gepubliceerd op 02 april 1999
Koninklijk besluit tot vaststelling voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst
15 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 51, §§1 en 3, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, de wet van 26 juni 1992 en bij het koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983;
Gelet op het advies van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de huidige economische toestand onverwijld de invoering van een regeling van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden of van een regeling van gedeeltelijke arbeid rechtvaardigt voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor hotelbedrijf ressorteren;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.
Art. 2.§ 1. Bij volledig of gedeeltelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken kan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden geheel worden geschorst of kan een regeling van gedeeltelijke arbeid worden ingevoerd vanaf de zevende werkdag volgend op deze van de kennisgeving. § 2. De kennisgeving geschiedt bij aangetekend schrijven gericht aan de werknemer.
Art. 3.De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst mag drie maanden niet overschrijden.
Art. 4.De regeling van gedeeltelijke arbeid kan voor een duur van ten hoogste zes maanden worden ingevoerd indien zij minder dan drie arbeidsdagen per week of minder dan één arbeidsweek per twee weken omvat.
Wanneer de regeling minder dan één arbeidsweek per twee omvat, moet de week waarin er gewerkt wordt ten minste twee arbeidsdagen omvatten.
Bij ontstentenis hiervan mag de duur van gedeeltelijke schorsing van de uitvoering van de overeenkomst vier weken niet overschrijden.
Wanneer de regeling van gedeeltelijke arbeid de maximumduur van zes maanden heeft bereikt, moet de werkgever gedurende een volledige arbeidsweek de regeling van volledige arbeid opnieuw invoeren alvorens een volledige schorsing of een nieuwe regeling van gedeeltelijke arbeid kan ingaan.
Art. 5.Het maximum aantal werkloosheidsdagen wordt vastgesteld op vier dagen wanneer het een wekelijkse regeling betreft. Wanneer er één week per twee gewerkt wordt, wordt dit maximum aantal gebracht op acht in een arbeidsregeling van een vijfdagenweek en op tien in een arbeidsregeling van een zesdagenweek.
Art. 6.Een afschrift van de bij artikel 2 bedoelde kennisgeving moet bij aangetekend schrijven worden gericht aan het bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de plaats waar de onderneming gevestigd is ten laatste de dag zelf van de individuele kennisgeving.
Art. 7.De kennisgeving bedoeld bij artikel 2 en de mededeling bedoeld bij artikel 6 vermelden de datum waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst of de regeling van gedeeltelijke arbeid zal ingaan en de datum waarop deze schorsing of deze regeling zal eindigen en de data waarop de werklieden werkloos zullen zijn.
Art. 8.De bij artikel 6 bedoelde mededeling vermeldt daarenboven de economische oorzaken die de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst of het instellen van een regeling van gedeeltelijke arbeid rechtvaardigen alsook hetzij de naam, de voornamen en het adres van de werkloos gestelde werklieden, hetzij de afdeling(en) van de onderneming waar de arbeid wordt geschorst.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 april 1999 en houdt op van kracht te zijn op 1 april 2001.
Art. 10.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 januari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983, Belgisch Staatsblad van 21 januari 1984.