Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 februari 2014
gepubliceerd op 04 maart 2014

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2013, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf"

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2014200643
pub.
04/03/2014
prom.
14/02/2014
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 FEBRUARI 2014. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2013, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2013, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 februari 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2013 Wijziging en coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (Overeenkomst geregistreerd op 10 juli 2013 onder het nummer 116033/CO/124)

Artikel 1.De statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" genaamd, opgericht bij beslissing van 29 september 1960 van het Nationaal Paritair Comité voor het bouwbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 oktober 1960, zoals gewijzigd bij later algemeen verbindend verklaarde beslissingen en collectieve arbeidsovereenkomsten, worden gewijzigd en gecoördineerd zoals opgenomen in de bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 2.De als bijlage opgenomen statuten treden in werking op 1 juli 2013.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en kan slechts opgezegd worden volgens de modaliteiten voorzien bij de initiële beslissing tot oprichting van het fonds voor bestaanszekerheid.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 februari 2014.

De Minister van Werk, M. DE CONINCK

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2013, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" HOOFDSTUK I. - Benaming en zetel

Artikel 1.§ 1. In de bouwnijverheid wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf - fbz-fse Constructiv", afgekort "fbz-fse Constructiv", hierna genoemd "het fonds voor bestaanszekerheid". § 2. Deze benaming vervangt de vroegere benaming "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (afgekort : FBZ Bouw).

Art. 2.De zetel van het fonds voor bestaanszekerheid is gevestigd te 1000 Brussel, Koningsstraat 132, bus 1. HOOFDSTUK II Doel waarvoor het fonds voor bestaanszekerheid wordt ingesteld

Art. 3.§ 1. Het onder artikel 1 beoogde fonds voor bestaanszekerheid heeft tot doel de volgende sociale tegemoetkomingen te financieren, toe te kennen en uit te betalen : 1° aanvullende werkloosheidsuitkeringen;2° een bijzondere aanvullende vergoeding die wordt toegekend aan de arbeiders die werkloos werden gesteld wegens vorst of blijvende sneeuw;3° een vakantiegeld aan sommige invalide arbeiders;4° een financiële tegemoetkoming in geval van arbeidsongevallen met ernstige of dodelijke afloop, beroepsziekte en gewone ziekte of een ongeval van gemeen recht;5° een terugbetaling aan de werkgevers van de bijdragen verschuldigd aan het fonds;6° een promotievergoeding-bouw;7° een vergoeding aan bepaalde arbeiders die hun arbeidsprestaties verder zetten na de leeftijd van 58 jaar;8° een aanvullende uitkering aan de arbeiders die één van de regelingen van het conventioneel brugpensioen genieten;9° een aanvullende sociale uitkering aan de bejaarde arbeiders die inactief blijven;10° de compensatie aan sommige werkgevers van het gewaarborgd loon dat verschuldigd is aan de arbeiders in geval van arbeidsongeschiktheid die het gevolg is van ziekte of een ongeval van gemeen recht;11° de weerverletzegels en de getrouwheidszegels;12° een forfaitaire bezoldiging voor de rustdagen die worden toegekend in uitvoering van de arbeidsduurvermindering;13° de toekenning van een jaarlijkse pensioenrente en voordelen voor de weduwen in het kader van de overgangsregeling inzake pensioen ten voordele van de arbeiders van de bouwsector;14° een sociaal voordeel aan de arbeiders aangesloten bij één van de in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf vertegenwoordigde werknemersorganisaties;15° een medisch plan ten voordele van de actieve arbeiders van de bouwsector;16° een hospitalisatieverzekering ten voordele van : - de gezinsleden van de actieve arbeiders; - de arbeiders van de bouwsector die een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of een pensioen genieten en hun gezinsleden. § 2. Het fonds voor bestaanszekerheid heeft eveneens tot doel alle opdrachten uit te voeren die bij wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen aan het fonds worden opgedragen ter bestrijding van de sociale fraude in de sector.

In dat kader kan het fonds onder meer overgaan tot het aanmaken en afleveren van een middel, al dan niet elektronisch, waarmee de arbeiders uit de sector kunnen geïdentificeerd worden.

Art. 4.§ 1. Het bij artikel 1 beoogde fonds voor bestaanszekerheid neemt bovendien deel aan de financiering van : 1° de werking van het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid" en het "Nationaal Actiecomité voor veiligheid en hygiëne in het bouwbedrijf";2° de syndicale en socio-professionele vorming van de arbeiders uit de sector;3° de vakantieaccomodatie van de arbeiders uit de sector;4° een deel van het wettelijk vakantiegeld, zoals bepaald in artikel 65, § 2 van het koninklijk besluit van 28 juni 1971 houdende aanpassing en coördinatie van de wetbepalingen betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers (Belgisch Staatsblad van 30 september 1971);5° de informatieopdracht van werkgevers met betrekking tot de toepassing van de wetten en sectorale conventies;6° nieuwe pensioen- en solidariteitstoezeggingen in het kader van de wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 15/05/2003 numac 2003022481 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid sluiten betreffende de aanvullende pensioenen en het fiscaal attest ervan.De financieringsmodaliteiten van deze toezegging zullen bepaald worden in een beheersovereenkomst gesloten tussen het fonds voor bestaanszekerheid en de inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. In het kader van zijn taak beoogd onder artikel 4, § 1, 6° kan het fonds voor bestaanszekerheid in zijn hoedanigheid van paritaire instelling die betrokken is bij de omkadering van de sectorale pensioentoezegging, ook steun verlenen in het kader van andere sectorale pensioentoezeggingen.

Deze steun vertaalt zich meer bepaald in het ter beschikking stellen van technische kennis, activiteiten en hulpmiddelen, in de concrete vorm van transparante juridische samenwerkingsstructuren. HOOFDSTUK III Begunstigden, aard en toekenningsmodaliteiten van de toegekende voordelen

Art. 5.De onder artikel 3 beoogde voordelen zijn van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en de arbeiders die zij tewerkstellen.

Bijzondere collectieve arbeidsovereenkomsten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijke besluiten, bepalen de personen die ze kunnen genieten, de aard van de voordelen en de modaliteiten van toekenning en uitkering.

Art. 6.De wijze van deelname van het fonds voor bestaanszekerheid in de onder artikel 4, 1°, 2° en 3° beoogde tegemoetkomingen wordt eveneens vastgesteld in bij koninklijke besluiten algemeen verbindend verklaarde, specifieke collectieve arbeidsovereenkomsten.

Art. 7.De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid wordt belast met de uitvoering, de interpretatie en de toepassing van de in de artikelen 5 en 6 beoogde collectieve arbeidsovereenkomsten.

Hij evalueert ook regelmatig de activiteiten beoogd in artikel 4, § 2.

Art. 8.Het Paritair Comité van het bouwbedrijf kan bij collectieve arbeidsovereenkomst (een deel van) de administratieve organisatie van de taken beoogd onder artikel 3 toevertrouwen aan instellingen die uitdrukkelijk daartoe aangeduid werden.

Het doel en de omvang van dit mandaat worden uitsluitend vastgelegd volgens de modaliteiten en voorwaarden bepaald in onderlinge overeenstemming tussen de voornoemde instellingen en de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 9.Het is het fonds voor bestaanszekerheid toegestaan de volledige of gedeeltelijke uitbetaling van de bij artikel 3, 1° beoogde aanvullende werkloosheidsuitkeringen toe te vertrouwen aan de voor de betaling van de hoofdwerkloosheidsuitkeringen erkende uitbetalingsinstellingen, alsook aan de openbare instelling die voor de betaling van deze uitkeringen instaat.

Art. 10.In de bij artikel 5 beoogde collectieve arbeidsovereenkomsten kan worden bepaald dat de uitbetaling van de hierin vastgestelde sociale voordelen toevertrouwd mag worden aan de uitbetalingsinstellingen die werden opgericht door de partijen die deze overeenkomsten hebben ondertekend. De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid beslist over de toekenning of de intrekking van de erkenning van deze instellingen.

Art. 11.De bij de artikelen 9 en 10 beoogde instellingen zijn aansprakelijk voor de door het fonds voor bestaanszekerheid voorgeschoten bedragen en ze moeten de aanwending ervan verantwoorden.

Art. 12.De voorwaarden waaronder en de wijze waarop de bij de artikelen 9 en 10 beoogde instellingen optreden, worden in onderlinge overeenstemming met het fonds voor bestaanszekerheid vastgesteld.

Art. 13.De tegemoetkoming van het fonds voor bestaanszekerheid, beoogd bij artikel 4, 4°, gebeurt conform de wettelijke bepalingen ter zake. HOOFDSTUK IV. - Financiering

Art. 14.§ 1. De werkgevers, die conform het koninklijk besluit van 4 maart 1975 houdende oprichting, benaming en bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, zoals het later werd gewijzigd, onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, zijn ertoe gehouden voor de arbeiders die ze tewerkstellen, de bijdragen te betalen die zijn vastgesteld voor de categorie waarin ze zijn gerangschikt, volgens de aard van hun activiteit en het aantal tewerkgestelde werknemers. § 2. Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 24 juli 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/1987 pub. 13/02/2007 numac 2007000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. - Duitse vertaling sluiten betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, zijn de erkende uitzendkantoren die uitzendkrachten ter beschikking stellen van bouwbedrijven ertoe gehouden voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen, de bijdragen te betalen die geldig zijn voor die bouwbedrijven, overeenkomstig de regel vastgesteld onder § 1.

Art. 15.Het is deze werkgevers niet toegestaan de nietigheid van de arbeidsovereenkomst in te roepen om de toepassing van artikel 14 te omzeilen, meer bepaald wanneer deze nietigheid is ontstaan omdat ze, zelfs onvrijwillig, de wetten en besluiten betreffende de arbeidspolitie en -reglementering hebben overtreden. HOOFDSTUK V Bedrag en inning van de bijdragen

Art. 16.Het bedrag van de bijdragen die de bij artikel 14 beoogde werkgevers aan het fonds voor bestaanszekerheid verschuldigd zijn, wordt vastgesteld bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten. Het gaat om het bedrag van : 1° de bijdragen ter financiering van het bij artikel 3, 10° bedoelde voordeel en de bij artikel 4, 4° bedoelde tegemoetkoming;2° de bijdragen ter financiering van de bij artikel 3, 11° bedoelde voordelen;3° de forfaitaire bijdrage ter financiering van de andere bij artikelen 3 en 4, § 1 bedoelde voordelen en tegemoetkomingen.

Art. 17.Voor de inning en de invordering van de bijdragen, bedoeld in artikel 16, 1° en 3°, staat de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in, volgens de regels eigen aan de instelling.

Art. 18.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kent daartoe aan de bij artikel 14 beoogde werkgevers een bouw-kencijfer toe dat overeenstemt met één van de vier categorieën waarin de onderneming is gerangschikt volgens de aard van haar activiteit, zoals vastgesteld bij een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst

Art. 19.De door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geïnde bijdragen, bedoeld in artikel 16, 1°, worden berekend op basis van de bezoldiging van de arbeiders waarmee rekening wordt gehouden bij de berekening van de bijdrage die bestemd is voor de samenstelling van het vakantiegeld van de arbeiders, conform de wetten in verband met de jaarlijkse vakantie van de loontrekkenden.

Art. 20.De inning en de invordering van de bijdragen bedoeld in artikel 16, 2°, worden door de bij artikel 23 beoogde instelling verricht voor rekening van het fonds voor bestaanszekerheid, volgens de modaliteiten vastgesteld bij een afzonderlijke, bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 21.De bij artikel 20 beoogde bijdragen moeten worden gestort binnen de maand die volgt op het kwartaal waarvoor ze verschuldigd zijn.

Art. 22.Op de bijdragen die niet werden betaald binnen de bij artikel 21 vastgestelde termijnen dient de werkgever een bijdrageverhoging van 10 pct. van dit bedrag te betalen, alsook een verwijlintrest waarvan het percentage overeenstemt met het voorziene percentage voor de sociale zekerheidsbijdragen in toepassing van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid van de werknemers. De verwijlintrest is verschuldigd vanaf het verstrijken van de bij artikel 21 vastgestelde termijnen tot op de dag waarop de bijdragen worden betaald.

