Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juni 2021
gepubliceerd op 25 juni 2021

Koninklijk besluit inzake het centraal register van economische knipperlichten met het oog op de opsporing van ondernemingen in financiële moeilijkheden

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2021021124
pub.
25/06/2021
prom.
13/06/2021
ELI
eli/besluit/2021/06/13/2021021124/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JUNI 2021. - Koninklijk besluit inzake het centraal register van economische knipperlichten met het oog op de opsporing van ondernemingen in financiële moeilijkheden


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer hebt aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft betrekking op de oprichting van een centraal bestand van indicatoren, genaamd "centraal register van economische knipperlichten met het oog op de opsporing van ondernemingen in financiële moeilijkheden".

Algemene inleiding Sire, het boek XX van het Wetboek van economisch recht en inzonderheid de artikelen XX.23 en XX.24 verlenen de Koning verschillende opdrachten die betrekking hebben op de mededeling en het beheer van persoonsgegevens, en informatie van financiële of economische aard die betrekking hebben op ondernemingen, ongeacht of zij zijn opgericht als rechtspersoon, dan wel als natuurlijk persoon.

Het voornaamste doel is de opsporing van ondernemingen in financiële moeilijkheden mogelijk te maken op grond van artikel XX.25 van hetzelfde Wetboek.

In tegenstelling tot het advies van de Raad van State (punt 3.4) is het toepassingsgebied van het koninklijk besluit wel degelijk afgebakend, aangezien het is opgenomen in Titel II van boek XX van het Wetboek van economisch recht en uitsluitend gericht is op ondernemingen, die zelf worden gedefinieerd in artikel I,22, 7° /1, van hetzelfde Wetboek, en die in zodanige financiële moeilijkheden verkeren dat de continuïteit van hun economische activiteiten in gevaar zou kunnen komen.

Het doel van deze opsporing is de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden in staat te stellen ondernemingen te identificeren waarvan zij de toestand moeten onderzoeken teneinde ofwel vast te stellen dat hun toestand onherstelbaar is aangetast en dat hun dossier moet worden overgezonden naar het parket zodat deze de ondernemingen kan daagvaardigen tot een faillissement; ofwel de ondernemingen die in danige financiële moeilijkheden verkeren waardoor de continuïteit van hun economische activiteit in gevaar kan komen, ertoe aan te zetten om de nodige maatregelen te treffen om een faillissement te voorkomen.

Het gaat om een bevoegdheid die is voorbehouden aan de ondernemingsrechtbanken en die erin bestaat ondernemingen in moeilijkheden op te sporen om de impact en schadelijke maatschappelijke gevolgen die een faillissement kan veroorzaken, te voorkomen.

De ondernemingsrechtbank wordt, met andere woorden, geacht reeds in een vroeg stadium een rol te spelen bij het voorkomen van de vicieuze cirkel die door een staat van faillissement wordt gecreëerd, met name op sociaal niveau (sluiting van fabrieken, massaal verlies van banen, enz.).

Voor een betrouwbare opsporing van de ondernemingen in moeilijkheden is het noodzakelijk dat de institutionele schuldeisers die openstaande schuldvorderingen hebben ten laste van ondernemingen, van meet af aan hun gegevens meedelen aan een centraal punt. Op deze manier kunnen een reeks vermoedens worden vastgesteld die helpen om de schuldenaren die onder hun bevoegdheid vallen op te sporen en in financiële moeilijkheden verkeren die danig ernstig zijn waardoor de continuïteit van hun economische activiteiten in gevaar zou kunnen komen. Hoe meer `knipperlichten' er gaan branden, hoe groter de noodzaak voor de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden om hun toestand te onderzoeken Deze reeks indicatoren bestaat uitsluitend uit gegevens en de informatie bedoeld in artikel XX.23 van datzelfde wetboek en in artikel 1390quater van het Gerechtelijk Wetboek, die leiden tot de registratie van een onderneming in het centraal register van economische knipperlichten.

Dat vereist derhalve de oprichting van een centraal register van economische knipperlichten waarin deze meegedeelde economische en financiële gegevens op passende wijze worden geaggregeerd zodat zij adequaat kunnen worden geëxploiteerd.

