Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 mei 2014
gepubliceerd op 25 juli 2014

Koninklijk besluit betreffende de procedures voor ordemaatregelen, sancties en de behandeling van klachten van begunstigden van opvang

bron
programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie
numac
2014011446
pub.
25/07/2014
prom.
15/05/2014
ELI
eli/besluit/2014/05/15/2014011446/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MEI 2014. - Koninklijk besluit betreffende de procedures voor ordemaatregelen, sancties en de behandeling van klachten van begunstigden van opvang


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 12 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2007 pub. 07/05/2007 numac 2007002066 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen sluiten betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (hierna `de wet') kent aan asielzoekers en aan bepaalde andere categorieën van begunstigden een recht op opvang toe dat hen de mogelijkheid moet bieden een menswaardig leven te leiden. De wet zet de belangrijkste elementen van de Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende de minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de Lidstaten om in Belgisch recht.

Het besluit dat u ter ondertekening wordt voorgelegd betreft de uitvoering van de artikelen 44, 45 en 46 van de wet, op basis van de machtiging die u door deze artikelen wordt toegekend.

De artikelen 44 tot 48 van de wet vormen Titel III met als opschrift "Ordemaatregelen en sancties".

Artikel 44 vormt de enige bepaling van hoofdstuk 1 met als opschrift "Ordemaatregelen". Deze bepaling laat toe om interne maatregelen te nemen om de orde, de veiligheid en de rust in een opvangcentrum te garanderen en, indien nodig, te herstellen. Hiertoe worden u twee bevoegdheden toegekend door de wet. Ten eerste de procedureregels die ter zake van toepassing zijn opstellen en ten tweede de bevoegde instantie bepalen om de ordemaatregelen te nemen. Deze twee bevoegdheden worden door u uitgevoerd in onderstaande tekst.

Artikel 45 is de enige bepaling van hoofdstuk II met als opschrift "Sancties". Na erop gewezen te hebben dat de begunstigde van de opvang het voorwerp kan uitmaken van een sanctie in geval van een ernstige inbreuk tegen de voorschriften en aan de werkingsmaatregelen die van toepassing zijn op de opvangstructuren, stelt deze bepaling de schaal vast van de tuchtsancties, en wijst deze erop dat bij de keuze van de sanctie moet rekening gehouden worden met de aard en de ernst van de tekortkoming, alsook op de concrete omstandigheden waarin die werd gepleegd. De sanctionerende overheid wordt door de wet aangeduid. Dit is de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur. De wet verduidelijkt nog dat de sancties verminderd of opgeheven kunnen worden tijdens de uitvoering daarvan door de autoriteit die de sancties heeft opgelegd. Die moet, nog steeds volgens de wet, handelen op een objectieve en onpartijdige wijze, waarbij de sanctie met reden moet zijn omkleed. De wet wijst er nog op dat de uitvoering van een sanctie in geen geval kan leiden tot de volledige opheffing van de toegekende materiële hulp, noch tot een verminderde toegang tot de medische begeleiding.

De bevoegdheid die u wordt toegekend op basis van artikel 45 is beperkter dan de bevoegdheid die u wordt toegekend op basis van artikel 44 (ordemaatregelen), aangezien u op het vlak van tuchtsancties alleen bevoegd bent om de procedureregels vast te stellen die van toepassing zijn op de behandeling van de sancties.

Tot slot vormt artikel 46 samen met artikelen 47 en 48 een hoofdstuk III met als opschrift "Klachten en beroep". Volgens deze bepaling kan de begunstigde van de opvang bij de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur in twee gevallen een klacht indienen : de levensomstandigheden binnen de opvangstructuur of de toepassing van het huishoudelijk reglement overeenkomstig artikel 19 van de wet.

Artikel 46 van de wet voorziet een eerste mogelijkheid voor interne klachten. De begunstigde van de opvang kan zich rechtstreeks richten tot de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur die zijn klacht moet behandelen binnen een termijn van 7 dagen. Indien de klacht niet is behandeld na afloop van deze termijn beschikt de begunstigde van de opvang over een tweede mogelijkheid en kan hij zijn klacht schriftelijk richten tot de directeur-generaal van het agentschap of de persoon die is aangeduid door de partner op goedkeuring van het agentschap. De nieuwe overheid die de klachten behandeld moet dan antwoorden binnen een termijn van 30 dagen. Volgens artikel 46, lid 2, bepaalt u de procedureregels die van toepassing zijn voor de behandeling van klachten.

Hoofdstuk 1 van het besluit dat u ter ondertekening wordt voorgelegd, en dat een enkel artikel 1 bevat, bepaalt de belangrijkste begrippen die gebruikt worden in dit ontwerpbesluit.

Hoofdstuk II geeft uitvoering aan artikel 44, lid 2 van de wet betreffende ordemaatregelen. De voorbereidende werken herinneren eraan dat "wanneer de regels van het gemeenschapsleven zoals bepaald in het huishoudelijk reglement op zich niet voldoende zijn en wanneer de orde, de veiligheid en de rust slechts kunnen worden hersteld met gepaste maatregelen, ordemaatregelen kunnen getroffen worden. Bij bepaalde incidenten die gepaard gaan met geweld en fysieke agressie vanwege een of meerdere begunstigden van de opvang, moeten de personeelsleden kunnen ingrijpen om de orde te herstellen" (Doc. Kamer Volksvert, S. O. 2005-2006, n° 2565/001, p. 46). Het gegeven voorbeeld is van nature niet-exhaustief. Elk soort incident dat een risico inhoudt voor het evenwicht, de sereniteit en de veiligheid van de opvangstructuur moet de invoering van een ordemaatregel mogelijk maken die bedoeld is om het belang van de dienst te bewaren.

Een ordemaatregel wordt dus genomen met de bedoeling om de goede werking van de dienst te verzekeren en niet om het gedrag van de begunstigde van de opvang te bestraffen.

Hoofdstuk II van dit besluit is opgedeeld in drie afdelingen.

In de eerste afdeling, bestaande uit een enkel artikel, artikel 2, bepaalt het ontwerpbesluit de ordemaatregelen. Overeenkomstig artikel 44 van de wet en zijn commentaar in de voorbereidende werken wordt in § 1 eraan herinnerd dat een ordemaatregel een handeling is die als doel heeft om de orde of de veiligheid binnen een opvangstructuur te vrijwaren of te herstellen. Lid 2 verduidelijkt, zoals zopas aan werd herinnerd, dat de maatregel in geen geval de aard van een sanctie mag hebben, zelfs al wordt deze gemotiveerd door feiten die ook aanleiding kunnen geven tot een sanctie. Paragrafen 3 en 4 bepalen vervolgens de twee categorieën van ordemaatregelen. De eerste, algemene maatregelen hebben als doel de orde en de veiligheid in de opvangstructuur te vrijwaren of te herstellen zonder zich in het bijzonder te richten tot een of andere bepaalde of te bepalen begunstigde van de opvang. Zo kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn dat bewoners van de ene vleugel van een opvangstructuur naar de andere worden overgeplaatst omdat problemen zoals de stabiliteit of de gezondheid van het gebouw een dergelijke maatregel opleggen. De tweede, specifieke maatregelen hebben ook betrekking op de algemene doelstelling, maar richten zich echter tot een of andere bepaalde of te bepalen begunstigde van de opvang en hangen af van het gedrag van de begunstigden aan wie ze gericht zijn. Zo zal het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om een bewoner te verwijderen die gevaarlijk wordt geacht voor zijn medebewoners van de opvangstructuur, zonder afbreuk van eventuele (of niet) disciplinaire gevolgen in het kader van een andere procedure. Afdeling 2 van hoofdstuk II bepaalt welke overheid bevoegd is om de

ordemaatregelen te nemen.

Artikel 3 verduidelijkt dat de ordemaatregelen genomen worden door de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur of door de persoon die werd aangeduid door de directeur of de verantwoordelijke.

Artikel 4 laat een afwijking toe op de bepaling van de bevoegde overheid voor het aannemen van een ordemaatregel. In geval van urgentie, kan inderdaad een tijdelijke ordemaatregel genomen worden door een ander personeelslid van de opvangstructuur, op voorwaarde dat de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur of de persoon die daarvoor aangeduid is, onmiddellijk op de hoogte wordt gebracht. In dergelijk geval zal de overheid die bevoegd is om de ordemaatregel in te voeren een definitieve beslissing nemen, die de urgente beslissing bevestigt of niet.

In een afdeling 3 worden de procedureregels voor de invoering van de ordemaatregelen vastgelegd. Subafdeling 1 betreft de aanpassingsprocedure voor een zogeheten specifieke ordemaatregel.

Artikel 5 bepaalt, overeenkomstig de voorbereidende werken, die eraan herinneren dat er "hoewel de garanties die de sanctieprocedure biedt in principe niet van toepassing zijn voor de interne ordemaatregelen, moet de administratieve overheid de betrokkene wel horen" (Doc. Ch. repr., S. O. 2005-2006, n° 2565/001, p. 46), dat, in principe eerst een gehoor van de begunstigde wordt gehouden vooraleer een ordemaatregel te nemen. De motieven die een ordemaatregel rechtvaardigen worden meegedeeld aan de begunstigde van de opvang aan het begin van het gehoor. De maatregel die overwogen wordt zal ook ter sprake komen, zonder afbreuk te doen aan een andere ordemaatregel die in de loop van het gesprek meer gepast zou blijken. In functie van de mogelijkheden, meer bepaald qua termijn, wordt de mededeling van de motieven en de overwogen maatregel, die zo snel en informeel mogelijk genomen wordt, schriftelijk meegedeeld. De begunstigde van de opvang tegen wie de ordemaatregel overwogen wordt mag bijgestaan worden door een persoon naar keuze. Om deze reden wordt de oproep tot het verhoor binnen een redelijke termijn georganiseerd in functie van de omstandigheden, behalve uiteraard bij dwingende noodzaak om het doel van de ordemaatregel zo snel mogelijk te bereiken.

Artikel 6 bepaalt de urgentieprocedure die toelaat een ordemaatregel op te leggen zonder dat een voorafgaand gehoor van de begunstigde van de opvang plaats kon hebben. In dat geval kan de begunstigde van de opvang, binnen de 48 uur na de betekening van de genomen maatregel, vragen voor het gehoor dat niet kon plaatshebben. Zonder afbreuk aan de toegepaste ordemaatregel, wordt een beslissing genomen volgens de klassieke procedure over de al dan niet bevestiging.

De specifieke ordemaatregel is een administratieve handeling die schriftelijk geformaliseerd wordt, zoals bepaald in artikel 7. Dit is een individuele administratieve handeling die gemotiveerd moet worden, overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/07/1991 pub. 18/12/2007 numac 2007001008 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen. - Duitse vertaling sluiten betreffende de formele motivering van de administratieve handelingen.

De motivering van de genomen beslissing bepaalt in desbetreffend geval de geldigheidsduur. In afwezigheid van deze verduidelijking, wordt de ordemaatregel geacht onbeperkt te zijn (vb. bij een transfer, behoudens tegenbericht). De beslissing die een specifieke ordemaatregel oplegt wordt opgenomen in het sociaal dossier van de betrokken persoon. Artikel 7 verduidelijkt nog dat de beslissing meegedeeld wordt aan de begunstigde van de opvang, hetzij door persoonlijke overhandiging met ontvangstbewijs, hetzij, indien deze manier van overhandigen onmogelijk blijkt of weinig zeker, per aangetekend schrijven op de post. Deze beslissing geeft ook de beroepsmogelijkheden weer. Er wordt verduidelijkt dat de beslissing tot invoering van een ordemaatregel tot het toepassingsveld behoort van de maatregelen die, krachtens artikel 46 van de wet, aanleiding kunnen geven tot het neerleggen van een interne klacht door de begunstigde van de opvang.

Subafdeling 2 van afdeling 3 van dit hoofdstuk II betreft het verloop van de procedure voor het invoeren van een algemene ordemaatregel. De eisen en garanties van de procedure zijn van nature veel kleiner en hebben alleen betrekking tot de maatregel. Vaak betekent een dergelijke ordemaatregel geen administratieve handeling maar heeft het alleen de werking van de dienst in het algemeen als doel en wijzigt het dus niet de juridische regelgeving. Wanneer een dergelijke maatregel mogelijk tot klachten leidt, heeft ze vaak een reglementair karakter, en valt niet onder de toepassing van de wet van 29 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/07/1991 pub. 18/12/2007 numac 2007001008 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen. - Duitse vertaling sluiten betreffende de formele motivering van de administratieve handelingen.

Het komt slechts heel zelden voor dat een administratieve handeling die we als collectief zouden kunnen bestempelen (collatie van individuele handelingen) een individuele betekening inhoudt zoals de voornoemde wet van 29 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/07/1991 pub. 18/12/2007 numac 2007001008 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen. - Duitse vertaling sluiten het voorschrijft. We denken bijvoorbeeld aan een algemene vechtpartij in een opvangstructuur waarbij het individuele gedrag van de betrokkenen niet kan worden achterhaald omwille van het incident, maar waarbij de verschillende deelnemers wel moeten verwijderd of uit elkaar gehaald worden binnen de opvangstructuur. Een dergelijke ordemaatregel zal over het algemeen een formele motivering met zich meebrengen die tegelijk aan de verschillende betrokken begunstigden van de opvang wordt meegedeeld.

Hoofdstuk III bevat de artikelen 9 tot 18 en heeft betrekking tot de vastlegging van de procedureregels aangaande de sancties in strikte zin .

Artikel 9 heeft betrekking tot de vaststelling van een ernstige inbreuk tegen de voorschiften en de werkingsregels die van toepassing zijn in de opvangstructuur zoals bepaald in artikel 19 van de wet.

Wanneer een personeelslid van de opvangstructuur rechtstreeks of onrechtstreeks een dergelijke inbreuk vaststelt of wanneer een inbreuk hem gemeld wordt, moet hij dit schriftelijk melden aan de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur. Er wordt geijverd voor het feit dat deze laatste de vaststelling kan behandelen overeenkomstig artikel 11. De vaststelling vermeldt de identiteit van de dader alsook van de betrokken begunstigde van de opvang, de feiten en de omstandigheden die mogelijk aanleiding geven tot een sanctie.

Artikel 10 geeft de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur, binnen het kader van zijn onderzoeksopdracht, de mogelijkheid om, van zodra hij kennis heeft van deze vaststelling, alle informatie te verzamelen, meer bepaald via verhoren van getuigen.

Op die manier stelt hij een disciplinair rapport samen.

Krachtens artikel 11, indien de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur zijn onderzoek afsluit omdat hij van plan is dat de feiten een sanctie rechtvaardigen, wordt de begunstigde van de opvang hiervan geïnformeerd en gehoord. De stukken die het disciplinair dossier omvatten worden bij het sociaal dossier gevoegd, waar de begunstigde van de opvang toegang tot heeft krachtens artikel 31 van de wet.

Artikel 12 heeft betrekking tot de bijstand van de begunstigde van de opvang tijdens de disciplinaire procedure. Deze laatste moet kunnen worden bijgestaan door zijn advocaat of de persoon naar zijn keuze.

Artikel 13 regelt de modaliteiten met betrekking tot de beslissingname van de sanctie, de betekening en de uitvoering. Deze beslissing hoort toe, zoals voorzien in de wet, aan de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur. In dit stadium kan hij nog afzien om een van de sancties vermeld onder artikel 45, lid 2 van de wet uit te spreken. De beslissing wordt genomen na het verhoor, behalve indien de betrokken begunstigde van de opvang niet gehoord kon worden omwille van dienst eigen gedra. In dat geval spreekt de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur zich uit op basis van de stukken uit het dossier.

Wat betreft de communicatie over de sanctie aan de begunstigde van de opvang, neemt de begunstigde van de opvang schriftelijk kennis van de beslissing en de motieven waarop deze berust en dit in een van de landstalen, waarbij de beroepsmogelijkheden worden vermeld. De schriftelijke kennisgeving aan de begunstigde van de opvang geschiedt ofwel door de persoonlijke overhandiging tegen ontvangstbewijs, ofwel, indien die wijze van kennisgeving moeilijk blijkt (met name omwille van het verzet van de bestemmeling van de beslissing), door een aangetekend schrijven.

Indien de beslissing een sanctie uitspreekt, is deze onmiddellijk uitvoerbaar, en dit van zodra ze mondeling aan de begunstigde van de opvang ter kennis werd gebracht, zonder afbreuk te doen van de toepassing van de beroepsmogelijkheden.

Artikel 14 voorziet dat een begunstigde van de opvang slechts een keer gesanctioneerd kan worden voor dezelfde feiten. Het betreft hier de bekrachtiging in het reglement van het principe van non bis in idem.

In geval van samenloop van ernstige tekortkomingen in de betekenis van artikel 45, lid 1, van de wet, maken die het voorwerp uit van één enkele sanctie die overeenstemt met de sanctie die toegepast zou worden op de meest ernstige inbreuk.

Artikel 15 is een rechtstreeks gevolg van de naleving van het onpartijdigheidbeginsel. Wanneer de daden die het voorwerp uitmaken van een onderzoek of van een tuchtvervolging werden begaan tegenover de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur, zal de taak die aan deze volgens de wet is toegewezen overgenomen worden door een andere persoon die, intern of extern aan de opvangstructuur, wordt aangesteld door het Agentschap.

Artikel 16 regelt de kwestie van de verjaring van de inbreuken. De sanctie kan alleen betrekking hebben op feiten die zich hebben voorgedaan of die vastgesteld werden binnen de drie maanden voorafgaand aan de datum waarop die is gestart.

Artikel 17, tot slot, die afdeling 3 van hoofdstuk II omvat, betreft de uitvoering van de sanctie. De directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur krijgt de bevoegdheid, overeenkomstig artikel 45, lid 4, van de wet om een sanctie te verminderen of op te heffen wanneer hij meent dat het doel bereikt is voor het einde van de uitvoeringstermijn.

Hoofdstuk IV regelt de procedure voor de klachtenbehandeling.

Artikel 46 voert bijgevolg een dubbel niveau in voor de behandeling van de klachten, met een gemeenschappelijke filosofie : door middel van verzoening- en bemiddelingstechnieken, op een wijze in der minne en zonder gerechtelijke tussenkomst, de problemen trachten op te lossen die de begunstigden van de opvang kunnen hebben.

Overeenkomstig artikel 46, lid 1, wijst artikel 18 op het indienen van een klacht bij de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur. Die kan schriftelijk of mondeling geschieden. Alleen de overhandiging van een ontvangstbewijs is voorzien om de uitvoering van de klachtprocedure te kunnen dateren, die bepaalde gevolgen inhoudt op welbepaalde vervaldata.

Zoals artikel 19 verduidelijkt is het met het oog op een verzoening en in het belang van de opvangstructuur, van het personeel en van de bewoners dat de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur, samen met de begunstigde van de opvang, een geschikte oplossing tracht te zoeken die beantwoordt aan de grieven die in de klacht werden geformuleerd. De bedoeling is zijn goedkeuring te bekomen. Als dat het geval is, tekent de indiener van de klacht een document waarin vermeld staat dat een eind wordt gemaakt aan de klachtprocedure. De bedoeling is te voorkomen dat de klacht naar een hoger niveau wordt gebracht verschillende weken of maanden nadat de indiener ervan akkoord is gegaan met de oplossing van het geschil.

Overeenkomstig artikel 46, lid 3 van de wet bepaalt artikel 20 dat, indien geen gevolg werd gegeven aan de klacht binnen de zeven dagen die volgen op de datum vermeld op het ontvangstbewijs daarvan, de begunstigde van de opvang zich ditmaal schriftelijk tot de Directeur-generaal van het Agentschap of de daartoe door de partner aangestelde persoon kan wenden.

Artikel 21 beschrijft het vervolg van de procedure. Om het mogelijk te maken om het begin van de termijn te bepalen waarbinnen de klacht moet worden behandeld door de Directeur-generaal van het Agentschap of de daartoe door de partner aangestelde persoon, wordt een ontvangstbewijs overgemaakt aan de indiener van de klacht zodra deze in ontvangst werd genomen.

Eveneens met het oog op een verzoening tracht de Directeur-generaal van het Agentschap of de persoon die door de partner werd aangesteld om een oplossing in der minne te vinden die beantwoordt aan de grieven van de begunstigde van de opvang. Daartoe kan hij de indiener van de klacht horen, alsook andere eventueel bij de klacht betrokken personen die ervoor kunnen zorgen dat het geschil wordt opgelost.

Artikel 22 voorziet de overhandiging van het resultaat van de procedure door middel van een aangetekende brief aan de indiener van de klacht. Die overhandiging moet plaatsvinden binnen de dertig dagen volgend op de datum van het ontvangstbewijs van de klacht door de Directeur-generaal of de daartoe door de partner aangestelde persoon.

De termijn van dertig dagen is een vaststaande termijn. Wanneer die wordt overschreden, wordt de klacht beschouwd als stilzwijgend te zijn verworpen, waardoor de betrokken begunstigde van de opvang eventueel een beroep voor de arbeidsrechtbank kan overwegen.

Artikelen 23 en 24 zijn respectievelijk gekoppeld aan de goedkeuring van de voorgestelde persoon om de klachten door de partner van het Agentschap te behandelen en aan de mogelijkheid voor de Directeur-generaal van het Agentschap om zijn bevoegdheden terzake te delegeren. Die bepalingen vergen geen bijzondere bespreking. Net zomin als artikel 25 betreffende het klachtenregister.

De slotbepalingen van hoofdstuk V (artikelen 26 en 27) vergen geen langdurige bespreking. Daarin wordt enkel gepreciseerd dat de inwerkingtreding plaats zal hebben op XX/XX/XXXX en dat de minister bevoegd voor asiel en migratie belast is met de uitvoering van het koninklijk besluit.

