Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 februari 1999
gepubliceerd op 01 mei 1999

Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes ter beveiliging van waardevervoer

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000347
pub.
01/05/1999
prom.
15/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/15/1999000347/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes ter beveiliging van waardevervoer


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de richtlijn 98/34/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, gewijzigd door de richtlijn 98/48/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998, inzonderheid op het artikel 8, 1.;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, inzonderheid op de artikelen 1, 2, § 1, 8, §§ 4 en 5, en 9;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende dat dit koninklijk besluit binnen de kortste termijn moet genomen worden omwille van de onveiligheid in de waardetransportsector;

Overwegende dat het noodzakelijk is bijkomende maatregelen te nemen teneinde deze criminaliteit te bestrijden en de veiligheid van zowel de waardevervoerders als van de bevolking beter te verzekeren;

Overwegende dat bepaalde bijkomende veiligheidsmaatregelen vervat in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 1998 dringend een wettelijke basis moeten krijgen in het kader van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten;

Overwegende dat tevens de limietdatum voor de ingebruikname van een goedgekeurd beveiligingssysteem bij het vervoer van waarden, zoals voorzien in het artikel 22, § 1 tweede lid van het koninklijk besluit van 28 februari 1997, houdende regeling van bepaalde methodes ter beveiliging van het waardevervoer, dringend dient opgeheven te worden;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, worden beschouwd als : 1° waarden neutraliseerbaar via verzetsprocédés : waardepapieren waarvoor wettelijk verzet of andere veiligheidsmaatregelen mogelijk zijn die het onmogelijk maken deze waardepapieren te innen;gedurende de tijd die nodig is om verzet te plegen kunnen deze waardepapieren niet in baar geld worden geïnd in een financiële instelling; 2° beveiligd vervoer : elk vervoer van waarden dat het voorwerp uitmaakt van een beveiliging in de zin van artikel 1, § 1, c en § 2, van de voornoemde wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten;3° detailvervoer : het beveiligd vervoer van waarden tussen twee stoppunten, waarvan minstens één stoppunt niet uitgerust is met een beveiligde zone;4° zonevervoer : het beveiligd vervoer van waarden tussen twee stoppunten, beiden uitgerust met een beveiligde zone;5° stoppunt : de plaats van ophaling en/of van aflevering van waarden;6° beveiligde ruimte : een ruimte bij een stoppunt waar de waarden op een beschermde wijze in een recipiënt kunnen worden geplaatst;7° beveiligde zone : een zone bij een stoppunt waarbinnen een voertuig voor het waardevervoer op een beschermde wijze kan worden in- en/of uitgeladen;8° stoeprisico : het risico waaraan waarden, die niet beschermd zijn door een beveiligingssysteem, beschreven in het 9° punt van dit artikel, voor de afstand tussen het voertuig en de beveiligde ruimte, blootgesteld zijn;9° beveiligingssysteem : een goedgekeurd technologisch systeem dat het beveiligd waardevervoer voortdurend opvolgt, en dat toelaat abnormale situaties op te sporen en, in voorkomend geval, de waarden te neutraliseren of onbruikbaar te maken;10° bijzonder beschermd waardetransport : - ofwel waardetransport uitgevoerd met een voertuig voor waardevervoer, bemand door twee gewapende bewakingsagenten, en met twee escortewagens, telkens bemand door drie bewakingsagenten, voorzien van wapens, zoals bepaald in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 mei 1991 betreffende de wapens die gebruikt worden door de personeelsleden van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten; - ofwel waardetransport uitgevoerd met een voertuig voor waardevervoer, bemand door twee bewakingsagenten en dat begeleid wordt door de rijkswacht op verzoek van de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst of op verzoek van de opdrachtgever via de bewakingsonderneming; 11° bewakingsagent : het personeel zoals bedoeld in artikel 6 van de wet, belast met de uitvoering van de activiteit, zoals bepaald in artikel 1, § 1, 3° van de voornoemde wet;12° Recipiënt : houder van waarden, bestemd voor waardetransport;13° Container : recipiënt, bestemd voor waardetransport met een beveiligingssysteem. HOOFDSTUK II. - Vervoer van waarden met gebruik van een beveiligingssysteem Titel I. - Personeelsvereisten

Art. 2.Het vervoer van waarden met gebruik van een beveiligingssysteem, gebeurt door een bewakingsploeg bestaande uit twee bewakingsagenten, met uitzondering van het transport zoals omschreven in artikel 6, § 1, dat kan plaatsvinden met één bewakingsagent.

In afwijking van het eerste lid van dit artikel gebeurt het vervoer met een bewakingsploeg bestaande uit drie bewakingsagenten : a) gedurende een periode van zes maanden nadat een systeem binnen de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst voor het eerst werd in gebruik genomen;b) gedurende de periode bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken, nadat hij heeft vastgesteld dat zulks noodzakelijk is om redenen van openbare orde. Titel II. - Uitvoeringsvereisten

Art. 3.De container voor dit waardetransport maakt deel uit van een beveiligingssysteem dat voldoet aan de voorwaarden van dit besluit.

Art. 4.§ 1. De container kan slechts geopend, gesloten en geprogrammeerd worden, in een beveiligde ruimte of een beveiligde zone. § 2. De container moet voorzien zijn van een besturingssysteem dat in staat is de onderrichtingen betreffende de toegangsvoorwaarden en de voorwaarden voor het waardevervoer te registreren, de naleving van deze onderrichtingen te verifiëren en, in geval van niet-naleving van deze onderrichtingen, onmiddellijk een mechanisme in werking te stellen dat de waarden vernietigt of ongeschikt maakt voor gebruik. § 3. De onderrichtingen, bedoeld in § 2, zullen de container, steeds, moeten beschermen tegen : 1° een poging tot openbreken;2° het openen buiten de beveiligde ruimten of -zones, bepaald in de geregistreerde onderrichtingen;3° het blootstellen aan extreme voorwaarden die het buitenwerkingstellen of de beschadiging van de container, van het besturingssysteem of van haar mechanisme ter neutralisatie of markering van de waarden, kan veroorzaken;4° een ongeoorloofde overschrijding van de voor de aflevering van de waarden voorziene termijn;

Art. 5.Buiten de beveiligde ruimte of de beveiligde zone mag de bewakingsagent in geen geval kunnen beschikken over middelen die de registratie van de onderrichtingen, bedoeld in artikel 4, § 2 en § 3, van dit besluit, en de verificatie door het systeem van de naleving van deze verrichtingen, kunnen beïnvloeden, noch over middelen om de container, in welke omstandigheden dan ook, te openen.

Binnen de beveiligde ruimte of de beveiligde zone kan de bewakingsagent slechts overgaan tot het openen van de container nadat de beheerder van het stoppunt er zich visueel heeft van vergewist dat de bewakingsagent op een veilige wijze de beveiligde ruimte of - zone heeft betreden en nadat hij vervolgens de bewakingsagent de daartoe nodige technische middelen heeft ter beschikking gesteld. De bewakingsagent verlaat de beveiligde ruimte slechts nadat hij deze middelen op zijn beurt ter beschikking stelde van de beheerder van het stoppunt.

Het besturingssysteem zal echter in een vertragingsmechanisme kunnen voorzien, dat de bewakingsagent, indien dit noodzakelijk is, toelaat de termijn voor de aflevering van waarden met een bepaalde duur en een beperkt aantal keren te verlengen. HOOFDSTUK III. - Vervoer van waarden zonder gebruik van een beveiligingssysteem Titel 1. - Vervoer met een bewakingsploeg bestaande uit minstens één bewakingsagent

Art. 6.§ 1. Het transport kan worden uitgevoerd met een bewakingsploeg bestaande uit minstens één bewakingsagent bij het vervoer van volgende waarden en zo het transport uitsluitend deze waarden bevat : a. waarden neutraliseerbaar via verzetsprocédés;b. waarden andere dan geld, andere dan waardepapieren niet neutraliseerbaar via verzetsprocédés en andere dan edelstenen en edele metalen; c. waarden uitsluitend bestaande uit geld en/of financiële waardepapieren niet neutraliseerbaar via verzetsprocédé's, waarvan de totale som het bedrag van 500.000 fr. niet overschrijdt; d. gemengde waarden bestaande uit waarden, voorzien in artikel 6, § 1, a met waarden voorzien in artikel 6, § 1, b of c. § 2. De Minister van Binnenlandse Zaken kan om redenen van openbare orde bepaalde waarden, zoals bedoeld in § 1, uitsluiten van het toepassingsgebied van deze titel en bepalen dat de modaliteiten voor het vervoer van deze waarden, zoals voorzien in titel II of titel III van dit hoofdstuk, van toepassing zijn.

Titel II. - Vervoer met een bewakingsploeg bestaande uit minstens twee bewakingsagenten

Art. 7.§ 1. Het transport kan worden uitgevoerd met een bewakingsploeg bestaande uit minstens twee bewakingsagenten, zo het transport uitsluitend deze waarden bevat, bij het vervoer van : a. waarden uitsluitend bestaande uit metaalgeld;b. edelstenen en edele metalen;c. gemengde waarden bestaande uit waarden, voorzien in artikel 6, § 1, a of b, met waarden voorzien in artikel 7, § 1. § 2. De Minister van Binnenlandse Zaken kan om redenen van openbare orde bepaalde waarden, zoals bedoeld in § 1, uitsluiten van het toepassingsgebied van deze titel en bepalen dat de modaliteiten voor het vervoer van deze waarden, zoals voorzien titel III van dit hoofdstuk, van toepassing zijn.

Titel III. - Vervoer met een bewakingsploeg bestaande uit minstens drie bewakingsagenten Afdeling 1. - Detailvervoer

Art. 8.Het detailvervoer gebeurt door een bewakingsploeg bestaande uit drie bewakingsagenten bij het vervoer : a. van waarden, andere dan deze voorzien in titel I en titel II van dit hoofdstuk;b. van gemengde waarden, bestaande uit papiergeld met waarden voorzien in artikel 6, § 1, a;c. uitgevoerd met een voertuig, onderworpen aan de homologatie-verplichting, zoals bepaald in artikel 3 van het koninklijk besluit betreffende de technische kenmerken en de homologatie van de voertuigen gebruikt voor het waardevervoer gebruikt door bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten.

Art. 9.§ 1. De uitvoering van deze transporten gebeurt volgens een patroon waarbij vanuit een beveiligde zone ritten worden samengesteld in lusvorm. § 2. Detailvervoer waarbij per rit een afstand van meer dan twintig kilometer langs autowegen of, zo ze zich buiten de agglomeraties bevinden, de wegen bestaande uit meer dan drie rijstroken wordt uitgevoerd, is verboden.

Art. 10.Het totaal aantal stoppunten per bewakingsploeg en per dag is beperkt tot maximaal 30 indien het waardetransport niet begeleid wordt met een escortevoertuig; het aantal is beperkt tot 50 indien het waardetransport begeleid wordt met een escortevoertuig.

Art. 11.Het detailvervoer gebeurt via een systeem van geplande variabiliteit, die als volgt wordt georganiseerd : - per rit worden minstens drie variaties van deze rit samengesteld; - iedere variatie houdt een combinatie in van specifieke reiswegen en een specifieke volgorde van stoppunten; - de volgorde waarin de variaties worden uitgevoerd is van deze aard dat eenzelfde variatie achtereenvolgens maximaal tweemaal wordt benut; - de bewakingsagenten, belast met de uitvoering van de rit worden slechts van de variatie op de hoogte gebracht maximum één uur voor de aanvang van de rit. Afdeling 2. - Zonevervoer

Art. 12.§ 1. Zonevervoer waarvan de beide stoppunten zich bevinden in dezelfde stad of agglomeratie, gebeurt met minstens twee bewakingsagenten en verloopt volgens de voorwaarden bepaald in hoofdstuk III, titel III; afdeling 1 van dit besluit. § 2. Het andere zonevervoer verloopt volgens de voorwaarden van het bijzonder beschermd waardetransport. § 3. De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt, voor zover dit vervoer verloopt met begeleiding door de rijkswacht, de wijze waarop het bijzonder beschermd waardetransport voor zonevervoer geschiedt en de tarieven van de tussenkomst van de rijkswacht. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen Titel I. - Stoppunten

Art. 13.Elk stoppunt is uitgerust met een beveiligde ruimte of een beveiligde zone.

Art. 14.§ 1. De waarden kunnen, met het oog op transport, slechts uit de beveiligde ruimte verwijderd worden, indien zij geplaatst worden in een recipiënt. § 2. De waarden kunnen, met het oog op transport, slechts uit de beveiligde zone verwijderd worden, indien zij geplaatst worden in een voertuig voor waardevervoer. § 3. De minister van Binnenlandse Zaken kan, na advies van de Commissie betreffende het waardevervoer, de voorwaarden bepalen waaraan beveiligde ruimtes en beveiligde zones moeten voldoen.

Art. 15.§ 1. De beheerders van de stoppunten treffen alle nodige maatregelen om de aanvang van de aflevering en/of de ophaling van de waarden mogelijk te maken binnen de tien minuten na de aankomst van het waardetransport. § 2. De beheerders van de stoppunten treffen de nodige maatregelen om het stoeprisico tot een minimum te beperken en risico's in het voor het publiek toegankelijke plaatsen te voorkomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken kan, zo het transport geschiedt volgens de modaliteiten bepaalt in hoofdstuk III, titel II of III van dit besluit, deze maatregelen bepalen. § 3. De beheerders van de stoppunten verstrekken aan de daartoe bevoegde overheid, telkens als deze erom verzoekt, alle inlichtingen nuttig voor het garanderen van de maximale veiligheid en de toepassing van dit besluit.

Titel II. - Nachttransport

Art. 16.Elk waardetransport, met uitzondering van het transport bedoeld in artikel 6, § 1, a. van dit besluit, is verboden op geheel het Belgisch grondgebied tussen 22 uur en 6 uur.

Titel III. - Gemengd vervoer

Art. 17.Vervoer van waarden met gebruik van een beveiligingssysteem samen met waarden zonder gebruik van een beveiligingssysteem is verboden met uitzondering van de waarden bedoeld in artikel 6, § 1, a, b en d.

Art. 18.Het gemengd vervoer van waarden zonder gebruik van een beveiligingssysteem is verboden, met uitzondering van gemengd vervoer voorzien in hoofdstuk III. Titel IV. - Verplichtingen van de bewakingsagent

Art. 19.De bewakingsagenten die waardetransporten uitvoeren, met uitzondering van de transporten bedoeld in hoofdstuk III, titel I en titel II van dit besluit, zijn verplicht een kogelvrije vest te dragen.

Art. 20.De bewakingsagenten die zich in het transportvoertuig bevinden, dienen tijdens de verplaatsingen plaats te nemen in de bestuurderscabine.

Art. 21.Bij het vervoer bedoeld in hoofdstuk III, titel II en titel III van dit besluit en zo het stoppunt geen beveiligde zone omvat, evalueert een bewakingsagent voorafgaand aan het in en uitladen, het stoeprisico.

De bewakingsonderneming legt de wijze waarop ze deze procedure organiseert ter goedkeuring voor aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

Titel V. - Meldingsplicht

Art. 22.De bewakingsondernemingen of de interne bewakingsdiensten dienen de ritten van het waardevervoer eenmalig op een gedetailleerde wijze te bezorgen aan de Rijkswacht. Daartoe worden de frequentie, de reisweg, de stoppunten, de gebeurlijke variaties en de uren van vertrek en aankomst vermeld. Dit dient te gebeuren ten minste 24 uur voor de aanvang van de eerste uitvoering van de betrokken rit en ten minste 72 uur in geval de rit een bijzonder beschermd waardetransport betreft.

Art. 23.Daarnaast is het waardevervoer bedoeld in hoofdstuk III, titel III van dit besluit aan volgende bijkomende meldingen onderworpen : 1° Elke reisroute wordt ten laatste om 16 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de rit wordt uitgevoerd, gemeld aan de Rijkswacht;2° Elke gebeurtenis die een tijdsafwijking kan opleveren van dertig minuten wordt zonder verwijl aan de rijkswacht gemeld.De eerste melding wordt minimaal om de dertig minuten gevolgd door een navolgende melding omtrent het verloop van de gebeurtenis en de voorziene vertraging;

Art. 24.De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de wijze waarop de meldingsplicht geschiedt. HOOFDSTUK V. - Commissie betreffende het waardevervoer

Art. 25.§ 1. De « Commissie betreffende het waardevervoer » brengt advies uit aan de Minister van Binnenlandse zaken met betrekking tot de regelgeving ter zake waardetransporten en de toepassing ervan alsmede met betrekking tot alle aangelegenheden inzake de veiligheid bij het waardetransport, met inbegrip van de evolutie van de risico's. § 2. De beveiligingssystemen bedoeld in hoofdstuk II van dit besluit worden vooraf goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken na advies van deze Commissie. § 3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken stelt de goedkeuringsprocedure, bedoeld in § 2 van dit artikel, vast. § 4. De homologatie van de transportvoertuigen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit betreffende de technische kenmerken en de homologatie van de voertuigen voor het waardevervoer gebruikt door bewakingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, geschiedt door deze Commissie.

Art. 26.§ 1. Deze commissie, voorgezeten door de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie, wordt samengesteld als volgt : - 2 vertegenwoordigers van de Algemene Rijkspolitie, waaronder de voorzitter; - 1 vertegenwoordiger van de Rijkswacht; - 1vertegenwoordiger van de Gemeentepolitie; - 1vertegenwoordiger van de Nationale Bank; - 1 vertegenwoordiger van de Belgische Vereniging der Banken; - 1 vertegenwoordiger van de Belgische Federatie van de Distributieondernemingen; - 2 vertegenwoordigers van de Vereniging van Bewakingsondernemingen, waarvan minstens één vertegenwoordiger, behorende tot een onderneming die waardevervoer realiseert conform hoofdstuk II van dit besluit.

Voor elke vertegenwoordiger wordt een plaatsvervanger aangewezen. § 2. Zo zij zetelt in uitvoering van art. 25, § 1 van dit besluit, wordt de Commissie aangevuld met twee vertegenwoordigers van de werknemers uit de bewakingssector.

Zo zij zetelt in uitvoering van artikel 25, § 2 van dit besluit wordt de Commissie aangevuld met een vertegenwoordiger van de Nationale Vereniging voor de Beveiliging tegen Brand en Binnendringing v.z.w.

Zo, zij vergadert in uitvoering van artikel 25, § 4 van dit besluit zetelt de Commissie zonder de vertegenwoordiger van de Belgische Vereniging der Banken en van de vertegenwoordiger van de Belgische Federatie van de Distributieondernemingen en wordt zij aangevuld met : - een deskundige in veiligheidstransporten; - een vertegenwoordiger van het Belgisch Instituut voor Normalisatie; - een vertegenwoordiger van het Nationaal Instituut van Criminalistiek en Criminologie van het Ministerie van Justitie. HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 27.Het koninklijk besluit van 28 februari 1997 houdende regeling van bepaalde methodes ter beveiliging van het waardevervoer, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 25 april 1997 en 26 januari 1998, wordt opgeheven.

Art. 28.Dit besluit treedt in werking op 15 februari 1999, met uitzondering van art. 6, § 1, c en d van dit besluit dat in werking treedt op de datum bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken.

Art. 29.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE

^