gepubliceerd op 21 februari 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de jaren 1997-1998
14 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de jaren 1997-1998 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de jaren 1997-1998.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 december 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 1997 Loon- en arbeidsvoorwaarden voor de jaren 1997-1998 (Overeenkomst geregistreerd op 19 november 1997 onder het nummer 46103/CO/117) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel ressorteren.
Onder "werklieden" verstaat men : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Beroepenclassificatie en vorming Afdeling 1. - Beroepenclassificatie
Art. 2.§ 1. De beroepenclassificatie van de werklieden wordt als volgt bepaald en is slechts geldig voor functies welke bestendig worden uitgevoerd : 1. Schoonmakers-kantinewerklieden 2.Hulpwerklieden Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : de werklieden die aan om het even welk werk van laden, lossen, schoonmaken, bewaken, enz., dat geen bijzondere kennis vergt, kunnen worden tewerkgesteld. 3. Geoefende hulpwerklieden De categorie "geoefende hulpwerklieden" wordt onderverdeeld in : a) Geoefende hulpwerklieden A : de werklieden die zich oefenden in een werk dat aan de exploitatie van petroleuminstallaties eigen is. Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : 1. de werklieden, na één jaar in de categorie "hulpwerklieden" gerangschikt te zijn geweest;2. de hulpmagazijniers, overslagers, gewone begeleiders, werklieden tewerkgesteld aan het laden en lossen van verpakte goederen, wegers, tellers, gewone pompmannen (vullers), dragers (overbrengen van post en documenten), bevoorraders, wakers, evenals de werklieden tewerkgesteld aan de proef der dichtheid en de verzegeling der vaten.b) Geoefende hulpwerklieden B : de geoefende werklieden tewerkgesteld in de sector, te weten : aan de fabricage, de verzending, in de laboratoria en in de elektrische centrales. Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : de begeleiders-inkasseerders, tankpeilers, mengers van petroleumproducten, de werklieden tewerkgesteld aan het ledigen en het vullen van vaten in petroleuminstellingen. 4. Geschoolde werklieden - 2e categorie De werklieden die een beroep kennen en onder toezicht werken van de meestergast of van de geschoolde arbeider 1e categorie.Zij werken niet volgens plannen of modellen.
Tot deze categorie behoren eveneens de werklieden die een functie uitoefenen waarvoor geen enkele bijzondere vorming nodig is geweest en welke na enkele maanden praktijk kan worden beoefend.
Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : de volwassen helpers van de geschoolde werklieden der hogere categorieën, de ketel- en pipes-stillstokers, forkliftbestuurders, kraanmannen, metselaars, schrijnwerkers en schilders (gewoon werk aan gebouwen en pistoolschilderen), de pompmannen in de menginstallaties, de werklieden tewerkgesteld in de productie en/of de raffinage, de laboranten, enz. 5. Tankwagen- of vrachtwagenchauffeur, loco-tractors- en locopulsorsbestuurders, autobestuurders.6. Geschoolde werklieden - 1ste categorie De technisch geschoolde werklieden die een beroep hebben aangeleerd en het bewijs leveren het gedurende ten minste vijf jaar te hebben uitgeoefend (periode ingekort tot ten minste drie jaar voor degenen die cursussen van beroeps- of technische scholen hebben gevolgd). Zij moeten individueel kunnen werken volgens plannen en modellen.
Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : de bankwerkers, ketelstokers die zonder toezicht werken, elektriciens, takelaars ("riggers"), kraanmannen (auto en rups), isoleerders, eerste klasse metselaars, mecaniciens, mecaniciens van dieselmotoren, schrijnwerkers-timmerlieden, monteurs, geschoolde vliegveldwerklieden, schilders, brandweerlieden, pompmannen die zelf de mengelingen kunnen uitvoeren en bekwaam zijn zelf de berekeningen te maken welke die handelingen vereisen, pompmannen-mecaniciens, schavers-boorders, autogeenlassers, draaiers-turbine-wachters (elektrische centrale), buizenleggers, instrumentatietechnici, enz. 7. Meer dan geschoolde werklieden De werklieden die hun vak grondig kennen en bij het uitoefenen van hun functies met een verantwoordelijkheid zijn belast. Worden onder meer in deze categorie ingedeeld : a) de meer dan geschoolde bankwerkers voor instrumenten, zeer geschoolde lassers die speciale legeringen kunnen lassen en geslaagd zijn in de A.P.I.-testen, evenals alle andere categorieën van geschoolde werklieden met gelijkwaardige functies en verantwoordelijkheid; b) de werklieden die tenminste twee vakken uitoefenen waarvan sprake in de categorie "Geschoolde werklieden - 1e categorie", na te zijn geslaagd in de verschillende proeven vereist voor de geschoolde werklieden van 1e categorie. § 2. Procedure voor het onderzoek van gevallen met betrekking tot de classificatie op het vlak van de ondernemingen.
Eventuele vragen aangaande individuele of collectieve problemen op het vlak van het bedrijf, met betrekking tot de classificatie, dienen onder een geschreven vorm en gemotiveerd, door de syndicale delegatie, te worden ingediend bij de directie.
Deze laatste zal ze onderzoeken in het licht van de conventionele classificatie, alsmede van het aan het bedrijf eigen beleid en de conventionele bedrijfsafspraken inzake classificatie.
Op haar verzoek, zal de syndicale delegatie iedere opheldering krijgen met betrekking tot de hiërarchie der werkliedentaken, die in het bedrijf van kracht is.
De directie zal de termijn bepalen waarbinnen een oplossing zal kunnen gevonden worden, zonder de twee maanden te overschrijden.
De oplossing zal goedgekeurd worden in overleg met de syndicale delegatie. Afdeling 2. - Vorming
Art. 3.Aan de werklieden wordt betaald verlof verleend, dienende ter voorbereiding van het examen van beroepscursussen, onder de volgende voorwaarden : a) de duur van het betaald verlof beloopt minimum drie en maximum zes kalenderdagen : objectieve criteria zullen paritair op het vlak van de onderneming worden vastgesteld ter bepaling van de duur van het desbetreffend verlof, op grond van de moeilijkheden van het af te leggen examen;b) het dient om een beroepsvervolmaking te gaan die verband houdt met de bedrijvigheid van de onderneming;c) de toekenning van dit voordeel is ondergeschikt aan het slagen in het examen;d) de werkman moet in dienst van dezelfde werkgever blijven één jaar na het examen;e) het bijwonen van de cursussen en, in de mate van het mogelijke, de toekenning van het verlof, mogen noch het werk in ploegen, noch de gewone of overwerken in het gedrang brengen. Indien een dagwerkman reeds een beroepscursus is begonnen, zal men vermijden hem in shift te plaatsen om de voortzetting van deze cursus niet te onderbreken.
De werklieden die van het betaald educatief verlof genieten, kunnen dit niet cumuleren met de voordelen voorzien in dit artikel. HOOFDSTUK III. - Arbeidsduur
Art. 4.§ 1. De wekelijkse arbeidsduur wordt bepaald op 38 uren.
Vanaf 1 januari 1985, zullen er zes dagen bij wijze van arbeidsduurvermindering worden toegekend. Dit zijn twee bijkomende dagen, te voegen bij de vier dagen toegekend in 1983 (prorata temporis de effectieve prestaties : dit wil zeggen één dag per twee maanden; dit betreft deze die slechts een deel van het jaar in dienst zijn).
Binnen het raam van de door de wet van 26 juli 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen geschapen mogelijkheden om tewerkstellingsakkoorden af te sluiten, wordt voor de jaren 1997 en 1998, één bijkomende betaalde verlofdag toegekend.
Deze nieuwe arbeidsduur stemt overeen met een gemiddelde van 36 uur en 30 minuten voor de jaren 1997-1998.
De "wettelijke" wekelijkse arbeidsduur blijft behouden op 38 uur.
De toekennings- en betalingsmodaliteiten van deze zeven dagen zullen bepaald worden op het vlak van de ondernemingen, samen met de vertegenwoordigende werknemersinstanties. § 2. De overlonen voor overuren zijn verschuldigd in geval van overschrijding van het gemiddelde der 38 uren. § 3. Slechts de overuren gepresteerd boven de dagelijkse en wekelijkse grenzen van de arbeidsduur, die op het vlak van de onderneming bepaald zijn, en die in de arbeidsreglementen opgenomen zijn, zullen aanleiding geven tot betaling met overloon.
Art. 5.De arbeidsduur voor het varend personeel bedoeld in artikel 60, wordt geregeld door het koninklijk besluit van 9 februari 1976 : a) genomen in uitvoering van de arbeidswet van 16 maart 1971;b) waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 september 1975, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, tot vaststelling van sommige bijzondere loonsvoorwaarden en de arbeidsduur.
Art. 6.Het werkliedenpersoneel, ander dan de werklieden bedoeld in artikel 4 van de beslissing van 12 maart 1959 van het Nationaal Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel betreffende de verkorting van de arbeidsduur, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 juni 1959 (Belgisch Staatsblad van 10 juli 1959), kan op zaterdag worden tewerkgesteld aan sommige werken, op voorwaarde : 1° dat die tewerkstelling noodzakelijk is voor de goede gang van de onderneming;2° dat in de mate van het mogelijke en per categorie van werklieden, een regeling wordt getroffen derwijze dat elk personeelslid beurtelings aan de uitvoering van deze werken deelneemt.
Art. 7.In het geval bedoeld in artikel 6, mogen de prestaties van de werkman, berekend over een periode van twee opeenvolgende weken, zesenzeventig uren niet te boven gaan.
Anderzijds heeft de werkman recht op een inhaalrustdag, welke moet worden toegestaan de maandag van de tweede week, behoudens akkoord tussen de syndicale afvaardiging en de directie van de onderneming; in dat geval kan de inhaalrustdag worden toegestaan binnen een maximumtermijn van vier weken welke onmiddellijk volgen op de week waarin hij werd verplicht op zaterdag te werken. HOOFDSTUK IV. - Lonen Afdeling 1. - Basisuurlonen
Art. 8.§ 1. Op 1 januari 1997, bedragen de werkelijke geïndexeerde uurlonen, voor de verschillende beroepencategorieën : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De niet-geïndexeerde basisuurlonen (index = 100) zijn de volgende vanaf 1 januari 1997 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 2. - Bijzondere lonen en vergoedingen
A. Aanpassing van de lonen bij rangverlaging.
Art. 9.§ 1. In geval van rangverlaging, hetzij door toedoen van de werkman, hetzij tengevolge van ziekte van deze laatste, wordt het geïndexeerd loon behouden en de verhogingen welke voortvloeien uit de schommelingen van het indexcijfer worden op het oud basisuurloon toegepast.
Evenwel bij conventionele loonsverhoging, wordt slechts de helft van deze verhoging op bedoeld basisuurloon toegepast. Eventueel gunstiger stelsels welke op het vlak van de onderneming bestaan, blijven behouden. De individueel verworven rechten wegens particuliere regelingen en die voor sommige werklieden definitief zijn geworden, worden geëerbiedigd. § 2. Bij rangverlaging op voorstel van de werkgever, wordt het basisuurloon gegarandeerd, alsmede de conventionele loonsverhogingen.
B. Tijdelijke indeling in een hogere categorie.
Art. 10.De werkman die tijdelijk wordt tewerkgesteld aan werken welke in een hogere categorie zijn ingedeeld, ontvangt, tijdens de duur van deze werken, het geïndexeerd loon dat voor deze categorie is voorzien.
C. Definitieve overgang van ploegwerk naar dagwerk.
Art. 11.Aan de werklieden die definitief overgaan van het ploegen- naar het dagstelsel, wordt een forfaitaire vergoeding toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° in geval van reorganisatie van de dienst te wijten aan de werkgever;2° slechts geldig voor de werklieden die gedurende tien jaar ononderbroken in ploegen hebben gewerkt : a) hetzij in drie opeenvolgende ploegen, vol-continu;b) hetzij in twee ploegen op niet-onderbroken wijze, dit wil zeggen op ononderbroken wijze gedurende gans het jaar. Deze forfaitaire vergoeding wordt in eenmaal toegekend op het ogenblik van de overgang van het ploegen- naar het dagstelsel en omvat de ploegenpremies welke de werkman normaal zou hebben genoten tijdens de voorgaande twaalf maanden.
Eventuele gunstiger stelsels welke op het vlak van de onderneming bestaan, blijven behouden.
D. Loon van de brigadiers.
Art. 12.Het loon van de brigadiers is gelijk aan het geïndexeerd loon van de werklieden van hun ploeg, verhoogd met 10 pct.
E. Opmerkingen. 1° De lonen worden uitbetaald iedere tien dagen.Twee voorschotten, zoveel mogelijk gelijk aan het door de werkman verworven loon, worden de 14e en de 24e van iedere maand uitbetaald, dit voor het loon verschuldigd tot de 10e en de 20e, de eindafrekening dient te worden vereffend de 4e van de hierop volgende maand voor het loon verschuldigd tot het einde van de vorige maand. 2° Zo deze data met een zon- of feestdag samenvallen, geschiedt de betaling de hieraan voorafgaande werkdag. HOOFDSTUK V. - Premies en toeslagen Afdeling 1. - Speciale premie aan de geschoolde en hiermee
gelijkgestelde werklieden van de raffinaderijen
Art. 13.Er wordt een geïndexeerde premie van 18,25 BEF per uur (premie aan index 100 = 15,57 BEF per uur) toegekend aan de geschoolde en hiermee gelijkgestelde werklieden van de raffinaderijen van ruwe aardolie, voor zover zij tot één van de volgende categorieën behoren : 1° zij die tewerkgesteld zijn in de bediening van de fabricage-eenheden.Worden gelijkgesteld met een fabricage-eenheid, de installaties tot voortbrenging van stoom en elektriciteit en hun bijbehorende installaties ingeval zij voorkomen in een raffinaderij van ruwe aardolie; 2° zij die tewerkgesteld zijn aan de behandeling in bulk van voortgebrachte goederen;3° zij die tewerkgesteld zijn aan het onderhoud van materiaal dat deel uitmaakt van de fabricage-eenheden. Bij wijze van voorbeeld : volgende functies zijn uitgesloten : - de autovoerders; - de laders in een niet-automatische installatie; - de magazijnwerklieden; - de werklieden in cafetaria's - wachters - schoonmakers - tuiniers - loopjongens, enz.; - de werklieden die zijn tewerkgesteld in een vullingscentrum voor LPG-flessen; - de werklieden die zich met het onderhoud van de voertuigen en vrachtwagens bezighouden; - de werklieden die zijn tewerkgesteld aan het mengen van oliën, vetten of andere aardolieproducten in de zogenaamde terminal-installaties; - de werklieden die zijn tewerkgesteld aan het manipuleren van de bidons.
De betwiste gevallen dienen tegensprekelijk te worden onderzocht op het vlak van de onderneming.
Met deze premie zal rekening worden gehouden voor de betaling van : - de eindejaarspremie; - de getrouwheidspremie; - de ploegenpremies; - de premies voor vuile werken; - de "shut-down" premie; - de premie voor de raffinaderijtechnicus; - de anciënniteitsverlofdagen; - de arbeidsduurverkortingsdagen. Afdeling 2. - Eindejaarspremie
Art. 14.Het in artikel 1 bedoeld werkliedenpersoneel ontvangt in de loop van de laatste week van het jaar een eindejaarspremie gelijk aan 193,2 uren van het geïndexeerd basisuurloon van de werkman op het ogenblik van de betaling van de premie.
Art. 15.De werklieden die slechts een gedeelte van het jaar bij de firma werken, hetzij zij deze vrijwillig verlaten, hetzij zij worden ontslagen, ontvangen, op het ogenblik dat zij het bedrijf verlaten, een premie in verhouding tot het aantal maanden dienst gedurende dat jaar.
De werklieden die in de loop van het jaar worden aangeworven, hebben op het einde van dat jaar recht op zoveel maal 1/12e van de premie als zij maanden bij de firma hebben gewerkt.
De dagen van ziekte en arbeidsongeval worden beschouwd als werkelijk gewerkte dagen.
Nochtans, indien de werkman geen prestaties heeft verricht gedurende het kalenderjaar waarop de premie in kwestie betrekking heeft, heeft hij op deze premie geen recht. Afdeling 3. - Getrouwheidspremie
Art. 16.Het in artikel 1 bedoeld werkliedenpersoneel heeft recht op een getrouwheidspremie gelijk aan : na 1 jaar dienst : 20 u.; na 2 jaren dienst : 31 u.; na 3 jaren dienst : 42 u.; na 4 jaren dienst : 53 u.; na 5 jaren dienst : 66 u.; na 6 jaren dienst : 75 u.; na 7 jaren dienst : 84 u.; na 8 jaren dienst : 93 u.; na 9 jaren dienst : 102 u.; na 10 jaren dienst : 112 u.; na 11 jaren dienst : 121 u.; na 12 jaren dienst : 130 u.; na 13 jaren dienst : 139 u.; na 14 jaren dienst : 148 u.; na 15 jaren dienst : 158 u.; na 16 jaren dienst : 163 u.; na 17 jaren dienst : 168 u.; na 18 jaren dienst : 173 u.; na 19 jaren dienst : 178 u.; na 20 jaren dienst : 184 u.; na 21 jaren dienst : 185 u.; na 22 jaren dienst : 186 u.; na 23 jaren dienst : 187 u.; na 24 jaren dienst : 188 u.; na 25 jaren dienst : 189 u.; na 26 jaren dienst : 190 u.; na 27 jaren dienst : 191 u.; na 28 jaren dienst : 192 u.; na 29 jaren dienst : 193 u.; na 30 jaren dienst : 194 u.
Art. 17.De jaren dienst nemen een aanvang op het ogenblik van de aanwerving van de werkman.
Voor de werklieden die in de loop van het jaar de onderneming verlaten of worden ontslagen, wordt de premie berekend overeenkomstig de normen voorzien in artikel 15, eerste lid, voor de eindejaarspremie.
Voor de berekening van de dienstjaren, wordt er rekening gehouden met het gerechtvaardigd werkverzuim ingevolge oorlogsomstandigheden (mobilisatie, krijgsgevangenschap, opeising, dienstplicht, enz.).
Art. 18.Voor de werklieden die bij gebrek aan werk ontslagen en later weer worden aangeworven, wordt er, voor de berekening van het aantal dienstjaren, rekening gehouden met de vroegere tewerkstelling bij dezelfde firma. Afdeling 4. - Vergoedingen voor bevuilende werken
Art. 19.Een dagelijkse vergoeding waarvan het bedrag gelijk is aan minimum zes uren loon, berekend op hierna volgende basissen, wordt toegekend voor de uitvoering van bevuilende werken : a) normaal loon vermeerderd met 25 pct.voor de uitvoering van volgende werken : - reinigen van ovens en verbindingsleidingen van ovens naar fabricage-eenheden, voor zover het gaat om de binnenzijde van deze toestellen; - reinigen van ketels, ballons, drums en tanks, spoorwegwagens, vrachtwagens en lichters, voor zover het gaat om de inwendige reiniging en dat daarenboven de inhoud heeft bestaan uit zwarte producten, butaan en propaan; - wegnemen van de "sludge" in de oliescheiders; - herstellen van die toestellen en installaties, voor zover de herstelling vóór het reinigen werd uitgevoerd; - lossen van kolen; - reinigen van "bilgen" onder de machinekamers van de tanklichters; - reinigen van carters van scheepsdieselmotoren; - schilderen met teer onder kuipen en vergaarbakken; - plaatsen van stellingen in ketels en schoorstenen, voor zover deze werkzaamheden worden uitgevoerd vóór het reinigen van de ketels en schoorstenen, waarvan hierboven sprake; - herstellen van vergaarbakken en warmtewisselaars, voor zover de herstelling wordt uitgevoerd vóór het reinigen en deze apparaten voor zwarte producten werden gebruikt; - ontvetten en scheikundig reinigen van wagens en tankwagens als voorbereiding tot het schilderen met pistool; - herstellen en reinigen van diesel turbinemotoren, op voorwaarde dat : 1° de herstelling vóór het reinigen geschiedt;2° de werklieden er moeten binnendringen om ze te reinigen; - reinigen van onderaardse vergaarbakken; - bepaalde bewerkingen van laden en mengen van "cut-back"; - de werklieden tewerkgesteld aan de verbrandingsoven van de resten welke voortkomen van de "Leigracht" en van de installaties. b) Normaal loon vermeerderd met 25 tot 50 pct.naargelang van de aard van het werk en de voorwaarden waarin het wordt uitgevoerd : - reinigen van de binnenzijde van de kolommen. c) Normaal loon vermeerderd met 50 pct.voor : - reinigen en "sweeping" in de scheepshouders voor koude oliën (dierlijke en plantaardige oliën). d) Normaal loon vermeerderd met 100 pct.voor : - reinigen en "sweeping" in de scheepshouders van met stoom behandelde oliën, zoals walvis-, palm-, talowolie, uit graan getrokken olie, enz.
Art. 20.De uitvoering van de hierna vermelde bevuilende werken zal het voorwerp uitmaken van een onderzoek op het vlak van de onderneming in samenwerking met de syndicale afvaardiging en zal gebeurlijk aanleiding geven tot betaling van een dagelijkse vergoeding van minimum zes uren loon, berekend op hierna volgende basissen : a) normaal loon vermeerderd met 25 pct.voor de uitvoering van volgende werken : - werk uitgevoerd ter gelegenheid van een algemene herziening ("shut-down"), onder andere, het demonteren en reinigen van leidingen voor zware oliën en scheikundige producten; - reinigen en wegnemen van kleppen, pompen, leidingen, rubberslangen, plooibare rubberen buizen, warmtewisselaars voor zover ze werden gebruikt voor zwarte producten; - schilderen met pistool van tankwagens en wagons; - reinigen met benzine van plateaus van kolommen na demonteren; - werken uitgevoerd aan de zuurinstallaties (onder andere loogpompen), evenals onderhoudswerken aan de batterijen; - onderhouds- en herstellingswerken op grote hoogte; - werken aan elektrische hoogspanningsinstallaties; - behandelen van loodtetraethyl. b) Normaal loon verhoogd met 50 pct.voor de volgende werken : - lassen, snijden met brander of vlamboog in gesloten ruimten zoals torens, tanks, ovens, vuurgangen, schoorstenen, tankwagens; - lassen en snijden met brander of vlamboog van gegalvaniseerde en koperen voorwerpen; - reinigen en uitboren van pijpen uit een reactor of "cat-cracker".
Art. 21.De bijzondere gevallen welke niet zijn voorzien in de artikelen 19 en 20 worden op het plan van de onderneming onderzocht. Afdeling 5. - Shiftwerk
A. Werk in opeenvolgende ploegen.
Art. 22.Onverminderd de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971, worden voor alle werk verricht in opeenvolgende ploegen, volgende vergoedingen toegekend : 1° dagploegen : 8,5 pct.voor alle werklieden in dagploegen; 2° nachtploegen : 34,5 pct.op het basisloon.
Met basisloon wordt hier bedoeld het loon vastgesteld in artikel 8, gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, verhoogd desgevallend voor de raffinage-werklieden, met de bij artikel 13 bedoelde premie.
Onder "dagploeg" dient te worden verstaan een ploeg welke werkt van 6 tot 14 uur of van 14 tot 22 uur.
Onder "nachtploeg" dient te worden verstaan een ploeg welke werkt tussen 22 en 6 uur.
Art. 23.Indien het werk door twee ploegen wordt verricht, de eerste aanvangend vóór 7 uur en de tweede eindigend na 20 uur maar niet later dan 22 uur, is de vergoeding voor de dagploeg, voorzien in voorgaand artikel, verschuldigd voor beide ploegen.
Art. 24.Bij regelmatige ploegenarbeid moet de gewone shift bonus worden begrepen in het normaal loon voor kort verzuim, gewaarborgd weekloon en wettelijke feestdagen.
B. Gelegenheidsshiftwerk.
Art. 25.Het gelegenheidsshiftwerk geeft recht op een vergoeding gelijk aan : - 17 pct. voor alle werklieden in dagploegen; - 69 pct. van het basisloon voor het werk dat door de nachtploeg wordt verricht.
Voor de berekening van deze vergoeding, gelden de regelingen bepaald in de artikelen 22 en 23 voor werk in opeenvolgende ploegen.
Art. 26.Wordt beschouwd als gelegenheidsshiftwerk, elk werk met een maximumduur van zeven opeenvolgende werkdagen. Vanaf de achtste werkdag zijn de gewone vergoedingen voor het ploegwerk verschuldigd.
Art. 27.De werklieden mogen in geen enkel geval nadeel ondervinden door het feit dat zij gelegenheidsshiftwerk moeten verrichten.
Hieruit volgt dat de werklieden het normaal loon dat overeenstemt met het loon van hun voordien dagelijks gewerkte uren en, bovendien, de in artikel 25 voorziene premies, voor de werkelijk in gelegenheidsshift gewerkte uren, moeten ontvangen. Afdeling 6. - Werk op zaterdag
Art. 28.§ 1. Het werkliedenpersoneel dat in toepassing van de bepalingen van artikel 6 op zaterdag wordt tewerkgesteld, heeft recht op betaling van de werkelijk gepresteerde uren, met een minimum van drie uren, verhoogd met 50 pct. voor de eerste twee uren arbeid, en met 100 pct. voor de volgende uren arbeid, onverminderd, in voorkomend geval, de verschuldigde ploegenvergoedingen.
Deze bepaling geldt eveneens voor zaterdagwerk op het vliegveld. § 2. Aan de in artikelen 22 en 25 voorziene vergoedingen, worden voor continuwerk in opeenvolgende ploegen op zaterdag volgende bijkomende vergoedingen toegevoegd : - dagploegen : 22 pct. op het basisloon; - nachtploegen : 50 pct. op het basisloon.
Het begin en het einde van het werk in opeenvolgende ploegen op zaterdag (24 uren) worden op het vlak van de onderneming bepaald. Afdeling 7. - Werk op zondag
Art. 29.§ 1. Een verhoging van 100 pct. op het geïndexeerd basisloon wordt toegekend voor alle op zondag verrichte werken.
Het begin en het einde van het werk in opeenvolgende ploegen op zondag (24 uren) worden op het vlak van de onderneming bepaald.
Deze bepalingen gelden eveneens voor de nachtwakers en portiers. § 2. Deze verhoging van 100 pct. sluit de betaling van de shift bonus niet uit, noch van de premie van 7,5 pct. voorzien in artikel 37, welke moeten worden toegevoegd aan de verhoging met 100 pct., voorzien in paragraaf 1 van dit artikel.
Ploegpremies, distributie en raffinaderijen (in procenten) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De vergoedingen van de tabel dienen gevoegd te worden bij het basisloon aan 100 pct., met inbegrip van de geïndexeerde raffinagepremie volgens het artikel 13. Afdeling 8. - Overwerk
A. Normale tewerkstelling.
Art. 30.Onverminderd de toepassing van artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 en paragraaf 2 van artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, hebben de werklieden, voor overwerk dat onmiddellijk na het einde van de dagtaak wordt verricht op elk van de eerste vijf dagen van de week, recht op een loonsverhoging van 100 pct. vanaf het vijfde overuur per dag.
Het gepresteerde overwerk wordt "pro rata" betaald.
Evenwel wordt het gepresteerde overwerk van vijftien tot dertig minuten aangerekend voor een half uur en dat van meer dan dertig minuten voor één uur.
B. Tewerkstelling in shift.
Art. 31.Voor de buiten de normale uurregeling gepresteerde overuren zijn de in voorgaand artikel voorziene toeslagen van toepassing en blijft de "shift bonus" verschuldigd.
C. Overwerk na terugroeping.
Art. 32.Wanneer een werkman, na zijn volle dagtaak te hebben verricht, wordt teruggeroepen, ontvangt hij : - voor een werk van minder dan vier uren : vier uren normaal loon; - voor een werk van meer dan vier uren : acht uren normaal loon; - voor de verplaatsing heen en terug : een forfaitaire vergoeding gelijk aan een uur normaal loon; - voor het gepresteerde werk : een loontoeslag van 50 pct. voor de eerste twee uren en van 100 pct. voor de volgende uren.
Deze regeling geldt zowel voor werkzaamheden ingevolge overmacht als voor de normale exploitatiewerkzaamheden.
Art. 33.In geval van overwerk na terugroeping worden de uurfracties op volgende basis aangerekend : - minder dan vijftien minuten : geen toeslag te betalen; - van vijftien tot dertig minuten : toeslag van een half uur; - meer dan dertig minuten : toeslag van één uur.
D. Inhaalrust voor de gepresteerde overuren.
Art. 34.§ 1. Voor de gepresteerde overuren moet inhaalrusttijd worden genomen, voor zover een totaal van acht overuren per maand wordt bereikt.
Deze inhaalrust moet in de loop van de daaropvolgende maand worden genomen.
In afwijking van de bepalingen van dit artikel, is het de werklieden toegelaten, mits akkoord van de directie van de onderneming, maximum vierentwintig overuren in te halen op elk ogenblik dat hun het best schikt, doch in elk geval gedurende het lopend kalenderjaar. § 2. Overuren in geval van overmacht in de raffinaderijen De inhaalrust voor overuren gepresteerd in de raffinaderijen in geval van overmacht zal mogelijk worden gemaakt binnen de drie maanden na de geleverde prestaties.
De notie "overmacht" zal hierbij strikt worden geïnterpreteerd volgens de dienaangaande algemeen geldende rechtspraak. § 3. Overuren in geval van normale "shut-downs" in de raffinaderijen.
De inhaalrust voor overuren gepresteerd in geval van normale "shut-downs" zal worden toegekend binnen de twaalf maanden volgend op de beëindiging van de "shut-down" werkzaamheden.
Mochten zich daaromtrent praktische moeilijkheden voordoen, dan zullen deze op het vlak van de onderneming worden opgelost.
E. Betaling van de overuren.
Art. 35.De toeslagen voor overuren moeten worden betaald op de eerstvolgende betaaldag; het eigenlijke loon moet worden betaald bij de inhaalrusttijd genomen voor de gepresteerde overuren.
F. Toevallig overwerk.
Art. 36.In geval van toevallig overwerk is de werkgever ertoe gehouden de werklieden voedsel te verstrekken.
G. Werken verricht door dagwerklieden vóór 7 uur en na 20 uur.
Art. 37.Een premie van 7,5 pct. op het normaal uurloon wordt toegekend aan de dagwerklieden, alleen voor de prestaties verricht vóór 7 uur en na 20 uur. Afdeling 9. - Vergoeding van de wachturen
Art. 38.Wanneer een werkman ter beschikking van de werkgever moet blijven op een andere plaats dan zijn gewone werkplaats, met het oog op een eventueel werk, heeft hij recht op een vergoeding gelijk aan vier uren van zijn normaal loon wanneer er op zijn diensten geen beroep wordt gedaan. Afdeling 10. - Bijzondere voordelen toegekend aan bestuurders van
autovoertuigen, begeleiders en werklieden op bevolen verplaatsing
Art. 39.Wanneer zij op bevolen verplaatsing zijn, genieten de bestuurders van autovoertuigen, begeleiders en andere werklieden, met inbegrip van degenen die in shift werken, een vergoeding van 40 BEF.
Art. 40.Een vergoeding van 150 BEF wordt toegekend aan de bestuurders van autovoertuigen, begeleiders en werklieden op bevolen verplaatsing, vanaf tien uren arbeid.
Art. 41.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 januari 1974 tot veralgemening van het dragen van werkkledij en tot wijziging van titel II, hoofdstukken II en III van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 januari 1975, hebben de bestuurders van autovoertuigen recht op twee werkpakken per jaar. Afdeling 11. - Bijzondere gevallen
Art. 42.De werklieden die niet in "shift" werken en die hun werk aanvangen tussen 22 uur en 6 uur, ontvangen een loontoeslag van 50 pct. voor de prestaties verricht vóór 6 uur 's morgens.
Voor prestaties op een zelfde dag, die de dagelijkse arbeidsgrens, bepaald op het vlak van de onderneming, overschrijden, heeft de werkman recht op het overloon voor overuren, zoals voorzien bij de arbeidswet van 16 maart 1971 en bij paragraaf 2 van artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 43.In geval van eventuele cumulatie met andere premies, worden de verschillende overlonen, premies en/of bijzondere vergoedingen, alle afzonderlijk berekend op het uurloon, eenvoudig bij het uurloon opgeteld, zonder ooit aanleiding te geven tot vermenigvuldiging van de bedragen der verschillende premies. Afdeling 12. - Wederoproeping onder de wapens in vredestijd
Art. 44.In geval van wederoproeping onder de wapens in vredestijd, wordt aan de wederopgeroepen werkman het verschil tussen zijn soldij en zijn normaal loon uitbetaald voor de duur van de wederoproeping, telkens voor een maximumduur van zes weken. HOOFDSTUK VI. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 45.De in artikel 8 vastgestelde basisuurlonen zijn gekoppeld aan het viermaandelijks gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, om de maand vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het "Belgisch Staatsblad".
Art. 46.De lonen worden aangepast de eerste van de maand volgend op deze waarop het indexcijfer betrekking heeft en volgens de formule : basisuurloon x viermaandelijks gemiddelde index van de vorige maand 100 Het alzo bekomen resultaat wordt naar de hoger of lager gelegen halve of hele decimaal afgerond, naargelang het 2,5 centimes of 7,5 centimes al dan niet overtreft. HOOFDSTUK VII. - Behoud van het normaal loon voor bepaalde dagen afwezigheid
Art. 47.Het in artikel 1 bedoeld werkliedenpersoneel heeft het recht, met behoud van zijn normaal loon, van het werk afwezig te blijven om volgende redenen en voor een als volgt bepaalde duur : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de toepassing van dit artikel worden het kind, de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de echtgeno(o)t(e) van de werkman, gelijkgesteld met het kind, de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de werkman.
De gelijkheid van rechten tussen gehuwden en andere samenwonenden wordt erkend, op voorwaarde dat dergelijke samenleving officieel geregistreerd werd.
Onder "normale werkdag" wordt verstaan, een werkdag zoals bepaald in het arbeidsreglement. HOOFDSTUK VIII. - Ziekte Afdeling 1. - Gewaarborgd maandloon
Art. 48.Voor de toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 28 juni 1973 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het toekennen van een gewaarborgd maandloon aan de werklieden in geval van arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval of beroepsziekte, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 januari 1974, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 26 januari 1974, wordt in geval van ziekte welke minder dan veertien dagen duurt, geen rekening gehouden met een carensdag.
Art. 49.In het normaal loon zijn, voor de toepassing van de in voorgaand artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomst, volgende elementen begrepen : het geïndexeerd basisuurloon, de ploegenpremies (met inbegrip van de verhogingen voorzien voor werken op zaterdag en op zondag), de toeslag van 10 pct. voor de brigadiers, alsmede de geïndexeerde raffinaderijpremie, zijnde 15,57 BEF per uur aan index 100, toegekend aan de geschoolde werklieden van de petroleumraffinaderijen. Afdeling 2. - Bijstandskassen
A. Algemeenheden.
Art. 50.§ 1. a) In iedere onderneming wordt een bijstandskas opgericht. b) De bijstandskas moet niet noodzakelijkerwijze rechtspersoonlijkheid bezitten.c) Het staat elke door een overeenkomst van onbepaalde duur aangeworven werkman vrij aan te sluiten bij de in zijn onderneming opgerichte bijstandskas en, in voorkomend geval, zijn lidmaatschap op te zeggen.d) De inkomsten van de bijstandskas komen voort uit gelijke bijdragen van de werkgever en van de aangesloten werkman.De bijdrage van de werkgever wordt vastgesteld op grond van het aantal aangesloten werklieden. e) Het huishoudelijk reglement wordt in ieder bedrijf vastgesteld. B. Doel. § 2. De bijstandskas heeft tot doel, het toekennen van : a) een dagelijkse uitkering aan de zieke aangesloten werklieden, uitkering die een aanvulling is van deze van de ziekte- en invaliditeitsverzekering;b) geldelijke tegemoetkomingen in de kosten voor geneesmiddelen, heelkundige bewerkingen en hospitalisatie, in de mate van de beschikbare financiële middelen. C. Beheer. § 3. Het dagelijks beheer van de kas wordt paritair verzekerd; in de beheersorganen zullen er ten minste vier leden zijn, waarvan twee de werkgever en twee de werknemers vertegenwoordigen.
D. Financiering en voordelen. § 4. De uitvoering van het hierboven vermeld artikel 50, §§ 1, 2 en 3, zal het voorwerp uitmaken van uitvoering op het vlak van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, de syndicale delegatie van iedere onderneming van de petroleumsector. HOOFDSTUK IX. - Arbeidsongevallen
Art. 51.Voor de tijdelijke volledige werkonbekwaamheid, wordt de berekeningsbasis gebracht op 90 pct. van het normale brutoloon van de werkman, op het ogenblik van zijn arbeidsongeval.
Voor de gevallen van blijvende, gedeeltelijke of volledige invaliditeit, zal eveneens het niet-geplafonneerd loon als berekeningsbasis genomen worden. HOOFDSTUK X. - Vakantie- en verlofregeling
Art. 52.§ 1. De duur van de vakantie, op basis van de vijfdagenweek, is als volgt vastgesteld, buiten beschouwing gelaten de twee halve dagen van Goede Vrijdag en vooravond van Kerstmis : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de werklieden die in ploegen zijn tewerkgesteld, betekent het normaal loon in dit verband het geïndexeerd loon, verhoogd met de shiftvergoeding, bepaald op 17,2 pct. voor het werk in drie ploegen en op 8,5 pct. voor alle werklieden in twee ploegen in de sector. § 2. Onder "vakantiedagen" wordt verstaan "normale werkdagen", dat wil zeggen, de in het arbeidsreglement bepaalde werkdagen. § 3. De anciënniteit is deze verworven op 31 december van het kalenderjaar, dat het jaar voorafgaat waarin de vakantie wordt genomen. § 4. Twee halve dagen verlof worden toegekend op Goede Vrijdag en de vooravond van Kerstmis.
De werknemers die in twee of drie ploegen werken op die data, behouden het recht op een inhaalrustdag waarvan de modaliteiten worden geregeld op het vlak van de onderneming.
Indien de vooravond van Kerstmis samenvalt met een zaterdag of een zondag, zal die halve vakantiedag gegeven worden de vrijdagnamiddag die 24 december voorafgaat. HOOFDSTUK XI. - Werkgeverstegemoetkoming in de vervoerskosten van de werklieden
Art. 53.Voor elk ander vervoermiddel dan hetwelk wordt ter beschikking gesteld door de onderneming, worden forfaitaire voordelen ingevoerd. Deze hebben betrekking op de verplaatsingen met de openbare vervoermiddelen zoals de buurtspoorwegen, de autobussen, de trams en de trein, evenals elk ander privé-vervoermiddel welk het ook weze (auto, motorfiets, fiets, enz.).
Art. 54.De forfaitaire vergoeding wordt verleend, zonder loonplafond, a rato van 60 pct. van de "treinkaart" (vroeger "sociaal abonnement") van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
De tarieven worden toegepast per schijf van 5 km.
Het tarief toegepast in elke concentrische zone van 5 km is dat van de hogere grens.
Voorbeelden : van 1 tot 5 km, tarief 5 km; van meer dan 5 tot 10 km, tarief 10 km; van meer dan 10 tot 15 km, tarief 15 km; van meer dan 15 tot 20 km, tarief 20 km; van meer dan 20 tot 25 km, tarief 25 km; van meer dan 25 tot 30 km, tarief 30 km; van meer dan 30 tot 35 km, tarief 35 km; van meer dan 35 tot 40 km, tarief 40 km; van meer dan 40 tot 45 km, tarief 45 km; van meer dan 45 tot 50 km, tarief 50 km; van meer dan 50 tot 55 km, tarief 55 km; van meer dan 55 tot 60 km, tarief 60 km; van meer dan 60 tot 65 km, tarief 65 km; van meer dan 65 tot 70 km, tarief 70 km; van meer dan 70 tot 75 km, tarief 75 km; van meer dan 75 tot 80 km, tarief 80 km; van meer dan 80 tot 85 km, tarief 85 km; van meer dan 85 tot 90 km, tarief 90 km; van meer dan 90 tot 95 km, tarief 95 km; van meer dan 95 tot 100 km, tarief 100 km; van meer dan 100 tot 105 km, tarief 105 km; van meer dan 105 tot 110 km, tarief 110 km; van meer dan 110 tot 115 km, tarief 115 km; van meer dan 115 tot 120 km, tarief 120 km; van meer dan 120 tot 125 km, tarief 125 km; van meer dan 125 tot 130 km, tarief 130 km; van meer dan 130 tot 135 km, tarief 135 km; van meer dan 135 tot 140 km, tarief 140 km; van meer dan 140 tot 145 km, tarief 145 km; van meer dan 145 tot 350 km, tarief 350 km.
Art. 55.De berekening van het toe te passen tarief geschiedt op basis van concentrische cirkels van 5 km en veelvouden van 5 km, cirkels waarvan het middelpunt is : - de "werkplaats", indien er geen vervoer is van de onderneming of wanneer de werkman er geen gebruik van maakt; - de "verzamelplaats", indien er een ondernemingsvervoer is, waarvan de werkman gebruik maakt.
In uitzonderlijke omstandigheden, per bedrijf te verantwoorden, zou de reële afstand in overweging kunnen genomen worden in plaats van deze in "vogelvlucht", welke de regel blijft.
Art. 56.In geval van vervoer met spoorweg, gecombineerd met andere publieke of private vervoermiddelen voor de rest van de rit, past men eenvoudig het forfaitair stelsel toe zoals hierboven omschreven.
Art. 57.Worden uitgesloten, de gevallen waarin de werkman : 1° woonachtig is op minder dan één kilometer van de werkplaats;2° een voertuig van de onderneming gebruikt, hetzij dit een vrachtwagen, camionette of personenwagen betreft.
