gepubliceerd op 02 oktober 2008
Koninklijk besluit tot regeling van de examens waarbij de kandidaten voor het ambt van hoofdgriffier, griffier, adjunct-griffier en van deskundige, administratief deskundige en assistent bij een griffie in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de bepalingen na te komen van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken
SELOR - SELECTIEBUREAU VAN DE FEDERALE OVERHEID
   13 MAART 2007. - Koninklijk besluit tot regeling van de examens    waarbij de kandidaten voor het ambt van hoofdgriffier, griffier,    adjunct-griffier en van deskundige, administratief deskundige en    assistent bij een griffie in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen    dat zij in staat zijn de bepalingen na te komen van de wet op het    gebruik der talen in gerechtszaken
   Taalexamens georganiseerd overeenkomstig de artikelen 4, 5 en 6 van    het hierboven vermelde koninklijk besluit van 13 maart 2007    Voor zover de nadere regels eigen aan de aard van de taalexamens niet    bepaald zijn door de wet of het voornoemd koninklijk besluit, heeft de    Afgevaardigd bestuurder van SELOR besloten dat : 1. § 1.Voor het artikel 4 van bovenvermeld koninklijk besluit, slaagt    de kandidaat enkel voor de proef over de schriftelijke kennis indien    hij geschikt wordt bevonden voor de twee gedeeltes van de proef    (passieve en actieve kennis van de juridische woordenschat, enerzijds,    en samenvatting in de taal van het examen van een tekst geschreven in    de taal van de kandidaat, anderzijds).    § 2. Voor wat de passieve en actieve kennis van de juridische    woordenschat betreft, zal geen enkel andere vertaling als juist worden    beschouwd dan deze die in de syllabus opgenomen is.    § 3. Voor de oefeningen over de passieve kennis van de juridische    woordenschat zullen de vragen bestaan uit een reeks termen in de taal    van het examen. Deze termen worden in een context geplaatst die er de    juiste betekenis van preciseert. De kandidaat dient de vertaling te    geven in de taal van zijn/haar diploma.    § 4. Voor de oefeningen over de actieve kennis van de juridische    woordenschat zullen de vragen bestaan uit een reeks termen in de taal    van het diploma van de kandidaat. Deze termen worden in een context    geplaatst die er de juiste betekenis van preciseert. De kandidaat    dient de vertaling te geven in de taal van het examen. 2. § 1.In het eerste gedeelte (passieve en actieve kennis van de    juridische woordenschat) van de proef over de schriftelijke kennis    georganiseerd overeenkomstig het artikel 4, § 1, van het hierboven    vermelde koninklijk besluit van 13 maart 2007, krijgen de kandidaten    twee reeksen woordenschatvragen : 70 voor de passieve kennis en 70    voor de actieve kennis.    § 2. Om te slagen voor het eerste gedeelte (passieve en actieve kennis    van de juridische woordenschat) van de proef over de schriftelijke    kennis georganiseerd overeenkomstig het artikel 4, § 1, van het    hierboven vermelde koninklijk besluit van 13 maart 2007, dient de    kandidaat juist te antwoorden op 100 vragen van een totaal van 140.    § 3. Indien het gedeelte over de passieve en actieve kennis van de    juridische woordenschat computergestuurd verloopt, kan enkel aan het    gedeelte over de samenvatting in de taal van het examen van een tekst    geschreven in de taal van de kandidaat deelgenomen worden, indien de    in de § 2 vermelde minima behaald zijn.    § 4. De schrijffouten die tijdens de proef over de actieve kennis van    de juridische woordenschat gemaakt worden, worden als volgt geteld :    één karakterfout (met inbegrip van de foute accenten) per woord in een    gegeven antwoord wordt niet in rekening gebracht. Vanaf twee    karakterfouten in eenzelfde woord wordt het antwoord als onjuist    beschouwd. 3. § 1.Indien de proef over de schriftelijke kennis georganiseerd    overeenkomstig het artikel 5, § 1, van het hierboven vermelde    Koninklijk besluit van 13 maart 2007 computergestuurd verloopt, is de    verdeling van het aantal vragen per taalkundige component als volgt :    30 vragen "lexicale elementen", 30 vragen "grammatica" en 30 vragen    "luistervaardigheid".    § 2. Om te slagen voor de computergestuurde proef over de    schriftelijke kennis georganiseerd overeenkomstig het artikel 5, § 1,    van het hierboven vermelde koninklijk besluit van 13 maart 2007, dient    de kandidaat 5/10 der punten te behalen voor elke taalkundige    component.    § 3. De schrijffouten die tijdens de proef over de actieve kennis van    de juridische woordenschat gemaakt worden, worden als volgt geteld :    één karakterfout (met inbegrip van de foute accenten) per woord in een    gegeven antwoord wordt niet in rekening gebracht. Vanaf twee    karakterfouten in eenzelfde woord wordt het antwoord als onjuist    beschouwd. 4. § 1.Indien de proef over de schriftelijke kennis georganiseerd    overeenkomstig het artikel 6, § 1, van het hierboven vermelde    koninklijk besluit van 13 maart 2007 computergestuurd verloopt, is de    verdeling van het aantal vragen per taalkundige component als volgt :    30 vragen "Luistervaardigheid" en 30 vragen "Leesvaardigheid".    § 2. Om te slagen voor de computergestuurde proef over de    schriftelijke kennis georganiseerd overeenkomstig het artikel 6, § 1,    van het hierboven vermelde koninklijk besluit van 13 maart 2007, dient    de kandidaat 5/10 der punten te behalen voor elke taalkundige    component. 5. § 1.Er kan enkel aan de mondelinge proef voorzien in de artikelen    4, § 2, 5, § 2 en 6, § 2, van het koninklijk besluit van 13 maart 2007    deelgenomen worden na slagen voor de taalproef over de schriftelijke    kennis.    § 2. Er wordt geen enkele gedeeltelijke of volledige vrijstelling per    proef of per gedeelte van een proef toegekend. 6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch    Staatsblad wordt bekendgemaakt.   Brussel, 22 september 2008    M. VAN HEMELRIJCK,    Afgevaardigd bestuurder