.
Dit percentage wordt elk jaar berekend; het is gelijk aan het verschil tussen de referentierentevoet en de inflatievoet, verminderd met 0,75 %. Het percentage wordt beperkt tot 1,25 %.
De referentierentevoet is gelijk aan het gemiddelde over de laatste vijf jaren van de gemiddelde jaarlijkse rentevoeten van de OLO'S op vijf jaar. De inflatievoet is gelijk aan de verhouding tussen het gemiddelde van de twaalf maandindexcijfers van de consumptieprijzen, die gepubliceerd worden door het Ministerie van Economische Zaken in het Belgisch Staatsblad, gedurende het lopende boekjaar en het gemiddelde van deze indexcijfers gedurende het voorgaande boekjaar, verminderd met 1.
Wanneer het hierboven bedoelde percentage negatief is, put de verzekeraar uit de indexeringsvoorziening een bedrag gelijk aan dit percentage vermenigvuldigd met het bedrag van de voorziening voor te betalen schaden.
Voor de toepassing van dit punt verstaat men onder "voorziening voor te betalen schaden", de voorziening voor te betalen schaden met betrekking tot prestaties waarvan de indexering ten laste van de onderneming is. 4. De aanvullende voorziening De samen te stellen aanvullende voorziening waarvan sprake in punt 1, A, tweede lid, tweede streepje van deze bijlage wordt bepaald door de volgende formule toe te passen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De samengestelde aanvullende voorziening wordt bepaald door de volgende formule toe te passen : PCt = PCt-l + Dott - Prt » Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2002 tot wijziging, wat de arbeidsongevallenverzekeringen betreft, van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen. Gegeven te Brussel, 16 januari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE