Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 december 2015
gepubliceerd op 15 december 2015

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2015003458
pub.
15/12/2015
prom.
14/12/2015
ELI
eli/besluit/2015/12/14/2015003458/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 DECEMBER 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het onderhavig ontwerp van koninklijk besluit wijzigt het koninklijk besluit nr. 20 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat het toepasselijk btw-tarief betreft voor de schoolgebouwen.

Op grond van de artikelen 98 en 99 van de Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde hebben de lidstaten de mogelijkheid om één of twee verlaagde btw-tarieven toe te passen die niet lager mogen zijn dan 5 pct. voor de goederen en diensten die zijn opgenomen in bijlage III van voornoemde richtlijn. Deze richtlijn werd laatst gewijzigd bij de richtlijn 2009/47/EG van de Raad van 5 mei 2009 wat de verlaagde btw-tarieven betreft.

Artikel 1 van dit ontwerp voegt een nieuwe rubriek "XL. Schoolgebouwen" in in tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven. Deze bepaling voert derhalve een verlaagd btw-tarief van 6 pct. in voor de schoolgebouwen.

Onder schoolgebouwen worden verstaan de schoolgebouwen bestemd voor het school- of universitair onderwijs dat op grond van artikel 44, § 2, 4°, a), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna "Wetboek") is vrijgesteld.

Wordt meer algemeen beoogd door artikel 44, § 2, 4°, a), van het Wetboek, het onderwijs dat bestaat uit het geven van lessen, in de regel gedurende een periode die overeenstemt met een school- of academiejaar, met inachtneming van een pedagogisch programma en de organisatie van examens met het oog op de aflevering van een geschrift (diploma, getuigschrift, brevet, attest).

Het gaat in het bijzonder om het gereglementeerde onderwijs waaronder het kleuteronderwijs, lager onderwijs, middelbaar onderwijs, hogeschool- en universitair onderwijs, buitengewoon onderwijs, volwassenonderwijs en dergelijke, al dan niet deeltijds. Het kunstonderwijs dat wordt verstrekt door een muziekacademie, een dansacademie, en dergelijke wordt eveneens bedoeld voor zover wordt voldaan aan de hiervoor vermelde voorwaarden en de in dit kader verrichte diensten geen louter recreatief karakter hebben.

Tevens wordt de beroepsopleiding en -herscholing beoogd die direct tot doel heeft een vak of een beroep aan te leren evenals de in dat kader gegeven bijscholing, herscholing of permanente vorming.

Rekening houdend met de bijzondere aard van deze beroepsopleiding en -herscholing wordt niet geëist dat het onderricht wordt verstrekt gedurende een periode die overeenstemt met een school- of academiejaar.

Voor de vrijstelling van artikel 44, § 2, 4°, a), van het Wetboek komen de diensten in aanmerking die worden verstrekt door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die daartoe als lichamen met soortgelijke doeleinden worden aangemerkt, voor zover voornoemde lichamen niet systematisch het maken van winst beogen en eventuele winsten niet worden uitgekeerd maar worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van het verstrekte onderricht.

