Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 juli 2010
gepubliceerd op 09 augustus 2010

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Dinant

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2010009658
pub.
09/08/2010
prom.
14/07/2010
ELI
eli/besluit/2010/07/14/2010009658/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JULI 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Dinant


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 88, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970, 17 mei 2006 en 3 december 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 augustus 2002 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Dinant;

Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Luik van 11 januari 2010, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Luik van 12 januari 2010, van de procureur generaal bij het hof van beroep en het arbeidshof te Luik van 13 oktober 2009, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Namen en Dinant van 18 november 2009, van de arbeidsauditeur te Namen en Dinant van 18 november 2009, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Namen en Dinant van 17 november 2009 en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Dinant van 18 november 2009;

Op de voordracht van de Minister van Justitie en van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De arbeidsrechtbank te Dinant bestaat uit negen kamers bedoeld in artikel 81 van het Gerechtelijk Wetboek, één kamer voor kort geding en één bureau voor rechtsbijstand.

De eerste kamer neemt, als inleidingskamer, kennis van alle vorderingen die ingeleid zijn bij dagvaarding of bij een verzoekschrift op tegenspraak.

Zij neemt voorts kennis van de vorderingen bedoeld in de artikelen 582, 3°, 4°, 6° en 8°, en 583, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Zij neemt kennis van de rechtsvorderingen ingesteld door de arbeidsauditeur bij toepassing van artikel 137bis, § 2, van hetzelfde Wetboek.

De tweede kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de geschillen genoemd in artikel 578, 12°, b) en artikel 578, 14°, indien de werknemer(s) in de zaak de hoedanigheid heeft (hebben) van bediende of handelsvertegenwoordiger.

De derde kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de geschillen genoemd in artikel 578, 12°, b) en artikel 578, 14°, indien de werknemer(s) in de zaak de hoedanigheid heeft (hebben) van arbeider, zeeman of diensbode.

De vierde kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in de artikelen 578, 12°, b) en 581 van het Gerechtelijk Wetboek alsook van de geschillen inzake administratieve sancties bedoeld in artikel 583 van het Gerechtelijk Wetboek wanneer ze toegepast worden op een zelfstandige.

De vijfde kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 582, 1° en 2°, van het Gerechtelijk Wetboek.

De zesde kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 580, 1° tot 7°, 8° a), b), e) en 9° tot 17°, in artikel 582, 5° en 7° en 583, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. De zevende kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 580, 8°, c), d) en f) en 18° van het Gerechtelijk Wetboek.

De achtste kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 579 van het Gerechtelijk Wetboek.

De negende kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 578, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek, en neemt voorts kennis van de betwistingen bedoeld in artikel 52, § 3, van de wetten betreffende de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd door het Koninklijk Besluit van 14 juli 1994.

Art. 2.De kamers houden zitting als volgt : De 1e kamer : de tweede en vierde donderdag van de maand om 14 uur;

De 2e kamer : de derde maandag en de derde dinsdag van de maand om 14 uur;

De 3e kamer : de eerste vrijdag van de maand om 14 uur;

De 4e kamer : de vierde maandag, één maand op twee om 14 uur;

De 5e kamer : de eerste maandag van de maand om 14 uur;

De 6e kamer : de tweede en derde vrijdag van de maand om 14 uur;

De 7e kamer : de tweede en vierde dinsdag van de maand om 14 uur;

De 8e kamer : de eerste dinsdag van de maand om 14 uur;

De 9e kamer : de eerste en derde donderdag van de maand om 14 uur.

De voorzitter, in kortgeding, houdt zitting op donderdag om 11 u. 30 m.

Het bureau voor rechtsbijstand doet uitspraak op basis van de stukken.

In geval van bijkomend onderzoek kan het Bureau de verzoeker in raadkamer oproepen.

Art. 3.De voorzitter van de rechtbank kan, indien de behoeften van de dienst het vergen en na advies te hebben ingewonnen van de arbeidsauditeur, beslissen dat één of meerdere kamers bijkomende zittingen houden op de dagen en uren die hij vaststelt.

Art. 4.Alle vorderingen bij dagvaarding worden ingeleid voor de eerste kamer. Hetzelfde geldt voor de vorderingen ingeleid bij verzoekschriften op tegenspraak.

De vorderingen ingeleid bij verzoekschrift, bedoeld in artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek of door andere wetteksten, worden door de voorzitter van de rechtbank toegewezen aan de bevoegde kamers.

De partijen verschijnen vrijwillig voor de bevoegde kamer krachtens het huidige reglement, behoudens gewettigde hoogdringendheid.

Art. 5.De voor de rechtbank ingeleide vorderingen, die niet uitdrukkelijk in dit besluit zijn voorzien of die op nieuwe bepalingen tot wijziging of aanvulling van de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek zouden zijn gegrond, worden door de voorzitter van de rechtbank toebedeeld aan de kamers die er kennis kunnen van nemen om reden van de samenstelling van deze kamers en hun hiervoren vastgestelde volstrekte bevoegdheid.

Art. 6.Het Koninklijk Besluit van 30 augustus 2002 tot vaststelling van het bijzonder reglement van de arbeidsrechtbank te Dinant is opgeheven.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 8.De Minister bevoegd voor Werk en de Minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 juli 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

^