Art. 23.§ 1. De controle en de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die betrekking hebben op de toekenning van de bij artikel 3 beoogde sociale voordelen en de bij artikel 4 beoogde tegemoetkomingen van het fonds voor bestaanszekerheid, worden toevertrouwd aan de "Patronale Dienst voor Organisatie en Controle van de Bestaanszekerheidsstelsels", vereniging zonder winstoogmerk, waarvan de statuten werden gepubliceerd in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 10 december 1987. § 2. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder deze opdracht wordt uitgevoerd, worden in onderlinge overeenstemming vastgesteld tussen deze instelling en de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK VI Wijze van benoeming en bevoegdheden van de bestuurders

Art. 24.§ 1. Het fonds voor bestaanszekerheid wordt bestuurd door een raad van bestuur die is samengesteld uit tien leden die door en onder de leden van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf worden aangeduid.

Deze leden worden voor de helft aangeduid door de organisaties die de werkgevers vertegenwoordigen en voor de andere helft door de organisaties die de werknemers vertegenwoordigen : 1° vijf vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties, waarvan : a) vier aangeduid door de Nationale Confederatie van het bouwbedrijf VZW;b) één aangeduid door Bouwunie.2° vijf vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties, waarvan : a) twee aangeduid door ACV bouw - Industrie en Energie;b) twee aangeduid door ABVV - Algemene Centrale;c) één aangeduid door de Algemene Centrale van Liberale Vakbonden van België. De raad van bestuur kan eender welke derde persoon uitnodigen tot het bijwonen van de raad van bestuur. § 2. Het mandaat van bestuurder heeft een duurtijd van drie jaar en is hernieuwbaar. Dit mandaat is onbezoldigd. § 3. De raad van bestuur maakt een huishoudelijk reglement op dat moet goedgekeurd worden volgens de regels bepaald in artikel 26.

Art. 25.§ 1. Het Paritair Comité voor het bouwbedrijf stelt om de drie jaar de voorzitter van het fonds voor bestaanszekerheid aan, waarbij de gekozen persoon deel uitmaakt van de raad van bestuur. Het voorzitterschap wordt beurtelings waargenomen door de werkgevers- en werknemersorganisaties. § 2. Het Paritair Comité voor het bouwbedrijf duidt eveneens om de drie jaar twee ondervoorzitters aan onder de leden van de raad van bestuur, de ene op voorstel van de groep van de werknemers en de andere op voorstel van de groep van de werkgevers.

Wanneer de voorzitter verhinderd is, nemen de twee ondervoorzitters beurtelings zijn ambt waar.

Art. 26.§ 1. De raad van bestuur vergadert in regel één keer per maand op uitnodiging van de voorzitter, die er tevens toe gehouden is de raad van bestuur samen te roepen op verzoek van één van zijn leden. § 2. De uitnodigingen worden ten laatste acht dagen vóór de vergaderdatum per post of elektronisch aan de raad van bestuur verzonden. § 3. Behoudens overmacht kan de raad van bestuur slechts geldig beraadslagen wanneer, naast de voorzitter, tenminste één lid van de groep van de werkgevers en ten minste één lid van de groep van de werknemers aanwezig zijn. § 4. De beslissingen worden met éénparigheid van stemmen genomen.

Art. 27.§ 1. De raad van bestuur is belast met de uitvoering van de richtlijnen van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en is verantwoordelijk voor zijn activiteiten tegenover deze laatste, waaraan een jaarverslag moet worden voorgelegd ten laatste zes maanden na het einde van het boekjaar. § 2. Hij beschikt over de ruimste bevoegdheden in verband met het beheer en het bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid en de verwezenlijking van zijn doel. § 3. Onder zijn bevoegdheid vallen alle handelingen die niet uitdrukkelijk door de wet of door deze statuten aan het Paritair Comité voor het bouwbedrijf zijn voorbehouden.

Art. 28.§ 1. De raad van bestuur benoemt een directeur-generaal belast met het dagelijks beheer van het fonds voor bestaanszekerheid.

Het dagelijks beheer is beschreven in het huishoudelijk reglement beoogd onder artikel 24, § 3. § 2. Hij mag eveneens alle speciale volmachten toevertrouwen aan iedere/alle door hem gekozen gevolmachtigde(n).

Art. 29.De bestuurders gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan met betrekking tot de verbintenissen van het fonds voor bestaanszekerheid, daar hun aansprakelijkheid beperkt is tot de uitoefening van het ontvangen mandaat.

Art. 30.§ 1. De voorzitter leidt de debatten, roept de leden samen, legt de notulen ter goedkeuring voor en zorgt voor de goede werking van het fonds voor bestaanszekerheid. § 2. De goedgekeurde notulen van de vergaderingen worden bewaard op de zetel van het fonds voor bestaanszekerheid en kunnen door alle bestuurders geraadpleegd worden.

Art. 31.Behoudens in geval van een door de raad van bestuur gegeven bijzondere volmacht worden de handelingen die het fonds voor bestaanszekerheid verbinden, met uitzondering van die van dagelijks of gewoon bestuur, ondertekend door de voorzitter en door een lid van de raad van bestuur van elke groep waarvan sprake in artikel 24, § 1.

Art. 32.De rechtsvorderingen als eisende dan wel verwerende partij worden ingesteld op aanvraag van de voorzitter. HOOFDSTUK VII. - Controle

Art. 33.§ 1. Het boekjaar vangt aan op 1 januari en wordt afgesloten op 31 december. § 2. Elk jaar keurt de raad van bestuur de begroting voor het volgende boekjaar goed, evenals de jaarrekening van het afgelopen boekjaar.

Art. 34.§ 1. Op het beheer van het fonds voor bestaanszekerheid wordt een controle uitgevoerd door vier commissarissen die worden aangeduid door de representatieve organisaties die in de raad van bestuur zetelen. § 2. De controle-opdrachten gebeuren volgens de regels die zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement voorzien in artikel 24, § 3.

Art. 35.Er wordt een verslag opgemaakt met de vaststellingen van de commissarissen. Dit verslag wordt geïntegreerd in het jaarverslag van de interne audit dat voorgesteld wordt aan de raad van bestuur.

Art. 36.§ 1. Bij het verstrijken van een boekjaar worden de jaarrekening alsook het jaarverslag van de interne auditor overgemaakt aan een door het Paritair Comité voor het bouwbedrijf aangeduide bedrijfsrevisor. § 2. De revisor gaat over tot het nazicht van de documenten die hem werden overgemaakt. § 3. Hij beschikt daarvoor over een onbeperkt recht van toezicht op en onderzoek van alle boekhoudkundige verrichtingen van het fonds voor bestaanszekerheid, doch hij mag zich nooit met het bestuur ervan inlaten. § 4. Hij kan ter plaatse inzage nemen in de boeken, de briefwisseling, de notulen en om het even welk geschrift van het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 37.§ 1. Wanneer zijn opdracht is volbracht, brengt de revisor verslag uit aan de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid. § 2. Een kopie van dit verslag wordt door het fonds voor bestaanszekerheid overgemaakt aan het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. HOOFDSTUK VIII Wijze van ontbinding, vereffening en aanwending van het vermogen

Art. 38.Elke wijziging aan deze statuten kan slechts het onderwerp uitmaken van een beraadslaging indien zij uitdrukkelijk aangekondigd werd in de agenda van de uitnodiging voor de vergadering van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Art. 39.In geval van vrijwillige ontbinding van het fonds voor bestaanszekerheid zal het paritair comité dat over deze ontbinding beslist zal hebben zo nodig vereffenaars benoemen, hun bevoegdheden vaststellen en beslissen over de bestemming van de goederen en de waarden van het fonds voor bestaanszekerheid, na vereffening van de schulden, en aan deze goederen en waarden een bestemming geven die het doel met het oog waarop het ontbonden fonds voor bestaanszekerheid werd opgericht, zo dicht mogelijk benadert.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 februari 2014.

De Minister van Werk, M. DE CONINCK

^