Het verlaagd tarief van 6 pct. is derhalve van toepassing : 1) op de leveringen van schoolgebouwen, bestemd voor het school- of universitair onderwijs dat op grond van artikel 44, § 2, 4°, a), van het Wetboek is vrijgesteld, alsook op de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek van de belasting zijn vrijgesteld;2) op het werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid, van het Wetboek, met uitsluiting van het reinigen, en de andere handelingen bedoeld in rubriek XXXI, § 3, 3° tot 6°, van de voornoemde tabel A, verricht aan schoolgebouwen;3) op de in artikel 44, § 3, 2°, b), van het Wetboek bedoelde onroerende financieringshuur of onroerende leasing die betrekking heeft op schoolgebouwen. Het advies van de Raad van State wordt niet gevolgd. Tot op heden is er geen enkel arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat handelt over de toepassing van een verlaagd btw-tarief op de levering, bouw, renovatie en verbouwing van schoolgebouwen. Bovendien blijkt uit recente rechtspraak van het Hof (Zaak C-161/14, 4 juni 2015, Europese Commissie tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) dat de draagwijdte van punt 10 van bijlage III van Richtlijn 2006/112/EG, op basis waarvan de Regering meent voormeld verlaagd btw-tarief te kunnen toepassen, niet strikt is afgelijnd. Het Hof stelt immers vast dat de verschillende taalversies van bovenvermeld punt 10 verschillende bewoordingen bevatten waardoor de betekenis van die bepaling kan worden beïnvloed. In dit verband verdienen volgende overwegingen van het Hof bijzondere aandacht : "First, there are versions of Category 10, such as that in English (`provision, construction, renovation and alteration of housing, as part of a social policy'), which indicate that it is the services supplied which might be regarded as having to be part of a social policy in order to qualify for the reduced rate of VAT, whereas other versions of Category 10, such as that in French (`livraison, construction, rénovation et alteration de logements fournis dans le cadre de la politique sociale'), Spanish (`Suministro, construcción, renovación y transformación de viviendas proporcionadas en el marco de la pol¤tica social') and Italian (`cessione, costruzione, restauro e trasformazione di abitazioni fornite nell'ambito della politica sociale') indicate that it is the housing which must be supplied as part of a social policy in order to qualify for the reduced rate. As regards the German language version of Category 10 (`Lieferung, Bau, Renovierung und Umbau von Wohnungen im Rahmen des sozialen Wohnungsbaus'), it suggests that the reduced rate is to be reserved to operations concerning social housing.". "It must moreover be observed that Annex III refers in Category 10 thereof, regardless of language version, to the inclusion, in the category of services which may be subject to reduced rates of VAT, not of any provision, construction, renovation and alteration of housing, but only of such operations where they are related to housing or to services supplied as part of a social policy or to social housing. It is therefore apparent from the very wording of that provision that it precludes national measures which amount to permitting the application of the reduced rate of VAT to the provision, construction, renovation and alteration of all housing, with no account being taken of the restriction pertaining to the social context in which such operations must take place.". "As regards the purpose of those provisions, it must be recalled that, in establishing Annex III to the VAT Directive, the EU legislature intended that essential commodities and goods and services having social or cultural objectives may be subject to a reduced rate of VAT, provided that those goods or services pose little or no risk of distortion to competition.". "It is true that the VAT Directive does not define either which services correspond to social objectives or, again, which services are supplied as part of social policy. It follows that the definition of such objectives or that social policy context is a matter of political choices for the Member States and may not be subject to scrutiny by the European Union except where, by a distortion of those concepts, it results in measures which fall, by virtue of their effect and true objectives, outside those objectives or that context.".

Uit bovenstaande overwegingen kan duidelijk worden afgeleid dat punt 10 van bijlage III van Richtlijn 2006/112/EG niet noodzakelijk enkel betrekking heeft op woningen, wat overigens wel het geval is bij punt 10bis ("renovatie en herstel van particuliere woningen") en 10ter ("glazenwassen en schoonmaken van particuliere woningen"), doch op huisvesting in de ruime zin, zolang deze huisvesting kadert binnen een sociaal beleid. Bovendien blijkt uit de ruime bewoording van het Hof "or to services supplied as part of a social policy or to social housing" dat het sociale aspect primeert op het element huisvesting.

De huisvesting van leerlingen en studenten in hedendaagse en geschikte schoolgebouwen past zeer duidelijk binnen het vooropgestelde sociaal beleid van de Regering. Concluderen dat de toepassing van een verlaagd btw-tarief op de levering, bouw, renovatie en verbouwing van schoolgebouwen niet verenigbaar is met voormelde bepaling, is dan ook voorbarig.

Artikel 2 van dit ontwerp legt de inwerkingtreding van deze bepaling vast op 1 januari 2016.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

ADVIES 58.329/3 VAN 19 NOVEMBER 2015 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT NR. 20 VAN 20 JULI 1970 TOT VASTSTELLING VAN DE TARIEVEN VAN DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE EN TOT INDELING VAN DE GOEDEREN EN DE DIENSTEN BIJ DIE TARIEVEN" Op 20 oktober 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven".

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 10 november 2015. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Koen Muylle, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Annemie Goossens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Dries Van Eeckhoutte, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 19 november 2015. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe een verlaagd btw-tarief van zes procent in te voeren voor de levering van schoolgebouwen, bestemd voor het school- of universitair onderwijs dat op grond van artikel 44, § 2, 4°, a), van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde (hierna : Btw-wetboek) is vrijgesteld, alsook op de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van Btw-Wetboek zijn vrijgesteld. Dat tarief geldt ook voor bepaalde werken en handelingen met betrekking tot die schoolgebouwen, alsook voor de onroerende financieringshuur of onroerende leasing met betrekking tot die schoolgebouwen. Hiertoe wordt een nieuwe rubriek XL ingevoegd in tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 "tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven" (artikel 1 van het ontwerp).

Het te nemen besluit treedt in werking op 1 januari 2016 (artikel 2). 3. Het ontworpen besluit vindt rechtsgrond in artikel 37, § 1, van het Btw-Wetboek, op grond waarvan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de tarieven bepaalt en de indeling geeft van de goederen en diensten bij die tarieven, rekening houdende met de door de Europese Unie ter zake uitgevaardigde reglementering, alsook die indeling en tarieven kan wijzigen wanneer de economische of sociale omstandigheden zulks vereisen. Er moet aan worden herinnerd dat overeenkomstig artikel 37, § 2, van het BTW-Wetboek, de Koning bij de Kamer van volksvertegenwoordigers, onmiddellijk indien ze in zitting is, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een ontwerp van wet tot bekrachtiging van de ter uitvoering van paragraaf 1 van dit artikel genomen besluiten moet indienen. Bij artikel 56 van het voorontwerp van wet "houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht" (58.332/VR/1/3), dat eveneens aan de Raad van State om advies is voorgelegd, wordt in die bekrachtiging voorzien.

ALGEMENE OPMERKING 4. In het advies van de Inspectie van Financiën van 13 oktober 2015 wordt verwezen naar het antwoord op een schriftelijke vraag van een lid van het Vlaams Parlement1, waarin de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting uiteenzet dat overeenkomstig artikel 98, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 "betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde", de lidstaten een of twee verlaagde tarieven kunnen toepassen. Overeenkomstig artikel 98, lid 2, eerste alinea, zijn die verlaagde tarieven uitsluitend van toepassing op de goederenleveringen en de diensten die tot de in b[00c4][00b3]lage III bij de richtlijn genoemde categorieën behoren. De enige categorieën van die bijlage III die enigszins aanleunen bij de ontworpen regeling zijn de punten 10 en 10bis die betrekking hebben op de levering, bouw, renovatie en verbouwing van in het kader van het sociaal beleid verstrekte huisvesting, respectievelijk op de renovatie en het herstel van particuliere woningen, met uitzondering van materialen die een beduidend deel vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte diensten. Geen van beide punten betreffen echter de goederen en diensten bedoeld in de ontworpen regeling.

Tevens wordt in het antwoord op die schriftelijke vraag uiteengezet dat volgens het Hof van Justitie "de in bijlage III bij richtlijn 2006/112 bedoelde categorieën volgens de [rechtspraak van het Hof] strikt moeten worden uitgelegd aangezien de betrokken Unierechtelijke bepaling een afwijkende bepaling is, maar ook de in deze bijlage gebruikte begrippen moeten worden uitgelegd volgens de gebruikelijke betekenis van de betrokken bewoordingen" 2. Een dergelijke interpretatiewijze laat niet toe om de in de ontworpen regeling bedoelde goederen en diensten onder de voormelde punten 10 en 10bis te kunnen brengen.

Dat betekent dat het ontworpen besluit pas doorgang kan vinden indien die bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 100, tweede alinea, van richtlijn 2006/112/EG. De Griffier Annemie Goossens De Voorzitter Jo Baert _______ Nota's (1) Q.R., Parl. fl., 2014-15, 12 décembre 2014 (question n° 84 de J. De Meyer). (2) C.J.U.E., 17 janvier 2013, C-360/11, Commission c. Espagne, point 63.

14 DECEMBER 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 37, § 1, vervangen bij de wet van 28 december 1992;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 13 oktober 2015;

Gelet op het advies van de Minister van Begroting, d.d. 14 oktober 2015;

Gelet op advies nr. 58.329/3 van de Raad van State, gegeven op 19 november 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging type wet prom. 15/12/2013 pub. 24/12/2013 numac 2013024436 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wordt een rubriek XL ingevoegd, luidende : "XL. Schoolgebouwen Het verlaagd tarief van zes pct. is van toepassing op : 1° de leveringen van schoolgebouwen, bestemd voor het school- of universitair onderwijs dat op grond van artikel 44, § 2, 4°, a), van het Wetboek is vrijgesteld, alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek van de belasting zijn vrijgesteld;2° het werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid, van het Wetboek, met uitsluiting van de reiniging, en de andere handelingen bedoeld in rubriek XXXI, § 3, 3° tot 6°, met betrekking tot de onder 1° genoemde schoolgebouwen; 3° de in artikel 44, § 3, 2°, b), van het Wetboek bedoelde onroerende financieringshuur of onroerende leasing die betrekking heeft op de in de bepaling onder 1° genoemde schoolgebouwen.".

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016.

Art. 3.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 december 2015 FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 03/07/1969 pub. 11/04/2016 numac 2016000216 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969. Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1ste editie.

Wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging type wet prom. 15/12/2013 pub. 24/12/2013 numac 2013024436 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw sluiten, Belgisch Staatsblad van 31 december 2013, 1ste editie.

Koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970, Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970.

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973..

^