gepubliceerd op 03 juli 2006
Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie
14 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 3, § 2, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector schrijft voor : "De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels voor de werking en de samenstelling van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie. De Koning kan in de vertegenwoordiging van de Gemeenschapsregeringen en de Gewestregeringen voorzien".
Er is een Raadgevend Comité voor de telecommunicatie ingesteld door de artikelen 80 en 81 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Dit Raadgevend Comité blijft trouwens overeenkomstig die bepalingen bestaan en functioneren tot de bekendmaking van het onderhavige besluit in het Belgisch Staatsblad.
De rol van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie ingesteld in het kader van de wet van 17 januari 2003 wordt versterkt in die zin dat het een orgaan wordt dat toeziet op de werking van de regulator, het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, daar het jaarverslag, dat rekenschap van de activiteiten van het Raadgevend Comité aflegt, eveneens aanbevelingen inhoudt wat de activiteiten van het Instituut betreft.
Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 verduidelijkt de samenstelling van het Raadgevend Comité binnen de door artikel 3, § 2, derde lid, van de wet van 17 januari 2003 vastgestelde perken.
Er wordt op gewezen dat de vertegenwoordigers van de overheden slechts een raadgevende stem hebben. Zoals de wet het zelf al bepaalt in artikel 3, § 3, eerste lid, gaat het om zowel de vertegenwoordigers van de federale regering bedoeld in artikel 1, 12° tot 15°, als de vertegenwoordigers van de gefedereerde eenheden bedoeld in artikel 1, 16° tot 20°. Overeenkomstig de zorg om transparantie die door de Raad van State wordt geuit, wordt bepaald dat een openbare oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad moet worden gepubliceerd ter attentie van de verbruikers, de gebruikers van golven en de gezinnen, of de organisaties die hen vertegenwoordigen.
Artikel 2 heeft betrekking op het voorzitterschap van het Raadgevend Comité.
Artikel 3 gaat over de vervanging van de effectieve leden door hun eventuele plaatsvervangend lid, over de taalpariteit binnen het Raadgevend Comité alsook over de termijn van het mandaat van zijn leden.
Artikel 4 verduidelijkt het aantal zetels waarover het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie en de Ombudsdienst voor telecommunicatie als waarnemer beschikken.
Overeenkomstig de aanbevelingen van de Raad van State worden alle essentiële elementen voor de werking van het comité vastgesteld in de artikelen 5 tot 11.
Artikel 12 voorziet in de mogelijkheid voor het Raadgevend Comité om een beroep te doen op externe experten.
Artikelen 13 tot 15 behoeven geen commentaar.
Het advies van de Raad van State werd gevolgd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken, F. VAN DEN BOSSCHE
14 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, inzonderheid op artikel 92ter, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988;
Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige gemeenschap, inzonderheid op artikel 55bis, gewijzigd bij de wet van 5 mei 1993;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 42;
Gelet op de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, inzonderheid op artikel 3, § 2, eerste lid;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse Regering, gegeven op 21 februari 2005;
Gelet op het akkoord van de Regering van de Franse Gemeenschap, gegeven op 16 maart 2005;
Gelet op het akkoord van de Waalse Gewestregering, gegeven op 18 maart 2005;
Gelet op het akkoord van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 8 juni 2006;
Gelet op het akkoord van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, gegeven op 17 juni 2005;
Overwegende dat het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie opgericht bij de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie door de voormelde wet van 17 januari 2003 de plaats moet innemen van het huidige Raadgevend Comité voor de telecommunicatie dat opgericht is bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie door de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
