Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 januari 2013
gepubliceerd op 14 november 2013

Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de nadere regels overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële vergoeding verleent aan de verpleegkundigen voor de gevolgde continue opleiding

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2013022572
pub.
14/11/2013
prom.
14/01/2013
ELI
eli/besluit/2013/01/14/2013022572/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JANUARI 2013. - Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de nadere regels overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële vergoeding verleent aan de verpleegkundigen voor de gevolgde continue opleiding


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 2 januari 2001, artikel 59quater, ingevoegd bij de wet van 10 december 2009;

Gelet op het voorstel van de Overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen, gegeven op 27 april 2011 en op 6 juli 2011;

Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole, gegeven op 13 juli 2011;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 18 juli 2011;

Gelet op de adviezen van de inspecteur van Financiën, gegeven op 19 augustus 2011 en 21 september 2012;

Gelet op het akkoord van de Minister van begroting van 4 december 2012;

Gelet op de adviezen 50.917/2 en 51.557/2 van de Raad van State, gegeven op 27 februari 2012 en op 11 juli 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het voorafgaand onderzoek van de noodzaak om een effectbeoordeling waarbij werd besloten dat geen effectbeoordeling is vereist;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « Verpleegkundigen » : de personen die worden bedoeld in art. 21quater van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en die ingeschreven zijn als verpleegkundige bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering; 2° « Overeenkomstencommissie » : de Overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen, zoals bedoeld in artikel 26 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;3° « Nomenclatuur » : de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/09/1984 pub. 16/12/2013 numac 2013000795 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

Art. 2.Om deze vergoeding te genieten moet de verpleegkundige beantwoorden aan volgende voorwaarden : 1° 5 uren per kalenderjaar bijscholing volgen, waarvan ten minste 2 uren betreffende artikel 8 van de nomenclatuur of andere specifieke regelgeving van de sector thuisverpleging en de resterende uren betreffende de opleiding en/of training over de actualisering of het "evidence based" werken tijdens de uitoefening van het beroep in het kader van de thuisverpleging. Als de vergoeding voor de eerste maal wordt aangevraagd, worden in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft ten minste 4 van de vereiste 5 uren bijscholing gevolgd betreffende artikel 8 van de nomenclatuur of andere specifieke regelgeving van de sector thuisverpleging; 2° Individueel toegetreden zijn tot de nationale overeenkomst tussen de verpleegkundigen en de verzekeringsinstellingen, die gesloten is in de Overeenkomstencommissie, voor het volledige kalenderjaar waarop deze vergoeding betrekking heeft;3° Zijn activiteit in hoofdberoep uitoefenen; 4° In de loop van het kalenderjaar waarvoor de vergoeding wordt gevraagd een minimumactiviteit hebben die overeenstemt met een bedrag van 33.000 euro aan tegemoetkomingen in het kader van artikel 8 van de nomenclatuur vastgesteld aan de hand van hun profiel voor dat jaar; 5° In de loop van het kalenderjaar waarvoor de vergoeding wordt gevraagd, de financiële tegemoetkoming genieten voor het gebruik van telematica en het elektronisch beheer van dossiers op grond van het koninklijk besluit van 21 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/04/2007 pub. 04/05/2007 numac 2006023375 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de nadere regels overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële tegemoetkoming verleent aan de verpleegkundigen voor het gebruik van telematica en het elektronisch beheer van dossiers sluiten tot bepaling van de voorwaarden en de nadere regels overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële tegemoetkoming verleent aan de verpleegkundigen voor het gebruik van telematica en het elektronisch beheer van dossiers.

Art. 3.§ 1. Om te voldoen aan de vereisten van art. 2 van dit besluit wordt enkel de bijscholing in aanmerking genomen die wordt georganiseerd door : 1° De diensten van het RIZIV en de FOD Volksgezondheid;2° De erkende onderwijsinstellingen voor gezondheidszorgberoepen;3° De verpleegkundige beroepsorganisaties erkend als individuele representatieve organisatie of als partner van een representatief kartel op grond van de wet van 21 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/04/2007 pub. 18/06/2007 numac 2007022870 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot aanwijzing van de vertegenwoordigers van de thuisverpleegkundigen in de overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen sluiten tot aanwijzing van de vertegenwoordigers van de thuisverpleegkundigen in de Overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen;4° De diensten voor thuisverpleging die gedurende 2 opeenvolgende trimesters van het jaar waarvoor de vergoeding wordt gevraagd, de forfaitaire vergoeding genieten van specifieke kosten voor diensten voor thuisverpleging, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 16 april 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/04/2002 pub. 09/05/2002 numac 2002022359 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van de forfaitaire tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de specifieke kosten van de diensten thuisverpleging en van de voorwaarden voor het toekennen van die tegemoetkoming sluiten tot vaststelling van de forfaitaire tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de specifieke kosten van de diensten thuisverpleging en van de voorwaarden voor het toekennen van die tegemoetkoming, of hun federatie;5° Zorgverleners die beschikken over een RIZIV-nummer, mits formele samenwerking hiervoor met een verpleegkundige beroepsorganisatie, zoals bepaald in punt 3°, en/of een dienst voor thuisverpleging en/of een federatie, zoals bepaald in punt 4° ;6° De verzekeringsinstellingen. § 2. Alle in § 1 vermelde organisatoren dienen elk jaar, uiterlijk op 30 juni, een jaarverslag in bij het Secretariaat van de Overeenkomstencommissie waarin zij de sectorspecifieke bijscholingsinitiatieven vermelden die zij in het vorige kalenderjaar hebben georganiseerd. § 3. De verpleegkundige bewaart gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de bijscholing werd gevolgd, de attesten die het bewijs vormen van ieder uur gevolgde bijscholing met het oog op het verwerven van de RIZIV-vergoeding en die bij iedere controle op eenvoudig verzoek moeten consulteerbaar zijn.

Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, bezorgt de verpleegkundige die attesteert met een groepsnummer derdebetaler en voor wie de aanvraag gegroepeerd gebeurt, een kopie van elk van deze attesten aan de groepering die de aanvraag voor hen indient. De groepering bewaart deze kopieën die bij iedere controle op eenvoudig verzoek moeten consulteerbaar zijn, gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum waarop de bijscholing werd gevolgd. § 4. De kenmerken van het in § 2 vermelde jaarverslag en de in § 3 vermelde attesten worden bepaald door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Zij worden op de website van dit Instituut gepubliceerd (www.riziv.fgov.be).

Art. 4.§ 1. Om ontvankelijk te zijn wordt, uiterlijk op 15 september, de aanvraag ingediend voor de RIZIV-vergoeding met betrekking tot de tijdens het voorafgaande kalenderjaar gevolgde continue opleiding, volgens de modaliteiten tot communicatie vastgelegd door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Deze modaliteiten worden op de website van dit Instituut gepubliceerd (www.riziv.fgov.be). § 2. De in § 1 vermelde aanvraag bevat minimaal de volgende elementen : 1° Het RIZIV-identificatienummer van de verpleegkundige die de vergoeding vraagt;2° Het kalenderjaar waarvoor de vergoeding gevraagd wordt;3° De datum, het onderwerp, de duurtijd en de organisator van de gevolgde bijscholing;4° Het rekeningnummer waarop de tegemoetkoming moet gestort worden. De verpleegkundige die niet attesteert met een groepsnummer derdebetaler doet de aanvraag individueel.

Voor de verpleegkundigen die attesteren met een groepsnummer derdebetaler gebeurt de aanvraag gegroepeerd, met vermelding van het groepsnummer derdebetaler van de groepering en van de identiteit van alle verpleegkundigen op wie de aanvraag betrekking heeft. Door het indienen van deze aanvraag verklaart de groepering in het bezit te zijn van de in art. 3, § 3, tweede lid, bedoelde attesten. § 3. Het versturen van de aanvraag wordt beschouwd als een « verklaring op eer » dat de opgestuurde gegevens waarachtig zijn en conform aan de bepalingen van dit besluit en heeft de waarde van registratie. § 4. Na ontvangst zullen de diensten van het RIZIV aan de afzender een ontvangstbewijs terugsturen met een beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag en de mededeling dat deze ten gronde zal worden onderzocht.

Art. 5.De forfaitaire jaarlijkse vergoeding voor de continue opleiding bedraagt 175 euro per verpleegkundige.

Art. 6.De verpleegkundige bij wie vastgesteld wordt dat de jaarlijkse vergoeding voor continue opleiding op onrechtmatige wijze werd verworven zal hiervoor gesanctioneerd worden : 1° Door terugvordering van de jaarlijkse vergoeding voor de kalenderjaren waarin geen bewijs kan geleverd worden van de gevolgde bijscholing en/of waarin niet voldaan is aan de voorwaarden uit art. 2; 2° Door het opleggen van een administratieve geldboete door de Dienst voor Administratieve controle van het RIZIV op grond van artikel 168 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

Art. 7.De vergoeding voor de gevolgde continue opleiding kan voor de eerste maal aangevraagd worden met betrekking tot de bijscholing gevolgd in het jaar 2011. De aanvraag met betrekking tot de tijdens dit kalenderjaar gevolgde bijscholing, wordt ingediend overeenkomstig de bepalingen in artikel 4 van dit besluit, binnen de 90 dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Op dezelfde wijze dienen de in § 1 vermelde organisatoren het jaarverslag in bij het Secretariaat van de Overeenkomstencommissie waarin zij de sectorspecifieke bijscholingsinitiatieven vermelden die zij tijdens dit kalenderjaar hebben georganiseerd, binnen de 90 dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. »

Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 9.De minister bevoegd voor sociale zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 januari 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, Mevr. L. ONKELINX

^