gepubliceerd op 25 oktober 1997
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden
13 OKTOBER 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, inzonderheid op artikel 10, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, inzonderheid op artikel 48, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 maart 1979, 10 april 1984 en 8 oktober 1991 en op artikel 49;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 juli 1997;
Gelet op het akkoord van onze Minister van Begroting, gegeven op 9 juli 1997;
Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad, op 25 juli 1997, betreffende de adviesvraag binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 september 1997 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 48 van het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 maart 1979, 10 april 1984 en 8 oktober 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 48.Onverminderd de toepassing van artikel 49 wordt het bedrag van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden verminderd met 90 pct. van de in artikel 10, eerste lid, van de wet bedoelde voordelen, nadat deze, in voorkomend geval, werden verminderd met de in het tweede lid van artikel 10 van de wet bedoelde onderhoudsgelden.
Het bedrag van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden wordt, in afwijking van het eerste lid, evenwel verminderd met het volledig bedrag van het bedrag bedoeld in artikel 49, tweede lid, voor zover dat pensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal is ingegaan vóór 1 januari 1987. De toepassing van deze bepaling mag voor de gerechtigde evenwel niet nadeliger zijn dan de toepassing van het vorige lid.
Het vakantiegeld en de aanvullende toeslag bij het vakantiegeld die betaald worden ten laste van de pensioenregeling voor de werknemers, evenals de bijzondere bijslag die betaald wordt ten laste van de pensioenregeling der zelfstandigen, worden niet in mindering gebracht van het gewaarborgd inkomen.
Voor de van tafel en bed gescheiden of de sedert meer dan tien jaar feitelijk gescheiden echtgenoten wordt enkel rekening gehouden met de persoonlijke pensioenen die de betrokkene uit eigen hoofde en/of als feitelijk gescheiden echtgenoot bekomen heeft. »
Art. 2.Artikel 49 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 49.Voor de toepassing van artikel 10 van de wet wordt het bedrag in aanmerking genomen dat zou uitbetaald geweest zijn vóór de vermindering of de schorsing van de uitkering bedoeld bij het eerste lid van het voornoemd artikel 10 : 1° die het voorwerp heeft uitgemaakt van een vermindering wegens vervroeging;2° die het voorwerp uitmaakt van een vermindering om reden van de terugvordering van een onverschuldigd uitbetaald bedrag;3° waarvan de uitbetaling geschorst is ten titel van sanctie;4° die verminderd werd met de rente gevestigd in het kader van de wetgeving betreffende het pensioen der zelfstandigen. Indien de verminderde uitkering beoogd in 1° van het vorige lid daadwerkelijk en voor de eerste maal is ingegaan vóór 1 januari 1987, wordt deze vermeerderd met een bedrag dat gelijk is aan de helft van het verschil tussen : - het bedrag van de niet wegens vervroeging verminderde uitkering en - het werkelijk uitgekeerde bedrag bedoeld in artikel 10, derde lid van de wet.
De toepassing van het tweede lid en van artikel 48, tweede lid kan niet tot gevolg hebben dat het totale bedrag van de uitkeringen toegekend aan de gerechtigde op een gewaarborgd inkomen vermindert. »
Art. 3.In artikel 49quater van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 49, 1°" telkens vervangen door de woorden "artikel 49, lid 1, 1°".
Art. 4.Het onderzoek van de rechten op gewaarborgd inkomen voor bejaarden met toepassing van de bepalingen van dit besluit geschiedt : a) van ambtswege voor de personen die op de datum van de in werkingtreding van dit besluit daadwerkelijk een gewaarborgd inkomen voor bejaarden genieten;b) op aanvraag zoals bedoeld in artikel 11 van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Deze aanvraag heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op deze in de loop waarvan zij werd ingediend; zo zij vóór 1 januari 1998 wordt ingediend heeft zij nochtans uitwerking op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit en ten vroegste op de ingangsdatum van het gewaarborgd inkomen.
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1997.
Art. 6.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 oktober 1997. ALBERT Van Koningswege :De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA