gepubliceerd op 19 augustus 2016
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat de gebouwen voor leerlingenbegeleiding betreft
3 AUGUSTUS 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat de gebouwen voor leerlingenbegeleiding betreft
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het onderhavig ontwerp van koninklijk besluit wijzigt het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven voor de gebouwen bestemd voor de psycho-medischme-sociale centra en de centra voor leerlingenbegeleiding bedoeld in artikel 44, § 2, 2°, tweede lid, zesde streepje, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna "Wetboek").
Op grond van de artikelen 98 en 99 van de richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde hebben de lidstaten de mogelijkheid om één of twee verlaagde btw-tarieven toe te passen die niet lager mogen zijn dan 5 pct. voor de goederen en diensten die zijn opgenomen in bijlage III van voornoemde richtlijn. Deze richtlijn werd laatst gewijzigd bij de richtlijn 2009/47/EG van de Raad van 5 mei 2009 wat de verlaagde btw-tarieven betreft.
Het koninklijk besluit van 14 december 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/12/2015 pub. 15/12/2015 numac 2015003458 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven sluiten heeft met ingang van 1 januari 2016 een rubriek "XL. Schoolgebouwen" toegevoegd aan tabel A van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit nr. 20. Dit zijn met name de gebouwen die bestemd zijn voor het school- of universitair onderwijs dat op grond van artikel 44, § 2, 4°, a), van het Wetboek is vrijgesteld.
Vanaf die datum zijn onderworpen aan het verlaagd tarief van 6 pct de leveringen van schoolgebouwen, de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op deze gebouwen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek zijn vrijgesteld, het werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid, van het Wetboek, met uitsluiting van de reiniging, en de andere handelingen bedoeld in rubriek XXXI, § 3, 3° tot 6°, van de voornoemde tabel A, verricht aan deze gebouwen en de in artikel 44, § 3, 2°, b), van het Wetboek bedoelde onroerende financieringshuur of onroerende leasing die betrekking heeft op deze gebouwen.
De psycho-medisch-sociale centra en de centra voor leerlingenbegeleiding bedoeld in artikel 44, § 2, 2°, tweede lid, zesde streepje, van het Wetboek hebben betrekking op de leerlingenbegeleiding, en dit vanaf de kleuterschool. Bijgevolg moeten deze instellingen ook het verlaagd btw-tarief kunnen genieten zoals de instellingen voor school- of universitair onderwijs. . Er werd op dit punt dan ook geen rekening gehouden met het advies van de Raad van State nr. 59.522/3 van 4 juli 2016. Worden derhalve beoogd in 2° nieuw van rubriek XL: de leveringen van gebouwen bestemd voor de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) bedoeld in het decreet van 1 december 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 01/12/1998 pub. 10/04/1999 numac 1999035335 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding sluiten betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding en de "Centres Psycho-médico-sociaux" (PMS), bedoeld in de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra evenals de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op deze gebouwen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek van de belasting zijn vrijgesteld, het werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid, van het Wetboek, met uitsluiting van de reiniging, en de andere handelingen bedoeld in rubriek XXXI, § 3, 3° tot 6°, van de voornoemde tabel A, verricht aan deze gebouwen en de in artikel 44, § 3, 2°, b), van het Wetboek bedoelde onroerende financieringshuur of onroerende leasing die betrekking heeft op deze gebouwen.
Artikel 1 van dit ontwerp vervangt rubriek "XL. Schoolgebouwen" van tabel A van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit nr. 20 zodat ook de gebouwen bestemd voor de psycho-medisch-sociale centra en de centra voor leerlingenbegeleiding van het verlaagd tarief van 6 pct. voor dezelfde handelingen als voor de schoolgebouwen kunnen genieten.
Artikel 2 van dit ontwerp legt de inwerkingtreding van deze bepaling vast op 1 januari 2016.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, Voor de Minister van Financiën, afwezig, S. VANDEPUT
ADVIES 59.522/3 VAN 4 JULI 2016 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT NR. 20 VAN 20 JULI 1970 TOT VASTSTELLING VAN DE TARIEVEN VAN DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE EN TOT INDELING VAN DE GOEDEREN EN DE DIENSTEN BIJ DIE TARIEVEN WAT DE GEBOUWEN VOOR LEERLINGEN-BEGELEIDING BETREFT" Op 2 juni 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat de gebouwen voor leerlingenbegeleiding betreft".
Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 21 juni 2016.
De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jan Smets en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Greet Verberckmoes, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Dries Van Eeckhoutte, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jan Smets, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 4 juli 2016.
Strekking van het ontwerp 1. Bij koninklijk besluit van 14 december 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/12/2015 pub. 15/12/2015 numac 2015003458 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven sluiten (1), bekrachtigd bij de wet van 26 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2015 pub. 30/12/2015 numac 2015206007 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht sluiten (2), werd door het invoegen van een rubriek XL in tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr.20 van 20 juli 1970 `tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven' een verlaagd btw-tarief van zes procent ingevoerd voor de "leveringen" van schoolgebouwen, bestemd voor het school- of universitair onderwijs dat op grond van artikel 44, § 2, 4°, a), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: Btw-Wetboek) is vrijgesteld, alsook voor de vestigingen, de overdrachten en de wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen, evenals voor bepaalde werken, bepaalde handelingen, onroerende financieringshuur of onroerende leasing met betrekking tot die schoolgebouwen.
Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit strekt ertoe deze rubriek XL te vervangen, waarbij het toepassingsgebied van het verlaagde tarief verder wordt uitgebreid.
In de eerste plaats is de vrijstelling niet meer beperkt tot "schoolgebouwen", maar zou deze voortaan betrekking hebben op "gebouwen, bestemd voor het school- of universitair onderwijs". In de tweede plaats zou de vrijstelling voortaan ook betrekking hebben op de "levering" van gebouwen bestemd voor de psycho-medische-sociale centra (PMS) en de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB), die op grond van artikel 44, § 2, 2°, tweede lid, zesde streepje, van het Btw-Wetboek van belasting over de toegevoegde waarde zijn vrijgesteld.
Het te nemen besluit zou uitwerking hebben vanaf 1 januari 2016 (artikel 2). 2. Voor het ontworpen besluit wordt rechtsgrond gezocht in artikel 37, § 1, van het Btw-Wetboek, op grond waarvan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de tarieven bepaalt en de indeling geeft van de goederen en diensten bij die tarieven, rekening houdende met de door de Europese Unie ter zake uitgevaardigde reglementering, alsook die indeling en tarieven kan wijzigen wanneer de economische of sociale omstandigheden zulks vereisen.Of het ontworpen besluit volledig binnen deze rechtsgrond valt, wordt in opmerking 3 onderzocht.
Er moet in ieder geval aan worden herinnerd dat overeenkomstig artikel 37, § 2, van het Btw-Wetboek, de Koning bij de Kamer van volksvertegenwoordigers, onmiddellijk indien ze in zitting is, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een ontwerp van wet tot bekrachtiging van de ter uitvoering van artikel 37, § 1, van dit wetboek genomen besluiten moet indienen.
Algemene opmerking 3. In advies 58.329/3 van 19 november 2015 bij het ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 14 december 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/12/2015 pub. 15/12/2015 numac 2015003458 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven sluiten heeft de Raad van State, afdeling Wetgeving, het volgende opgemerkt: "In het advies van de Inspectie van Financiën van 13 oktober 2015 wordt verwezen naar het antwoord op een schriftelijke vraag van een lid van het Vlaams Parlement (3), waarin de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting uiteenzet dat overeenkomstig artikel 98, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 "betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde", de lidstaten een of twee verlaagde tarieven kunnen toepassen.
Overeenkomstig artikel 98, lid 2, eerste alinea, zijn die verlaagde tarieven uitsluitend van toepassing op de goederenleveringen en de diensten die tot de in b[00c4][00b3]lage III bij de richtlijn genoemde categorieën behoren. De enige categorieën van die bijlage III die enigszins aanleunen bij de ontworpen regeling zijn de punten 10 en 10bis die betrekking hebben op de levering, bouw, renovatie en verbouwing van in het kader van het sociaal beleid verstrekte huisvesting, respectievelijk op de renovatie en het herstel van particuliere woningen, met uitzondering van materialen die een beduidend deel vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte diensten. Geen van beide punten betreffen echter de goederen en diensten bedoeld in de ontworpen regeling.
Tevens wordt in het antwoord op die schriftelijke vraag uiteengezet dat volgens het Hof van Justitie "de in bijlage III bij richtlijn 2006/112 bedoelde categorieën volgens de [rechtspraak van het Hof] strikt moeten worden uitgelegd aangezien de betrokken Unierechtelijke bepaling een afwijkende bepaling is, maar ook de in deze bijlage gebruikte begrippen moeten worden uitgelegd volgens de gebruikelijke betekenis van de betrokken bewoordingen" (4). Een dergelijke interpretatiewijze laat niet toe om de in de ontworpen regeling bedoelde goederen en diensten onder de voormelde punten 10 en 10bis te kunnen brengen.
Dat betekent dat het ontworpen besluit pas doorgang kan vinden indien die bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 100, tweede alinea, van richtlijn 2006/112/EG".
Een gelijkaardige conclusie geldt ten aanzien van het voorliggende ontwerp, waarmee een uitbreiding wordt beoogd van het toepassingsgebied van de genoemde rubriek XL. De adviesaanvrager heeft evenwel deze opmerking niet gevolgd. In het verslag aan de Koning werd hiervoor de volgende verantwoording gegeven: "Het advies van de Raad van State wordt niet gevolgd. Tot op heden is er geen enkel arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat handelt over de toepassing van een verlaagd btw-tarief op de levering, bouw, renovatie en verbouwing van schoolgebouwen. Bovendien blijkt uit recente rechtspraak van het Hof (Zaak C-161/14, 4 juni 2015, Europese Commissie tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) dat de draagwijdte van punt 10 van bijlage III van Richtlijn 2006/112/EG, op basis waarvan de Regering meent voormeld verlaagd btw-tarief te kunnen toepassen, niet strikt is afgelijnd. Het Hof stelt immers vast dat de verschillende taalversies van bovenvermeld punt 10 verschillende bewoordingen bevatten waardoor de betekenis van die bepaling kan worden beïnvloed. In dit verband verdienen volgende overwegingen van het Hof bijzondere aandacht: "First, there are versions of Category 10, such as that in English ("provision, construction, renovation and alteration of housing, as part of a social policy"), which indicate that it is the services supplied which might be regarded as having to be part of a social policy in order to qualify for the reduced rate of VAT, whereas other versions of Category 10, such as that in French ("livraison, construction, rénovation et alteration de logements fournis dans le cadre de la politique sociale"), Spanish ("Suministro, construcción, renovación y transformación de viviendas proporcionadas en el marco de la pol¤tica social") and Italian ("cessione, costruzione, restauro e trasformazione di abitazioni fornite nell'ambito della politica sociale") indicate that it is the housing which must be supplied as part of a social policy in order to qualify for the reduced rate. As regards the German language version of Category 10 ("Lieferung, Bau, Renovierung und Umbau von Wohnungen im Rahmen des sozialen Wohnungsbaus"), it suggests that the reduced rate is to be reserved to operations concerning social housing." "It must moreover be observed that Annex IIIrefers in Category 10 thereof, regardless of language version, to the inclusion, in the category of services which may be subject to reduced rates of VAT, not of any provision, construction, renovation and alteration of housing, but only of such operations where they are related to housing or to services supplied as part of a social policy or to social housing. It is therefore apparent from the very wording of that provision that it precludes national measures which amount to permitting the application of the reduced rate of VAT to the provision, construction, renovation and alteration of all housing, with no account being taken of the restriction pertaining to the social context in which such operations must take place." "As regards the purpose of those provisions, it must be recalled that, in establishing Annex III to the VAT Directive, the EU legislature intended that essential commodities and goods and services having social or cultural objectives may be subject to a reduced rate of VAT, provided that those goods or services pose little or no risk of distortion to competition." "It is true that the VAT Directive does not define either which services correspond to social objectives or, again, which services are supplied as part of social policy. It follows that the definition of such objectives or that social policy context is a matter of political choices for the Member States and may not be subject to scrutiny by the European Union except where, by a distortion of those concepts, it results in measures which fall, by virtue of their effect and true objectives, outside those objectives or that context." Uit bovenstaande overwegingen kan duidelijk worden afgeleid dat punt 10 van bijlage III van Richtlijn 2006/112/EG niet noodzakelijk enkel betrekking heeft op woningen, wat overigens wel het geval is bij punt 10bis ("renovatie en herstel van particuliere woningen") en 10ter ("glazenwassen en schoonmaken van particuliere woningen"), doch op huisvesting in de ruime zin, zolang deze huisvesting kadert binnen een sociaal beleid. Bovendien blijkt uit de ruime bewoording van het Hof "or to services supplied as part of a social policy or to social housing" dat het sociale aspect primeert op het element huisvesting.
De huisvesting van leerlingen en studenten in hedendaagse en geschikte schoolgebouwen past zeer duidelijk binnen het vooropgestelde sociaal beleid van de Regering. Concluderen dat de toepassing van een verlaagd btw-tarief op de levering, bouw, renovatie en verbouwing van schoolgebouwen niet verenigbaar is met voormelde bepaling, is dan ook voorbarig." Deze verantwoording kan evenwel niet overtuigen. Overeenkomstig punt 10 van bijlage III van richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 "betreffende het gemeenschappelijk stelsel van de belastingen over de toegevoegde waarde", mag een verlaagd tarief worden toegepast op de "levering, bouw, renovatie en verbouwing van in het kader van het sociaal beleid verstrekte huisvesting". De gebouwen die overeenkomstig de ontworpen rubriek het voorwerp uitmaken van het verlaagde tarief, vallen niet onder het toepassingsgebied van dit punt 10, en dit ongeacht de taalversie ervan. De geviseerde gebouwen vormen immers geen "huisvesting", "logement", "housing", "abitazioni" of "Wohnungen", enzovoort. Het in het verslag aan de Koning geciteerde arrest C-161/14 van het Hof van Justitie van 4 juni 2015 is hier overigens niet relevant, daar het geen betrekking heeft op de vraag of het al dan niet gaat om "huisvesting", maar op de vraag of het door het Verenigd Koninkrijk ingevoerde verlaagd tarief al dan niet te situeren valt in een op grond van het genoemde punt 10 vereiste "sociaal beleid".
Het thans geldende en eveneens het in het ontwerp opgenomen verlaagde btw-tarief schendt derhalve artikel 98 van richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 "betreffende het gemeenschappelijk stelsel van de belastingen over de toegevoegde waarde". Dit kan aanleiding geven tot een inbreukprocedure bij het Hof van Justitie wegens niet-naleving van het Europese Unierecht, evenals tot een navordering voor de - ten onrechte - door de Europese Unie gederfde Btw-inkomsten.
Gelet op wat voorafgaat, ziet de Raad van State, afdeling Wetgeving, af van een nader onderzoek van het ontwerp. Zo de richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 zou worden gewijzigd op een wijze die het invoeren van het thans voorliggende verlaagd tarief toestaat, zal het ontwerp opnieuw om advies dienen te worden voorgelegd.
De griffier, G. Verberckmoes.
De voorzitter, J. Baert. _______ Nota's (1) Koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven". (2) Wet van 26 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2015 pub. 30/12/2015 numac 2015206007 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht sluiten "houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht".(3) Voetnoot 1 van het aangehaalde advies: Vr.en Antw. Vl.Parl. 2014-15, 12 december 2014 (Vr. nr. 84 J. De Meyer). (4) Voetnoot 2 van het aangehaalde advies: HvJ 17 januari 2013, C-360/11, Commissie v.Spanje, punt 63.
3 AUGUSTUS 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat de gebouwen voor leerlingenbegeleiding betreft FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 37, § 1, vervangen bij de wet van 28 december 1992;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 24 maart 2016;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 29 april 2016;
Gelet op advies nr. 59.522/3 van de Raad van State, gegeven op 4 juli 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gezien de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Op de voordracht van de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Rubriek XL van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/12/2015 pub. 15/12/2015 numac 2015003458 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven sluiten wordt vervangen als volgt : "XL. Gebouwen bestemd voor onderwijs en leerlingenbegeleiding Het verlaagd tarief van zes pct. is van toepassing op : 1° de leveringen van gebouwen, bestemd voor het school- of universitair onderwijs dat op grond van artikel 44, § 2, 4°, a), van het Wetboek is vrijgesteld, alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek van de belasting zijn vrijgesteld;2° de levering van gebouwen bestemd voor de psycho-medisch-sociale centra en de centra voor leerlingenbegeleiding, die op grond van artikel 44, § 2, 2°, tweede lid, zesde streepje, van het Wetboek zijn vrijgesteld alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek van de belasting zijn vrijgesteld;3° het werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid, van het Wetboek, met uitsluiting van de reiniging, en de andere handelingen bedoeld in rubriek XXXI, § 3, 3° tot 6°, met betrekking tot de onder 1° en 2° genoemde gebouwen; 4° de in artikel 44, § 3, 2°, b), van het Wetboek bedoelde onroerende financierings-huur of onroerende leasing die betrekking heeft op de in de bepalingen onder 1° en 2° genoemde gebouwen.".
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016.
Art. 3.De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 augustus 2016.
FILIP Van Koningswege : Voor de Minister van Financiën, afwezig, S. VANDEPUT