Gelet op advies nr. 39.98214 van de Raad van State, gegeven op 29 maart 2006;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het raadgevend comité voor de telecommunicatie, hierna "het comité" te noemen, bestaat behalve de voorzitter uit : 1° drie leden die representatief zijn voor de ondernemingen waarvan één voor de kleine en middelgrote ondernemingen;2° vijf leden die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen;3° twee leden die de meest representatieve organisaties van de zelfstandigen vertegenwoordigen, benoemd op voordracht van de Hoge Raad voor de Middenstand;4° zes leden die representatief zijn voor de gebruikers, waarvan vier benoemd op voordracht van de Raad voor het Verbruik;5° twee leden die representatief zijn voor de gebruikers van het frequentiespectrum, waarvan één aangewezen door de Minister van Landsverdediging;6° twee leden die representatief zijn voor de gezinsbelangen;7° twee leden aangewezen wegens hun wetenschappelijke deskundigheid inzake telecommunicatie;8° drie leden die representatief zijn voor de producenten van telecommunicatieuitrustingen;9° vier leden die representatief zijn voor de ondernemingen die telecommunicatiediensten verlenen, onder wie één dat aangewezen wordt door de belangrijkste operator op de markt van de spraaktelefoniediensten en op zijn minst één dat representatief is voor de overige operatoren van spraaktelefoniediensten;10° een lid dat representatief is voor de universeledienstverleners;11° drie leden die representatief zijn voor de operatoren van openbare telecommunicatienetten, onder wie één dat wordt aangewezen door de belangrijkste operator op de markt van de vaste openbare telecommunicatienetten en één dat wordt aangewezen door de operatoren die actief zijn op de markt van de mobiele openbare telecommunicatienetten;12° een lid aangewezen door de Minister bevoegd voor telecommunicatie;13° een lid aangewezen door de Minister van Economische Zaken;14° een lid aangewezen door de Minister bevoegd voor de modernisering van de openbare diensten;15° een lid aangewezen door de Minister van Sociale Zaken;16° twee leden aangewezen door de Vlaamse Regering;17° een lid aangewezen door de Waalse Regering;18° een lid aangewezen door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;19° een lid aangewezen door de Franse Gemeenschapsregering;20° een lid aangewezen door de Duitstalige Gemeenschapsregering. De in het eerste lid, 4°-6° bedoelde leden wier aanwijzing niet anders is vastgelegd, worden aangewezen na een in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde openbare oproep.
De vertegenwoordigers van de overheden hebben zitting in het comité, maar zijn niet stemgerechtigd.
Art. 2.De voorzitter van het comité wordt buiten de in artikel 1 bedoelde leden benoemd door de Minister die bevoegd is voor telecommunicatie.
De voorzitter mag geen gewone activiteit uitoefenen in de handel of de nijverheid; hij wordt verkozen wegens zijn deskundigheid inzake telecommunicatie.
Art. 3.Voor elk van de effectieve leden, de voorzitter uitgezonderd, kan één plaatsvervangend lid worden aangewezen. Het comité telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
De voorzitter van het Comité, de leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.
Art. 4.Het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie en de Ombudsdienst voor telecommunicatie hebben elk als waarnemer één zetel in het comité.
Art. 5.De effectieve leden kiezen onder elkaar twee vice-presidenten; de ene van de Franse taalrol, de andere van de Nederlandse taalrol.
Art. 6.Het comité komt minstens vier maal per jaar bijeen, op initiatief van de voorzitter of op verzoek van ten minste zeven effectieve leden.
Art. 7.§ 1. Behalve in dringende gevallen stuurt het secretariaat de bijeenroepingen ten minste twintig dagen voor de vergadering van het comité naar de effectieve leden en de plaatsvervangers.
De bijeenroeping vermeldt de plaats, de datum en het tijdstip van de vergadering alsook de agendapunten.
Behalve in dringende gevallen stuurt het secretariaat de documentatie in verband met de agendapunten ten minste acht dagen voor de vergadering van het comité naar de effectieve leden en de plaatsvervangers. § 2. De effectieve leden die om een vergadering van het comité verzoeken bezorgen de in het eerste lid bedoelde documentatie uiterlijk vijftien dagen voor de vergadering aan het secretariaat.
Art. 8.Een effectief lid kan vragen om een punt op de agenda van de volgende zitting te plaatsen.
Art. 9.§ 1. Op een vergadering van het comité kan geen enkel punt worden besproken dat niet voorkomt op de in de bijeenroeping vermelde agenda. § 2. Het Comité kan slechts geldig beraadslagen wanneer ten minste de helft van de leden aanwezig is.
Wanneer hieraan niet is voldaan, kan de voorzitter binnen twee werkdagen een nieuwe vergadering beleggen om de op de agenda geplaatste punten te bespreken.
Art. 10.Bij verhindering van de voorzitter wordt elke vergadering beurtelings voorgezeten door een van de vice-voorzitters, of, bij hun afwezigheid, door het oudste effectieve lid.
Art. 11.Het comité stelt zijn huishoudelijk reglement vast en brengt dit ter kennis van de Minister die bevoegd is voor telecommunicatie.
Art. 12.De voorzitter kan op de vergaderingen deskundigen uitnodigen.
Art. 13.Het koninklijk besluit van 5 maart 1992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het Raadgevend comité voor de telecommunicatie wordt opgeheven.
Art. 14.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 15.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de telecommunicatie behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 juni 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken, F. VAN DEN BOSSCHE