gepubliceerd op 24 november 2023
Koninklijk besluit houdende bepaalde begeleidingsmaatregelen toepasselijk op de personeelsleden die behoren tot een directie of een dienst van de federale politie waarvan de gewone plaats van het werk verplaatst wordt naar een ander gerechtelijk arrondissement
13 NOVEMBER 2023. - Koninklijk besluit houdende bepaalde begeleidingsmaatregelen toepasselijk op de personeelsleden die behoren tot een directie of een dienst van de federale politie waarvan de gewone plaats van het werk verplaatst wordt naar een ander gerechtelijk arrondissement
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 20 december 2022;
Gelet op de protocollen van onderhandelingen nr. 555/7 en nr. 564/2 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, respectievelijk gesloten op 11 januari 2023 en 24 juli 2023;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 14 juni 2023;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 5 juli 2023;
Gelet op het advies 74.395/2 van de Raad van State, gegeven op 25 september 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit koninklijk besluit is van toepassing op de personeelsleden die behoren tot een directie of een dienst van de federale politie waarvan de gewone plaats van het werk wordt verplaatst naar een ander gerechtelijk arrondissement.
Art. 2.Het personeelslid bedoeld in artikel 1 kan, in onderling akkoord met de bevoegde overheid bedoeld in artikel VIII.I.1, 1°, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol), het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in de artikelen VIII.III.1 en VIII.III.1bis, RPPol, de twee reglementaire feestdagen bedoeld in artikel I.I.1, 19°, RPPol vastgelegd door de bevoegde overheid en de vervangende verlofdagen verkregen overeenkomstig de artikelen VIII.III.13, § 1, eerste lid en VIII.III.14 RPPol, waarop het recht heeft vanaf de datum van de verplaatsing van de gewone plaats van het werk, in uren opnemen.
Het personeelslid bedoeld in artikel 1 kan vragen om de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid te genieten gedurende een periode van twee jaar, eventueel verlengbaar in onderling akkoord met de in het eerste lid bedoelde bevoegde overheid. Deze periode van twee jaar vangt aan op de datum waarop de verplaatsing van de gewone plaats van het werk daadwerkelijk plaats heeft.
Art. 3.Indien het niet opteert voor de tussenkomst van de werkgever bedoeld in artikel XI.V.1 RPPol, geniet het personeelslid bedoeld in artikel 1 een kilometervergoeding.
Deze kilometervergoeding is verschuldigd als aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan : 1° voor het gedeelte van de met zijn persoonlijk voertuig afgelegde trajecten tussen de woonplaats of verblijfplaats en de nieuwe gewone plaats van het werk dat het traject tussen de woonplaats of verblijfplaats en de oude gewone plaats van het werk overschrijdt en waarbij dit overschrijdende gedeelte meer dan vijf kilometer bedraagt;2° gedurende een periode die aanvangt op de datum waarop de verplaatsing van de gewone plaats van het werk daadwerkelijk heeft plaats gevonden en die eindigt, naargelang het geval, bij het verstrijken van een termijn van een jaar of op het moment dat het personeelslid een mobiliteit maakt, indien deze mobiliteit plaatsvindt voor het verstrijken van deze termijn van een jaar. Het bedrag van deze kilometervergoeding is gelijk aan dat bedoeld in artikel XI.IV.106 RPPol.
Art. 4.In afwijking van artikel XI.III.28, eerste lid, RPPol, blijft het personeelslid bedoeld in artikel 1 dat de toelage Brussels Hoofdstedelijk Gewest genoot voor de verplaatsing van de gewone plaats van het werk buiten het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, deze toelage genieten, vanaf de datum waarop deze verplaatsing daadwerkelijk plaats vindt en dit zolang het op ononderbroken wijze een betrekking binnen deze directie of deze dienst blijft bekleden. De artikelen XI.III.28, tweede tot vijfde lid, XI.III.28bis en XI.III.29, RPPol, blijven mutatis mutandis van toepassing op deze toelage.
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2022.
Art. 6.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Bruxelles, le 13 november 2023.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT