gepubliceerd op 24 februari 1999
Koninklijk besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van de artikelen 119 en 120 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
16 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van de artikelen 119 en 120 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut van de personeelsleden van het Rijksonderwijs, inzonderheid op artikel 1 gewijzigd bij de wetten van 27 juli 1971, 11 juli 1973 en 19 december 1974 en bij het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd;
Gelet op het protocol nr. S 6/98 van 14 december 1998 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het Sectorcomité XIX voor de Duitstalige Gemeenschap;
Gelet op het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 november 1998;
Gelet op het akkoord van de Minister-President bevoegd inzake Begroting, gegeven op 4 november 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat drie betrekkingen als inrichtingshoofd momenteel vacant zijn in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap en dat de situatie onmiddellijk moet worden gestabiliseerd met het oog op een zo goed mogelijke en coherente leiding van de betrokken onderwijsinrichtingen;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, Besluit :
Artikel 1.Artikel 119 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt door de volgende bepaling vervangen : « Artikel 119 - De aan de kandidaten gestelde vereisten, het programma, de datum en de plaats van de examens, de termijn en de vorm voor de indiening van de kandidaturen worden ter kennis van het publiek gebracht door een oproep in het Belgisch Staatsblad en door enig ander middel van bekendmaking dat de Minister noodzakelijk acht. »
Art. 2.Artikel 120 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 1978, wordt door de volgende bepaling vervangen : « Artikel 120 - Uiterlijk als een bevorderingsambt sinds 3 jaar vacant is, worden examens georganiseerd met het oog op de uitreiking van het dienovereenkomstig brevet.
Voor de brevethouders die gelet op het aantal van de te begeven betrekkingen niet kunnen worden benoemd, wordt een geslaagdenreserve samengesteld. Het brevet van de mensen die tot een reserve behoren blijft zes jaar geldig.
Aan de kandidaten die binnen een termijn van zes jaar vóór de aanneming van dit besluit examens georganiseerd door de Duitstalige Gemeenschap afgelegd hebben maar krachtens de op het ogenblik van de examens bestaande bepalingen geen bevorderingsbrevet verkregen hebben, wordt dit brevet uitgereikt met uitwerking op de dag van de bekendmaking van dit besluit. »
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4.De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen is met de uitvoering van dit besluit belast.
Eupen, 16 december 1998.
De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, J. MARAITE De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen W. SCHRÖDER