15 MEI 2014. - Koninklijk besluit betreffende de procedures voor ordemaatregelen, sancties en de behandeling van klachten van begunstigden van opvang FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 12 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2007 pub. 07/05/2007 numac 2007002066 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen sluiten betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, inzonderheid op de artikelen 44, 45 en 46;

Gelet op het advies nr. 54.636/4 van de Raad van State, gegeven op 27 januari 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat interne ordemaatregelen genomen moeten kunnen worden nemen om de orde, de veiligheid en de rust in een opvangcentrum te garanderen en, indien nodig, te herstellen;

Overwegende dat de begunstigde van de opvang het voorwerp kan uitmaken van een sanctie in geval van een ernstige tekortkoming aan de voorschriften en aan de werkingsmaatregelen die van toepassing zijn op de opvangstructuren;

Overwegende dat de begunstigde van de opvang een klacht kan indienen betreffende de levensomstandigheden binnen de opvangstructuur en de toepassing van het huishoudelijk reglement overeenkomstig artikel 19 van de wet van 12 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2007 pub. 07/05/2007 numac 2007002066 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen sluiten betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen;

Op voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van onderhavig besluit dient te worden verstaan onder : 1° de wet : de wet van 12 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2007 pub. 07/05/2007 numac 2007002066 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen sluiten betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen;2° de begunstigde van de opvang : de begunstigde van de opvang zoals gedefinieerd in artikel 2 van de wet;3° de sanctie : de sanctie zoals bedoeld in artikel 45 van de wet;4° de opvangstructuur : de collectieve of individuele structuur zoals gedefinieerd in artikel 2, 10°, van de wet. HOOFDSTUK II. - De procedure betreffende de ordemaatregel Afdeling 1. - Definitie

Art. 2.§ 1. De ordemaatregel mag in geen geval het karakter van een sanctie vertonen. § 2. Een ordemaatregel wordt algemeen genoemd wanneer hij, om de doeleinden waarvan sprake in § 1 van dit artikel te bereiken, zich niet in het bijzonder richt tot een of andere bepaalde of te bepalen begunstigde van de opvang. § 3. Een ordemaatregel wordt specifiek genoemd wanneer hij, om de doeleinden waarvan sprake in § 1van dit artikel te bereiken, zich richt tot een of de andere bepaalde of te bepalen begunstigde van de opvang en verband houdt met zijn gedrag. Afdeling 2. - De bevoegde overheid

voor de oplegging van een ordemaatregel

Art. 3.De ordemaatregelen bedoeld in artikel 2 worden genomen door de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur of door de persoon die hij hiervoor aanduidt. Afdeling 3. - Het verloop van de procedure

met betrekking tot de ordemaatregelen Subafdeling 1. - Specifieke ordemaatregelen

Art. 4.Wanneer de oplegging van een specifieke ordemaatregel tegen een begunstigde van de opvang wordt overwogen, wordt deze eerst gehoord door de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur of de persoon die hij aanduidt.

De motieven die een specifieke ordemaatregel rechtvaardigen alsook de overwogen ordemaatregel worden uiterlijk aan het begin van het gesprek waarvan sprake in de vorige alinea meegedeeld aan de begunstigde van de opvang.

Tijdens het gesprek bedoeld in het eerste lid, mag de begunstigde van de opvang bijgestaan zijn door een persoon naar keuze.

De oproeping voor het gesprek bedoeld in het eerste lid wordt binnen een redelijke termijn georganiseerd zodat de begunstigde van de opvang zich kan laten bijstaan door een persoon van zijn keuze, behalve indien de dringende noodzaak om de orde, de veiligheid en de rust te handhaven of te herstellen in de opvangstructuur een korte oproepingstermijn vereist.

Art. 5.In geval van nood kan de ordemaatregel genomen worden zonder dat het gesprek bedoeld in artikel 5 kon plaatshebben.

Indien de begunstigde van de opvang binnen de achtenveertig uur volgend op de betekening van de ordemaatregel om een onderhoud vraagt, kan dit onderhoud zoals bedoeld in artikel 5 plaatsvinden. Er wordt dan beslist, volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 5, of de ordemaatregel al dan niet wordt bevestigd.

Art. 6.De ordemaatregel wordt schriftelijk gemotiveerd en verduidelijkt de geldigheidsduur ervan.

De beslissing die een ordemaatregel oplegt wordt niet opgenomen in het sociaal dossier van de betrokken persoon.

Ze wordt aan de begunstigde van de opvang gecommuniceerd, ofwel door persoonlijke overhandiging tegen ontvangstbewijs door de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur of de persoon die daartoe werd aangesteld, ofwel door een aangetekende brief.

De beslissing vermeldt de beroepsmogelijkheden.

Subafdeling 2. - De algemene ordemaatregelen

Art. 7.De algemene ordemaatregel wordt gecommuniceerd aan de begunstigden van de opvang op wie deze een effect kan hebben, hetzij via een dienstnota, hetzij via een schriftelijke mededeling volgens de vorm bedoeld in artikel 7, derde lid. HOOFDSTUK III. - De procedure betreffende de sancties Afdeling 1. - Het verloop

van de procedure met betrekking tot de sancties

Art. 8.Elke ernstige overtreding van de voorschriften en de werkingsregels die van toepassing zijn op de opvangstructuur krachtens artikel 19 van de wet, die het nemen van een sanctie kan rechtvaardigen die wordt vastgesteld door een personeelslid of die te zijner kennis wordt gebracht, maakt het voorwerp uit van een schriftelijke vaststelling ter attentie van de directeur of van de verantwoordelijke van de opvangstructuur.

Het personeelslid brengt de directeur of verantwoordelijke van de opvangstructuur zo snel mogelijk op de hoogte. Deze laatste behandelt het verslag, vanaf de kennisname ervan, overeenkomstig artikel 11 van onderhavig besluit.

Het verslag vermeldt de identiteit van zijn auteur, de identiteit van de betrokken begunstigde van de opvang, de feiten die aanleiding kunnen gegeven tot het nemen van een sanctie en de concrete omstandigheden waarin die zich hebben voorgedaan.

Art. 9.Vanaf de kennisname van het verslag bedoeld in artikel 9, verzamelt de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur alle informatie die hij nuttig acht voor de behandeling van de feiten.

Hij kan met name overgaan of laten overgaan tot het verhoor van getuigen.

Art. 10.Wanneer de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur meent dat de feiten het nemen van een sanctie rechtvaardigen, wordt de begunstigde van de opvang daarvan op de hoogte gebracht en gehoord.

Bij de in het voorgaande lid bedoelde hypothese worden het verslag, de processen-verbaal van verhoor en andere nuttige stukken voor de behandeling van de tekortkoming samengevoegd in een tuchtdossier, dat deel uitmaakt van het maatschappelijk dossier, zoals bedoeld in artikel 32 van de wet.

Art. 11.Tijdens de procedure kan de begunstigde van de opvang zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 12.§ 1. Na de begunstigde van de opvang te hebben gehoord, desgevallend bijgestaan door de persoon van zijn keuze, neemt de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur een beslissing over de sanctie. § 2. Indien de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur de begunstigde van de opvang niet heeft kunnen horen omwille van diens eigen gedraging, spreekt de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur zich uit op basis van de dossierstukken. § 3. De beslissing die de redenen vermeldt waarop deze steunt, wordt meegedeeld aan de begunstigde van de opvang. De beslissing vermeldt de beroepsmogelijkheden.

De begunstigde van de opvang wordt op de hoogte gebracht door de kennisgeving van de schriftelijke beslissing, ofwel door persoonlijke overhandiging tegen ontvangstbewijs door de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur of de persoon die daartoe werd aangesteld, ofwel door een aangetekende brief aan de gekozen woonplaats. § 4. De beslissing is uitvoerbaar zodra die ter kennis werd gebracht van de begunstigde van de opvang overeenkomstig de voorgaande paragraaf, en dat, onverminderd de mogelijkheid op beroep. § 5. De beslissing tot bevestiging van de sanctie van de Directeur-generaal wordt betekend aan de betrokken persoon. Afdeling 2. - Algemene bepalingen betreffende de sanctieprocedure

Art. 13.§ 1. Een begunstigde van de opvang kan slechts één maal voor dezelfde feiten worden gesanctioneerd. § 2. In geval van samenloop van ernstige overtredingen in de betekenis van artikel 45, eerste lid, van de wet, maken de verschillende overtredingen het voorwerp uit van slechts één sanctie die overeenstemt met de sanctie die zou worden toegepast op de zwaarste overtreding.

Art. 14.Wanneer de ernstige overtreding wordt gepleegd ten overstaan van de directeur of van de verantwoordelijke van de opvangstructuur, wordt de rol toegewezen aan de directeur of aan de verantwoordelijke van de opvangstructuur in het kader van die procedure overgenomen door een andere persoon die respectievelijk door het Agentschap of de partner wordt aangesteld.

Art. 15.De procedure voor het nemen van een sanctie en zoals bedoeld in onderhavig besluit mag alleen betrekking hebben op feiten die zich hebben voorgedaan of die werden vastgesteld binnen de drie maanden voorafgaand aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld. HOOFDSTUK IV. - Procedure voor de behandeling van klachten

Art. 16.Wanneer de begunstigde van de opvang een klacht indient wordt hem een schriftelijk ontvangstbewijs met vermelding van de datum van zijn klacht overhandigd.

Art. 17.Met het oog op een verzoening en in het belang van de opvangstructuur, van het personeel en van de bewoners, tracht de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur een geschikte oplossing te vinden die beantwoordt aan de grieven die in de klacht werden geformuleerd.

Hij deelt de voorgestelde oplossing mee aan de indiener van de klacht die voor ontvangst ondertekent.

In het geval van akkoord ondertekent de indiener van de klacht een document waarin het einde van de klachtenprocedure wordt vermeld.

Indien de indiener van de klacht niet akkoord gaat ondertekent hij een document waarin wordt vermeld dat de procedure voor de behandeling van zijn klacht moet worden verdergezet.

Art. 18.De termijn voorzien in artikel 46, lid 2 van de wet begint te lopen de dag volgend op de dag van neerlegging van de klacht zoals vermeld op het ontvangstbewijs zoals bepaald in artikel 17 van dit besluit.

Art. 19.Bij ontvangst van de schriftelijke klacht, zoals bedoeld in het voorgaande artikel, richt de Directeur-generaal van het Agentschap of de daartoe door de partner aangestelde persoon een schriftelijk ontvangstbewijs tot de indiener van de klacht.

Met het oog op een verzoening en in het belang van de opvangstructuur, van het personeel en de bewoners, tracht de Directeur-generaal van het Agentschap of de daartoe door de partner aangestelde persoon een geschikte oplossing te vinden die beantwoordt aan de grieven die in de klacht werden geformuleerd.

Indien hij dat nuttig acht, stelt de Directeur-generaal van het Agentschap of de persoon die daartoe werd aangesteld door de partner voor om de indiener van de klacht te horen alsook andere personen, zoals de directeur of de verantwoordelijke van de opvangstructuur, de personeelsleden van de opvangstructuur en zelfs andere bewoners van de opvangstructuur die betrokken zijn bij de klacht.

Art. 20.Na zijn tussenkomst maakt de Directeur-generaal van het Agentschap of de daartoe door de partner aangestelde persoon via een aangetekende brief aan de indiener van de klacht het resultaat van zijn tussenkomst over. Een kopie van deze beslissing wordt ook overhandigd aan de betrokken opvangstructuur van de klacht en dit, per gewone brief.

De in het vorig lid bedoelde aangetekende brief moet aan de indiener van de klacht worden gericht binnen de dertig dagen die volgen op de datum van het ontvangstbewijs zoals bedoeld in artikel 20, eerste lid.

Art. 21.Bij de inwerkingtreding van dit besluit maakt elke partner van het Agentschap de contactgegevens over van de persoon die voorgesteld wordt voor de behandeling van de klachten zoals bedoeld in artikel 46, tweede lid van de wet.

De voorgestelde persoon mag in geen geval tewerkgesteld zijn in een door de partner beheerde opvangstructuur.

De voorgestelde persoon moet overeenkomstig de wet en de statuten van de partner deze vertegenwoordigen in de daden die deze stelt in toepassing van artikel 46 van de wet en van dit besluit.

Wanneer de partner meent een aangestelde persoon in de betekenis van dit artikel te moeten vervangen, wordt gebruik gemaakt van de aldus ingevoerde erkenningprocedure.

Art. 22.De bevoegdheden toegewezen aan de Directeur-generaal van het Agentschap in toepassing van artikel 46 van de wet en van dit besluit kunnen het voorwerp uitmaken van een delegatie ten gunste van één of meerdere personeelsleden van het Agentschap.

De personeelsleden aan wie de delegatie van bevoegdheden werd toegewezen, kunnen geenszins tewerkgesteld zijn in een door het Agentschap beheerde opvangstructuur.

Art. 23.De opvangstructuur houdt een klachtenregister bij en overhandigt dit register elk jaar aan de Directeur-generaal van het Agentschap. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 24.Onze minister die bevoegd is voor Asiel en Migratie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 mei 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM De Staatssecretaris Asiel en Migratie, Mevr. M. DE BLOCK

^