gepubliceerd op 27 maart 2002
Koninklijk besluit tot bepaling van de modaliteiten van samenwerking tussen de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas en het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas
14 MAART 2002. - Koninklijk besluit tot bepaling van de modaliteiten van samenwerking tussen de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas en het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, inzonderheid op het artikel 15/12, § 2, en het artikel 15/14, § 2, 9° en 10°, ingevoegd door de artikelen 13 en 15 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten;
Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op de artikelen 22, §§ 2 en 3 en 23, § 2, 15° en 16°;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 mars 2002;
Gelet op het feit dat de voornoemde wet van 29 april 1999 bedoeld is om de bepalingen van de richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 19 december 1996 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne elektriciteitsmarkt om te zetten in het Belgisch recht; dat de termijn voor de omzetting van deze richtlijn verstreken is op 19 februari 1999; dat de Belgische regering haar voornemen had uitgedrukt om binnen deze termijn deze richtlijn om te zetten; dat de dringende noodzakelijkheid bijzonder voortvloeit uit de ingebrekestelling van de Europese Commissie wegens nalating van omzetting van voornoemde richtlijn en het met redenen omkleed advies van 1 februari 2001 van de Europese Commissie die de Belgische regering uitnodigde om, binnen de twee maanden de nationale maatregelen ter uitvoering mee te delen die deze richtlijn omzetten; dat de regering van oordeel is dat elke bijkomende vertraging in de omzetting de concurrentie van de Belgische industrie kan schaden, rekening houdend met de versnelling van het reeds ver gevorderde proces van omzetting van de richtlijn in de andere lidstaten van de Europese Unie, dat dit besluit bijgevolg zo spoedig mogelijk moet worden genomen teneinde de opening van de elektriciteitsmarkt tot de mededinging en uitwisselingen van elektriciteit, zowel op Belgisch als op Europees niveau, niet te belemmeren;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en van Onze Staatssecretaris voor Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De bepalingen, vermeld in artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, zijn van toepassing op dit besluit.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder « kruissubsidies » de kosten toe te schrijven aan de levering van elektriciteit en gas aan in aanmerking komende eindafnemers die ten laste zijn gelegd aan eindafnemers die niet de hoedanigheid van in aanmerking komende afnemer hebben.
Art. 3.De Commissie verstrekt aan het controlecomité alle gegevens die afkomstig zijn van een van haar instanties, met name zowel adviezen, aanbevelingen, voorstellen als boekhoudkundige documenten, die voor genoemd comité nodig zijn om de afwezigheid van kruissubsidies te kunnen nagaan.
De commissie beantwoordt verzoeken om informatie vanwege het controlecomité binnen de 40 kalenderdagen na indiening van dat verzoek. Die termijn kan door de commissie verlengd worden om redenen die zij motiveert.
Art. 4.Het controlecomité kan de leden van het directiecomité van de commissie verzoeken, in de hoedanigheid van deskundige, deel te nemen aan de vergaderingen van het beperkt comité, van de commissies of werkgroepen van het controlecomité, wanneer die vergaderingen tot doel hebben het gebrek aan kruissubsidies te controleren.
Art. 5.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te 14 maart 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE