gepubliceerd op 15 januari 1998
Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1975 houdende samenstelling van het Sociaal-Economisch Comité voor de distributie
16 DECEMBER 1997. Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1975 houdende samenstelling van het Sociaal-Economisch Comité voor de distributie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 juni 1975 betreffende de handelsvestigingen, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 oktober 1975 houdende samenstelling van het Sociaal Economisch Comité voor de distributie;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat uitgezonderd de vertegenwoordigers van de gewestelijke overheden, de vervangers van de vertegenwoordigers van de leden van het Sociaal Economisch Comité allen werden aangeduid, dat het noodzakelijk is dadelijk de aanduiding van de opvolgers toe te laten van de vertegenwoordigers van de Gewesten die zetelen in het Sociaal-Economisch Comité voor de distributie, om de goede werking van voornoemd Comité te waarborgen, overeenkomstig de evenwichten, bepaald in het besluit van 8 oktober 1975 houdende samenstelling van het Sociaal-Economisch Comité voor de distributie en dat de wet van 29 juni 1975 betreffende de handelsvestigingen een stricte termijn voorziet waarbinnen de adviezen van het Sociaal-Economisch Comité dienen uitgebracht;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 27 november 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Onze Minister van Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1975 houdende samenstelling van het Sociaal-Economisch Comité voor de distributie wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. Het Sociaal-Economisch Comité voor de distributie bestaat uit de voorzitter, benoemd door de Minister die Economische Zaken in zijn bevoegdheid heeft, onder de personeelsleden van zijn departement, en uit elf werkende en elf plaatsvervangende leden.
Acht werkende leden en acht plaatsvervangende leden worden als volgt aangeduid : a) twee werkende leden en twee plaatsvervangende leden door de Minister die Economische Zaken in zijn bevoegdheid heeft onder de personeelsleden van zijn departement;b) drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden door de Minister die Middenstand in zijn bevoegdheid heeft onder de personeelsleden van zijn departement;c) een werkend lid en een plaatsvervangend lid door de Minister die Vervoer in zijn bevoegdheid heeft, onder de personeelsleden van zijn departement;d) een werkend lid en een plaatsvervangend lid door de Minister die Tewerkstelling en Arbeid in zijn bevoegdheid heeft, onder de personeelsleden van zijn departement;e) een werkend lid en een plaatsvervangend lid door de Minister die Landbouw in zijn bevoegdheid heeft onder de personeelsleden van zijn departement. De gewestelijke overheden kunnen zich elk laten vertegenwoordigen door een lid aangeduid door de Koning onder de leden van het Gewestelijk Bestuur van de Stedebouw en de Ruimtelijke Ordening. Een werkend lid en een plaatsvervangend lid kunnen voorgesteld worden door de Regering van het Waalse Gewest, een werkend lid en een plaatsvervangend lid door de Vlaamse Regering en een werkend lid en een plaatsvervangend lid door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. »
Art. 2.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onder de leden die aangeduid zijn onder de personeelsleden van de Gewestelijke Besturen van de Stedebouw en de Ruimtelijke Ordening, zetelt enkel hij die aangeduid werd op voorstel van het Gewest op wiens territorium de handelsvestiging gelegen is die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag".
Art. 3.Dit besluit treedt in werking 1 januari 1998.
Art. 4.Onze Minister van Economie, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Onze Minister van Vervoer zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 december 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN De Minister van Vervoer, M. DAERDEN