Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 maart 2002
gepubliceerd op 29 maart 2002

Koninklijk besluit betreffende de gezamenlijke borgtochten voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten

bron
ministerie van financien
numac
2002003170
pub.
29/03/2002
prom.
14/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/14/2002003170/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 MAART 2002. - Koninklijk besluit betreffende de gezamenlijke borgtochten voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op de artikelen 1, § 1, tweede lid, en 24, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 maart 1926 betreffende de borgtochten van aannemers, gezamelijke en solidaire waarborg, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000;

Gelet op het advies van de Commissie voor de overheidsopdrachten van 11 december 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 januari 2001;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies 32.557/2 van de Raad van State, gegeven op 23 januari 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De aannemers van overheidsopdrachten alsmede de concessiehouders voor openbare werken hebben de mogelijkheid gebruik te maken van een gezamelijke borgtocht door bemiddeling van een van de volgende borgen : 1° hetzij van kredietinstellingen die voldoen, naar gelang van het geval, aan de voorschriften van de artikelen 7, 65, 66 en 79 van de wet van 22 maart 1993 betreffende het statuut en de controle van de kredietinstellingen;2° hetzij van verzekeringsondernemingen die voldoen, naar gelang van het geval, aan de voorschriften van de artikelen 3 en 64 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;3° hetzij van de vennootschappen, andere dan deze vermeld in 1° en 2° die : a) ingevolge hun aanneming daartoe deze activiteit in België al uitoefenden voor de datum waarop dit besluit in werking treedt of, b) deze activiteit wettelijk uitoefenen in een andere Lidstaat van de Europese Unie.

Art. 2.De aanneming van de vennootschappen vermeld in artikel 1, 3°, a) kan worden ingetrokken door de Minister van Financiën. Deze vennootschappen moeten voldoen aan elk verzoek tot aanvullende verantwoording en inlichtingen die hen door de bevoegde overheid omtrent hun financiële situatie kan worden gesteld.

Art. 3.Teneinde de uitvoering te waarborgen van de verbintenissen die zij overeenkomstig artikel 5 hebben aangegaan ten overstaan van de aanbestedende overheden, leggen de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen of de vennootschappen vermeld in artikel 1, 3° binnen de hun toegekende termijn een borgtocht van ten minste 20.000 EUR neer bij de Deposito- en Consignatiekas of bij een Belgische of buitenlandse openbare instelling die een activiteit uitoefent welke identiek is aan die van de genoemde kas.

Art. 4.De borgtocht wordt neergelegd hetzij in geld hetzij in waarden die in aanmerking komen voor de vestiging van de waarborgen opgelegd door de aanbestedende overheden.

Art. 5.Indien, als gevolg van een daling van de neergelegde waarden, de waarde van de borgtocht vermindert met meer dan 20 percent, dienen de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen of de vennootschappen vermeld in artikel 1, 3° onmiddellijk een bijkomende borgtocht te verstekken tot beloop van de vastgestelde waardevermindering.

Art. 6.De kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen of de vennootschappen vermeld in artikel 1, 3° gaan voor elke aanbesteding de verbintenis aan dat zij zich tegenover de aanbestedende overheden solidair borgstellen voor het bedrag van de door het bestek vastgestelde waarborg.

De kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen of de vennootschappen vermeld in artikel 1, 3° mogen zich, bij een enkele verbintenis, borgstellen voor verscheidene aannemers van overheidsopdrachten die deelnemen aan een zelfde procedure waarvoor een voorafgaande neerlegging is vereist.

Art. 7.Het totale bedrag van de akten van verbintenis die door de kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen of vennootschappen vermeld in artikel 1, 3° als solidaire borg zijn aangegaan overeenkomstig artikel 5 mogen het tienvoud van de borgtocht vermeld in artikel 2 niet te boven gaan.

Art. 8.De kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen of de vennootschappen vermeld in artikel 1, 3° mogen zich niet borgstellen voor een zelfde aannemer van overheidsopdrachten voor een som die hoger ligt dan de door hen overeenkomstig artikel 2 gestelde borgtocht.

Art. 9.Wanneer een aannemer van overheidsopdrachten verzuimt zijn verbintenissen uit te voeren, zoals bepaald bij artikel 20, § 2 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, wordt de borg door de Deposito- en Consignatiekas of door de openbare instelling die een activiteit uitoefent die identiek is aan die van genoemde Kas verzocht het bedrag van de schuld van deze aannemer te betalen.

Dit bedrag dient te worden betaald aan de Deposito- en Consignatiekas of aan het aan de openbare instelling die een activiteit uitoefent die gelijk is aan die van de genoemde Kas.

Art. 10.Wanneer de borg overeenkomstig artikel 8 verzuimt de betaling te verrichten binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de datum van de aanmaning, maakt de Deposito- en Consignatiekas of de openbare instelling die een activiteit uitoefent welke identiek is aan die van genoemde Kas de gezamenlijke borgtocht te gelde tot beloop van het bedrag van de schuld van de betrokken aannemer.

In dat geval staat het de Minister van Financiën vrij de aanneming van de vennootschappen vermeld in artikel 1, 3°, a) in te trekken.

Art. 11.Het koninklijk besluit van 11 maart 1926 betreffende de borgtochten van aannemers, gezamelijke en solidaire waarborg wordt opgeheven.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 13.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 maart 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^