Art. 58.Ingeval, krachtens bijzondere ondernemingsakkoorden, sommige werklieden reeds de toekenning van forfaitaire verplaatsingsvergoedingen zouden genieten, hetzij deze per uur, per dag, per week, per maand of per jaar worden toegekend, moeten deze worden vergeleken met het nieuw forfaitair stelsel, hierboven beschreven. Als het vroeger stelsel gunstiger blijkt dan het nieuw forfaitair stelsel, heeft het ondernemingsakkoord, krachtens verworven rechten, voorrang; ingeval het vroeger stelsel minder gunstig blijkt dan het nieuw forfaitair stelsel, heeft dit laatste voorrang.
In geen geval mag het ondernemingsakkoord worden gecumuleerd met het nieuw stelsel van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XII. - Varend personeel (binnenscheepvaart en bunkering) Afdeling 1. - Anciënniteits- en eindejaarspremie
Art. 59.Het varend personeel van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel ressorteren, heeft eveneens recht op de anciënniteits- en eindejaarspremie, mits te voldoen aan de voorwaarden welke worden gesteld voor de werklieden bedoeld in artikel 1. Afdeling 2. - Lonen
Art. 60.De lonen van het varend personeel zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, zoals bepaald in de artikelen 45 en 46 en worden als volgt vastgesteld : 1. Schipper.
Art. 61.Het loon van de schipper wordt per maand vastgesteld en is gebaseerd op het uurloon van de meer dan geschoolde werkman.
Bovendien wordt hem volgende premie toegekend voor onderhoud en goed rendement : 300 BEF op motorlichters; 200 BEF op sleeplichters.
Deze premies zijn niet gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. 2. Eerste helper.
Art. 62.Het loon van de eerste helper wordt per maand vastgesteld en is gebaseerd op het uurloon van de geoefende hulpwerkman B. Na drie jaar kwalificatie als eerste helper bekomt hij een maandloon gebaseerd op het uurloon van de geschoolde werkman 2e categorie. 3. Tweede helper.
Art. 63.Het loon van de tweede helper wordt per maand vastgesteld en is gebaseerd op het uurloon van de hulpwerkman.
Na een jaar aanwezigheid aan boord, bekomt hij een maandloon gebaseerd op het uurloon van de geoefende hulpwerkman A.
Art. 64.Voor het voormeld varend personeel wordt de berekening van het maandloon gedaan op dezelfde wijze als voor het walpersoneel.
Art. 65.Aan het varend personeel, in dienst op 1 oktober 1975, wordt voor iedere volledig gewerkte maand en volgens het aantal gewerkte dagen, een forfaitaire niet te wijzigen premie toegekend van 35 maal het uurloon dat overeenstemt met de beroepenkwalificatie van de betrokkene op 1 oktober 1975.
Deze premie wordt dus niet gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen noch aan eventuele conventionele programmatieverhogingen, of deze in percent of in absolute waarde worden uitgedrukt.
De compensatiedagen voor gepresteerde overuren en de dagen van kort verzuim worden met gewerkte dagen gelijkgesteld.
De dagen afwezigheid (ziekte, arbeidsongeval, vakantie) geven aanleiding tot een aftrek per niet-gewerkte dag van 1/22e van deze maandelijkse premie.
Deze premie blijft onderworpen aan de bijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en aan de bedrijfsvoorheffing.
Art. 66.Bij definitieve overgang van het varend personeel naar de wal, wordt de regeling toegepast van 11 maal de forfaitaire premie naar analogie en in dezelfde voorwaarden van de mutatie van shiftarbeid naar dagarbeid. Afdeling 3. - Wachtdienst aan boord op zon- en feestdagen
Art. 67.Voor de wachtdiensten aan boord op zon- en feestdagen, wordt aan de betrokkene een vergoeding toegekend gelijk aan 1/26e van zijn maandloon. Afdeling 4. - Verplaatsingsvergoeding bij aflossingen
Art. 68.Een vergoeding van maximum één uur geïndexeerd loon wordt toegekend aan het varend personeel dat zich voor de aflossing aan boord van zijn binnenschip moet verplaatsen, indien het schip zich niet in de thuishaven bevindt.
Deze bepaling is niet van toepassing op de bunkerschepen. Afdeling 5. - Loon "ontbrekende man"
Art. 69.Indien aan boord een bemanningslid ontbreekt, wordt zijn volledig loon onder de aanwezige bemanningsleden verdeeld.
Het ontbrekende bemanningslid moet deel uitmaken van de gewone bemanning. Er wordt geen rekening gehouden met het ontbreken van een tijdelijk aanvullend lid of van een lid dat in overtal van de gewone bemanning is. Afdeling 6. - Vervanging van een bemanningslid
Art. 70.Indien een bemanningslid moet worden vervangen, ontvangt het vervangend lid hetzelfde loon als dit voorzien voor het vervangen lid. Afdeling 7. - Vergoeding voor het gebruik van radar
Art. 71.Een maandelijkse premie van 300 BEF wordt toegekend aan het varend personeelslid dat aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° geslaagd zijn in het examen over de kennis van het gebruik van radar, georganiseerd door het Ministerie van Verkeerswezen, dienst Loodswezen van Antwerpen;2° en daadwerkelijk radar gebruiken aan boord van het binnenschip. Deze premie is niet gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. HOOFDSTUK XIII. - Ouderdomsuitkering voor werklieden Afdeling 1. - Werklieden (gehuwden of alleenstaanden)
Art. 72.Aan de werklieden die op de normale leeftijd van opruststelling, zijnde 65 jaar (man) en 60 jaar (vrouw), werden of worden gepensioneerd, en alsdan twintig jaar dienst in de petroleumnijverheid hebben of zullen hebben volbracht, wordt een jaarlijkse pensioenbijslag toegekend vastgesteld : - vanaf 1 april 1997 op 54 453 BEF; - vanaf 1 januari 1998 op 55 542 BEF, voor alle categorieën van de werklieden.
De jaren wettelijk brugrustpensioen en conventioneel brugpensioen worden gelijkgesteld met de jaren dienst voor de toekenning van het petroleumpensioen op 65 jaar. Afdeling 2. - Invloed van het wettelijk rustpensioen
Art. 73.Indien de werkman op 60 jaar of daarna, maar vóór zijn 65e jaar met wettelijk pensioen gaat, verkrijgt hij vanaf dat ogenblik het recht op het in de collectieve arbeidsovereenkomst voorziene petroleumpensioen.
In geen geval mag dit gecumuleerd worden met het brugpensioen dat tot 65 jaar loopt; voor de bruggepensioneerden is het petroleumpensioen slechts verschuldigd vanaf 65 jaar.
Art. 74.Aan de werklieden die op 65 jarige leeftijd (man) of 60 jarige leeftijd (vrouw) de twintig dienstjaren, waarvan sprake in artikel 72, niet hebben bereikt, maar nochtans tien ononderbroken dienstjaren in de petroleumnijverheid tellen, wordt een pensioenbijslag toegekend ten bedrage van de in artikel 72 vastgestelde som, verminderd per ontbrekend dienstjaar, met 1/45e (man), met 1/40e (vrouw). Afdeling 3. - Weduwen/weduwnaars van werklieden
Art. 75.§ 1. Bij overlijden van een onder de in afdeling 1 bepaalde voorwaarden gepensioneerde werkman (man/vrouw), wordt aan de weduwe/weduwnaar, een pensioenbijslag toegekend voor zover hij/zij een wettelijk overlevingspensioen ontvangt. § 2. Bij overlijden van een werkman (man/vrouw) in actieve dienst, met ten minste één jaar dienst bij een werkgever of een groep van werkgevers met gemeenschappelijke belangen, wordt aan de weduwe/weduwnaar een pensioenbijslag toegekend, voor zover zij/hij sedert ten minste één jaar met de overleden werkman (man/vrouw) was gehuwd en zij/hij een wettelijk overlevingspensioen ontvangt.
Art. 76.Het bedrag van die pensioenbijslag wordt vastgesteld als volgt : 1° voor de weduwen/weduwnaars van gepensioneerde werklieden (man/vrouw), op 70 pct.van de pensioenbijslag welke de gepensioneerde werkman (man/vrouw) genoot krachtens de bepalingen van afdeling 1; 2° voor de weduwen/weduwnaars van in dienst overleden werklieden (man/vrouw), op 70 pct.van de pensioenbijslag welke de overleden werkman (man/vrouw) had kunnen genieten, indien hij/zij de leeftijd van 65 jaar (man) of 60 jaar (vrouw) had bereikt op het ogenblik van zijn/haar overlijden.
De theoretische pensioenbijslag die de werkman (man/vrouw) overeenkomstig de artikelen 72 en 74 zou hebben ontvangen, wordt berekend, rekening houdend met de dienstjaren die de overleden werkman (man/vrouw) zou hebben getotaliseerd indien hij/zij tot 65 jaar (man) of 60 jaar (vrouw) had gewerkt. 3° Indien de weduwe/weduwnaar meer dan tien jaar jonger is dan haar/zijn echtgenoot/echtgenote, zal de pensioenbijslag met 1,5 pct. per jaar boven die tien jaar worden verminderd.
Art. 77.De weduwe/weduwnaar die hertrouwt terwijl hij/zij de pensioenbijslag waarvan sprake in de artikelen 75 en 76 ontvangt, verliest haar/zijn rechten op die bijslag, maar ontvangt, bij wijze van definitieve regeling, een forfaitair bedrag evenwaardig aan een annuïteit van de pensioenbijslag.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 4. - Algemene beschikkingen
Art. 78.De schorsingsoorzaken zoals voorzien in titel I, hoofdstuk II en titel II, hoofdstuk II van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, nadien gewijzigd, worden beschouwd de in de artikelen 72 en 74 voorziene diensten te schorsen, maar niet te onderbreken.
Art. 79.Onder wettelijk pensioen wordt verstaan het totaal van de verworven of te verwerven voordelen op 65 jaar voor de mannen en op 60 jaar voor de vrouwen, krachtens de Belgische wetgeving inzake ouderdomspensioenen der werklieden.
Art. 80.Iedere andere verhoging van het wettelijk pensioen dan deze voortspruitende uit de index, die van invloed is op het wettelijk pensioen van de betrokkene, moet worden aangerekend op de bedragen van de pensioenbijslagen.
Art. 81.Ongeacht de grens voorzien in artikel 80, wordt in ieder geval het geheel van alle mogelijke pensioenen, op lange termijn, begrensd tot maximum 75 pct. van de gemiddelde jaarlijkse bezoldiging gedurende de jongste vijf jaren van de loopbaan, na aftrek van de bijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Onder alle mogelijke pensioenen, waarvan sprake in lid 1, verstaat men inzonderheid het wettelijk pensioen en de pensioenbijslagen, te weten, elk aan de werkman wegens zijn beroepsactiviteit verschuldigd pensioen.
Art. 82.Verliezen alle rechten op pensioenbijslag : 1° de gepensioneerde werkman of werkster die zich schuldig gemaakt heeft aan een vergrijp zoals bedrog, diefstal, misbruik van vertrouwen, ten nadele van de werkgever die de in de vorige afdelingen voorziene pensioenbijslag toekent;2° de gepensioneerde werkman of werkster, die een geheim of een vertrouwelijke inlichting zou bekendmaken ten nadele van de werkgever die de pensioenbijslag in kwestie toekent;3° de gepensioneerde werkman of werkster die wegens een veroordeling zijn/haar rechten op het wettelijk pensioen zou verliezen.
Art. 83.De door deze bepalingen begunstigden zijn verplicht aan de werkgever alle nodige inlichtingen en documenten te verschaffen om toe te laten de pensioenbijslag te berekenen, zoals onder meer hun burgerlijke stand, de samenstelling van hun gezin, enz.
Zij moeten eveneens ter mededeling alle documenten overmaken welke nuttige inlichtingen verschaffen betreffende hun wettelijk of ander pensioen.
Elke wijziging van deze inlichtingen moet spontaan aan de werkgever schriftelijk en onverwijld worden bekendgemaakt en eventueel door officiële documenten worden gestaafd.
De werkgever mag op elk ogenblik van de begunstigden de nodige stukken eisen om hun rechten te bepalen of na te gaan en, indien zij binnen een redelijke termijn aan de verplichting niet voldoen, heeft de werkgever het recht de uitbetaling van de pensioenen te schorsen.
Art. 84.In geval van "collectieve afdanking" zullen de partijen op ondernemingsvlak voor de werklieden met minimum tien jaar dienst, die de sector verlaten, een forfaitaire regeling onderhandelen, die proportioneel hun opgebouwde pensioenrechten zal veiligstellen.
Onder geen beding kan deze regeling verhaald worden op het vlak van de sector. HOOFDSTUK XIV. - Arbeidsovereenkomst in tijdelijk verband
Art. 85.De toestand van een in tijdelijk verband aangeworven werkman moet worden geregulariseerd wanneer hij, in de loop van een kalenderjaar, in eenmaal of in meerdere malen in totaal negen maanden tewerkstelling bereikt.
Vanaf dat ogenblik is de belanghebbende aangeworven met een overeenkomst van onbepaalde duur en zijn anciënniteit begint te tellen vanaf zijn eerste aanwerving in tijdelijk verband.
Door "in tijdelijk verband aangeworven werkman", wordt verstaan : een werkman aangeworven voor een bepaald werk, of verbonden door een arbeidsovereenkomst voor werklieden van bepaalde duur of door een vervangingsovereenkomst.
De duur van tewerkstelling van "Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening - stagiairs", aangeworven krachtens de wet van 22 december 1977, betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978 (hoofdstuk III, afdeling 1) zoals gewijzigd bij koninklijke besluiten nr. 26 van 24 maart 1982 en nr. 57 van 19 juli 1982, wordt niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de hierboven vermelde conventionele bepalingen van kracht voor de werklieden in de petroleumsector.
Hetzelfde geldt voor de werklieden aangeworven in vervanging van werklieden met loopbaanonderbreking. HOOFDSTUK XV. - Geldigheid van de collectieve arbeidsovereenkomst
Art. 86.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en treedt buiten werking op 1 januari 1999.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX