gepubliceerd op 06 november 2013
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 januari 2002 betreffende de eindejaarstoelage
15 JULI 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 januari 2002 betreffende de eindejaarstoelage (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 januari 2002 betreffende de eindejaarstoelage.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juli 2013.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2003 Vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 januari 2002 betreffende de eindejaarstoelage (Overeenkomst geregistreerd op 16 december 2011 onder het nummer 107450/CO/318.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de diensten voor gezinszorg (gezins- en bejaardenhulp) van de Vlaamse Gemeenschap.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk arbeiders- en bediendepersoneel. § 2. Conform artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel tewerkgesteld in het kader van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma, is deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op het personeel dat prestaties levert in het kader van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma, met uitzondering van hun eerste jaar dienst.
Onder "tewerkstellings- en doorstromingsprogramma's" wordt limitatief verstaan : - WEP en WEP+ ; - smetbanen; - maaltijdbedelers zolang ze niet begrepen zijn in de regelgeving logistieke hulp; - oppassers zieke kinderen voor zover ze gesubsidieerd zijn door het "Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten". HOOFDSTUK II. - Inwerkingtreding
Art. 2.§ 1. Voor de werknemers bedoeld in artikel 1, § 1 treedt deze collectieve arbeidsovereenkomst in werking op 1 oktober 2000. § 2. Voor werknemers tewerkgesteld in het vroeger DAC-stelsel treedt deze collectieve arbeidsovereenkomst in werking vanaf 1 januari 2001. § 3. Voor werknemers tewerkgesteld in het huidige GESCO-stelsel treedt deze collectieve arbeidsovereenkomst in werking vanaf 1 januari 2002. HOOFDSTUK III. - Vaststelling van het bedrag
Art. 3.De werkgever betaalt een eindejaarstoelage aan de werknemers bedoeld in artikel 1, § 1.
Art. 4.Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit (1) een vast geïndexeerd gedeelte, (2) een vast niet-geïndexeerd gedeelte en (3) een variabel gedeelte.
Art. 5.§ 1. Het vast geïndexeerd gedeelte wordt vanaf 1 oktober 2000 opgebouwd en bedraagt in 2005 249,90 EUR (basis 1 oktober 1999). Het wordt vanaf 2000 jaarlijks aangepast op basis van de volgende formule : het bedrag van het vast gedeelte van het in aanmerking genomen jaar wordt bekomen door het vast gedeelte toegekend tijdens het vorig jaar te verhogen met een percentage dat afhangt van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Dit percentage wordt bekomen door het indexcijfer dat van kracht is in oktober van het in aanmerking genomen jaar te delen door het indexcijfer dat van kracht was in oktober van het vorig jaar. Het percentage wordt berekend tot op vier decimalen. § 2. De sociale partners beogen in de toekomst gelijklopende jaarlijkse geïndexeerde bedragen in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap met het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 6.§ 1. Het variabel gedeelte wordt opgebouwd vanaf 1 oktober 2000 en bedraagt in 2005 2,50 pct. van de bruto jaarwedde. De programmatie is opgenomen in bijlage.
Deze bijlage wordt met ingang van 1 oktober 2000 uitgebreid met de baremaschalen voor logistieke hulpen.
Voor de werknemers tewerkgesteld in het voormalig DAC-statuut worden de in bijlage genoemde loonschalen van toepassing met ingang van 1 januari 2001.
Voor de werknemers tewerkgesteld in het huidige GESCO-statuut worden de in bijlage genoemde loonschalen van toepassing met ingang van 1 januari 2002. § 2. Voor de berekening van de bruto jaarwedde wordt het geïndexeerd baremiek bruto maandloon van oktober van het in aanmerking genomen jaar, desgevallend met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, maar met uitsluiting van andere premies, toeslagen, weddesupplementen of vergoedingen, vermenigvuldigd met 12.
Art. 7.Het vast niet-geïndexeerd gedeelte bedraagt 55,08 EUR. HOOFDSTUK IV. - Toekenning ven berekeningswijze van de premie
Art. 8.§ 1. Het totale bedrag van de toelage, zoals vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt uitgekeerd aan de werknemer met voltijdse prestaties die zijn gehele loon heeft of zou hebben genoten tijdens de gehele referentieperiode. Dit is de periode die zich uitstrekt van 1 januari tot 30 november van het jaar waarvoor de toelage is verschuldigd. § 2. Wanneer een werknemer het totale bedrag van de toelage niet kan genieten wegens deeltijdse arbeidsprestaties in de loop van de referentieperiode, wordt dit bedrag berekend pro rata tewerkstelling. § 3. Wanneer een werknemer het totale bedrag van de toelage niet kan genieten omdat hij in dienst of uit dienst is getreden in de loop van de referentieperiode, wordt dit bedrag verminderd pro rata temporis de verrichte of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties.
Art. 9.De eindejaarstoelage is niet verschuldigd aan de om dringende reden ontslagen werknemers, noch voor arbeidsprestaties verricht tijdens een niet afdoende proefperiode. De eindejaarspremie is eveneens niet verschuldigd aan de werknemers die zich in de proefperiode bevinden op het ogenblik van de betaling van de eindejaarstoelage.
Art. 10.De eindejaarstoelage is niet verschuldigd ten belope van het bedrag waarvoor de werknemers op ondernemingsvlak een gelijkwaardig voordeel genieten in de vorm van een 13de maand.
Art. 11.§ 1. Iedere gewerkte of daarmee gelijkgestelde maand, tijdens de referentieperiode, geeft recht op 1/11de van het bedrag van de toelage, berekend overeenkomstig deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. Enkel volledig afgewerkte of daarmee gelijkgestelde maanden komen in aanmerking voor de opbouw van een eindejaarstoelage. Er wordt niet gerekend met halve maanden. § 3. Elke arbeidsovereenkomst ingegaan vóór de dertiende dag van de maand wordt beschouwd als een arbeidsovereenkomst voor een volledige maand. § 4. Worden gelijkgesteld met gewerkte of daarmee gelijkgestelde prestaties, de inactiviteitsdagen bepaald bij het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders. § 5. Alle wettelijke normen van loopbaanonderbreking of conventionele schorsing van de arbeidsovereenkomst worden niet gelijkgesteld met effectieve prestaties voor de toekenning van een eindejaarspremie.".
Art. 12.Wanneer het personeelslid het voordeel van zijn bezoldiging niet heeft genoten voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, komt voor de berekening van het variabel gedeelte van de toelage (artikel 6) de geïndexeerde bruto jaarwedde in aanmerking die voor de berekening van zijn loon voor deze maand tot grondslag zou hebben gediend, indien dat laatstvernoemde loon verschuldigd was geweest. HOOFDSTUK V. - Betalingsmodaliteiten
Art. 13.De eindejaarstoelage is betaalbaar in de maand december van het jaar waarvoor ze wordt toegekend. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 14.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2000 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 januari 2002 betreffende een eindejaarstoelage (Vlaamse Gemeenschap) in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social-profitsector" van 29 maart 2000. § 2. Als overgangsmaatregel voor 2000 wordt de eindejaarspremie uitbetaald en berekend volgens de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998. Het laatste kwartaal wordt de herberekening gedaan conform artikel 14, § 1 en het verschil wordt uitbetaald met het loon van januari 2001.
Art. 15.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten voor onbepaalde duur. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd door elk van de partijen mits een opzeggingstermijn van 3 maanden, per aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het paritair subcomité.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2013.
De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2013.
De Minister van Werk, Mevr. DE CONINCK