Teneinde een register te voorzien met een 'logische structuur', wordt er gebruik gemaakt van een unieke identificatiecode voor een onderneming, namelijk het door de Kruispuntbank van Ondernemingen toegekende ondernemingsnummer.

Het gebruik van dit unieke identificatiemiddel heeft een groot voordeel voor zowel het beheer van deze gegevens als de bescherming ervan aangezien ondernemingen worden geïdentificeerd op basis van een unieke sleutel uit een authentieke bron.

De noodzaak van het gebruik van authentieke bronnen is reeds eerder onderstreept door de Commissie Privacy in haar aanbeveling 09/2012 van 23 mei 2012.

Dit uniek nummer maakt het ook mogelijk om de betrokken ondernemingen te identificeren zonder een beroep te hoeven doen op andere informatie, zoals adressen of namen van bestuurders. Door het van het ondernemingsnummer van de onderneming te gebruiken, wordt het risico op verwarring tussen verschillende schuldenaren bovendien beperkt en wordt het beginsel van minimale gegevensverwerking toegepast.

Het raadplegen van dit register levert indicatieve gegevens op die zullen moeten worden geconsolideerd, ofwel tijdens de hoorzitting met de vertegenwoordigers van de onderneming of diens bestuurders.

In dat verband kunnen zowel de rechters van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden als het Openbaar Ministerie aan de gegevensverstrekkers de laatste stand van zaken vragen met betrekking tot openstaande schulden. Indien zij na afloop van het verhoor of van het onderzoek vaststellen dat er in dat register fouten staan, dan moeten zij deze uiteraard corrigeren en deze aanpassingen aan de oorspronkelijke gegevensverstrekker meedelen. Op het niveau van de uitoefening van de rechten van de betrokken personen voorziet artikel XX.21 van het Wetboek van economisch recht uitdrukkelijk in het volgende: "De schuldenaar heeft het recht, bij verzoekschrift gericht aan de rechtbank, de rechtzetting te verkrijgen van de gegevens die op hem betrekking hebben." Hoewel niet expliciet wordt voorzien in het recht van toegang tot de rechter, gaat dit schuil achter het rechtzettingsrecht.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel geeft uitvoering aan de delegatie aan de Koning waarin is voorzien in artikel XX. 24 van het Wetboek van economisch recht. In dit artikel wordt volgende bepaald: "Na advies van het [sic] Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kan de Koning de gepaste maatregelen nemen teneinde de verwerking van de verzamelde gegevens op een logisch gestructureerde wijze te laten verlopen en de eenvormigheid en de vertrouwelijkheid hiervan in de onderscheiden griffies van de ondernemingsrechtbanken te verzekeren. Hij kan onder meer de categorieën van de te verzamelen gegevens bepalen.".

De eenvormigheid, veiligheid en logische structuur bij het verwerken van de verzamelde gegevens met betrekking tot de schuldenaren in financiële moeilijkheden worden gewaarborgd door middel van het oprichten van een gemeenschappelijk register voor de verwerking van de verzamelde informatie, en het opstellen van gemeenschappelijke regels voor beheer en veiligheid voor dat register.

In deze optiek voorziet artikel 1 in de oprichting van een centraal register van economische knipperlichten, het zogeheten "centraal register van economische knipperlichten met het oog op de opsporing van ondernemingen in financiële moeilijkheden".

Het bijhouden van een register biedt namelijk de volgende voordelen: - de toegang tot het register wordt verleend op grond van de noodzaak tot kennisname; - de toegang wordt verleend op grond van een toestemming van de hiërarchische meerdere; - de verwerkingen worden gelogd; - de gegevens worden centraal bijgewerkt ten behoeve van diegene die er kennis van kunnen nemen.

Artikel 2 Aangezien het centraal register persoonsgegevens bevat (cfr. commentaar bij artikel 4), is het noodzakelijk dat, op grond van artikel 5 van de AVG, het doeleinde dat ten grondslag lag aan de oprichting ervan wordt omschreven.

Het doeleinde van de oprichting van het centraal register van economische knipperlichten is het helpen van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden bij het opsporen van de schuldenaren die onder hun rechtsgebied vallen en die in danige financiële moeilijkheden verkeren dat de continuïteit van hun economische activiteit in gevaar kan zijn.

Die opdracht van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden om ondernemingen in moeilijkheden op te sporen, is overigens zelf bepaald in artikel XX.25 van het Wetboek van economisch recht. Zoals eerder aangegeven, gaat het om een taak van algemeen belang met de bedoeling de maatschappij te vrijwaren van maatschappelijke schade die verband houdt met de staat van faillissement. Om die reden kunnen de ondernemingsrechtbanken bepaalde dossiers op zich nemen, zonder dat een partij voor de rechtbank wordt gebracht, teneinde "de continuïteit van de activiteiten [van de ondernemingen] te vrijwaren en de bescherming van de rechten van de schuldeisers te verzekeren". Dat doeleinde inzake vrijwaring en sociale bescherming valt onder het toepassingsgebied van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, aangezien daarbij niet beoogd wordt ondernemingen in moeilijkheden te sanctioneren, maar ze op te sporen in het kader van de `rol van bestuurlijke politie van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden'.

Artikel 3 Met het oog op transparantie wordt de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG uitdrukkelijk geïdentificeerd in het koninklijk besluit.

Ingevolge advies 32-2020 van de Gegevensbeschermingsautoriteit van 3 april 2020, wordt de Federale Overheidsdienst Justitie aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke, gelet op zijn rol inzake de aggregatie en de minimalisering van de persoonsgegevens en van de informatie afkomstig van de verschillende instanties die wettelijk verplicht zijn om de lijsten van de schuldenaren te verstrekken.

Artikel 4 Artikel 4 preciseert enerzijds de indicatoren, zijnde de persoonsgegevens en informatie die in het register worden verwerkt, en anderzijds de onderlinge samenhang van die verschillende indicatoren.

De verwerkte gegevens en informatie slaan zowel op de identificatie van de ondernemingen in financiële moeilijkheden als de indicatoren voor die financiële moeilijkheden.

Een eerste belangrijk punt dat moet worden verduidelijkt in het licht van de beoogde doeleinden, is dat alleen gegevens en informatie van ondernemingen met minstens een `openstaande schuld' worden verwerkt.

Het is dan ook niet de bedoeling een register op te richten dat dient ter beoordeling van de betrouwbaarheid van alle ondernemingen, met inbegrip van de ondernemingen die geen openstaande schulden hebben.

Bovendien kan deze "open schuld" enkel afkomstig zijn van wettelijk geïdentificeerde gegevensverstrekkers die verplicht zijn deze informatie door te geven aan de rechtbank van de onderneming of van een betrouwbare authentieke bron (financiële gezondheidsindicator berekend door de NBB).

In dit verband en in antwoord op punt 27 van advies 32-2020 van de Gegevensbeschermingsautoriteit van 3 april 2020, zijn alle verstrekkers van gegevens over openstaande schulden reeds vastgelegd in een hogere norm, namelijk in de wet. Het is derhalve niet noodzakelijk noch opportuun om te hernemen wat reeds is bepaald. De verwijzing naar die norm in artikel 4, derde lid, van het dit ontwerp volstaat dus.

De verzamelde gegevens bestaan uit de gegevens waarvan de openbare instanties nu al wettelijk verplicht zijn deze mee te delen aan de ondernemingsrechtbank, op grond van de artikelen XX.23 en XX.24 van het Wetboek van economisch recht, of van artikel 1390septies van het Gerechtelijk Wetboek. Deze gegevens hebben betrekking op schuldenaren die: (1) reeds een kwartaal de socialezekerheidsbijdragen niet meer betaald hebben aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;(2) de btw of bedrijfsvoorheffing niet meer betaald hebben aan de administratie van financiën;(3) reeds een kwartaal de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen niet meer betaald hebben aan het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, voor wat de zelfstandigen betreft;(4) gewichtige en overeenstemmende feiten hebben gepleegd die de continuïteit van de economische activiteit in het gedrang kunnen brengen, en die zijn vastgesteld door een externe accountant, een externe erkend boekhouder, een externe erkend boekhouder-fiscalist en een bedrijfsrevisor;(5) onderworpen zijn aan een kennisgeving van inbeslagname;(6) onderworpen zijn aan een vonnis tot beëindiging van de handelshuur;(7) bij verstek of op tegenspraak zijn veroordeeld, terwijl zij de gevorderde hoofdsom niet hebben betwist. De overige informatie in dat register is hoofdzakelijk afkomstig van de KBO of de RSZ en heeft betrekking op: - de rechtsvorm en de rechtstoestand van de onderneming, met uitzondering voor wat de rechtstoestand van de ondernemingen natuurlijk persoon betreft, daaronder begrepen de beoefenaars van een vrij beroep. De rechtstoestand kan normaal zijn/ het faillissement reeds geopend/in vereffening/afgeschreven; - het aantal werknemers van de onderneming;

Dit criterium heeft een dubbele functie: Het maakt het mogelijk enerzijds het relatieve belang van een schuldvordering en anderzijds de omvang van de sociale gevolgen ervan te beoordelen. Het gewicht van een schuld verschilt naargelang het gaat om een onderneming met weinig of veel werknemers.

Voorts zal de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden, aangezien die over beperkte middelen beschikt, de mogelijkheid hebben om voorrang te geven aan de gevallen die potentieel het schadelijkst zijn voor de schuldeisers en voor de werknemers van de onderneming. De verantwoording is het regelen van de financiële moeilijkheden om een faillissement te voorkomen. Er moet worden opgemerkt dat de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden enkel beschikkingen uitspreekt en nooit gerechtelijke maatregelen neemt ten aanzien van een onderneming, zoals bepaalt in artikel XX.29 van het Wetboek van economisch recht. - het veelvuldig verplaatsen van de maatschappelijke zetel;

Dit criterium is een belangrijk knipperlicht wanneer er daarnaast ook schulden zijn. Op basis van hun ervaring weten de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden en het parket dat vele ondernemingen die in een hachelijke of frauduleuze situatie verkeren en worden geïdentificeerd vervolgens proberen om van de radar van de autoriteiten te verdwijnen door te verhuizen - teneinde van gerechtelijk arrondissement te veranderen - en zich vestigen in grote steden, waar ze meer kans maken om gedurende een zekere tijd onopgemerkt te blijven. Die verhuizingen gaan meestal gepaard met wijzigingen in de beheersorganen en de aanstelling van stromannen of personen die kort na hun aanstelling uit het RRN worden geschrapt.

Ook andere authentieke bronnen kunnen gegevens verstrekken, zoals de Nationale Bank van België voor wat betreft de financiële gezondheidsindicator van een onderneming waartoe zij toegang heeft.

Deze gezondheidsindicator stoelt op de jaarrekeningen van de vennootschappen en bestaat uit een afgewogen combinatie van variabelen die in fine de mogelijkheid biedt een waarschijnlijkheid van faillissement te berekenen voor de ondernemingen waarvoor het cijfer kan worden berekend. Op basis van het model dat werd ontwikkeld door de NBB en dat is toegelicht op haar website, worden bepaalde vennootschappen die op grond van hun jaarrekeningen beantwoorden aan diverse technische criteria gepositioneerd in verschillende `financiële gezondheidsklassen'.

Er moet worden opgemerkt dat deze financiële gezondheidsindicator niet bestaat voor ondernemingen die een natuurlijk persoon zijn (ONP), aangezien deze indicator wordt berekend op basis van de rekeningen die worden neergelegd bij de NBB. De ONP leggen echter geen rekeningen neer bij de NBB, aangezien deze rekeningen binnen het toepassingsgebied vallen van de aangiften van personenbelasting van de natuurlijke personen.

Een tweede belangrijk punt heeft betrekking op de samenhang van de gegevens/informatie in dat register rond het KBO-nummer van de onderneming. Het KBO-nummer wordt gebruikt als unieke authentieke bron voor de beschrijvende informatie over de ondernemingen. Met toepassing van het beginsel van minimale verwerking, maakt het KBO-nummer op zich de identificatie van de ondernemingen mogelijk, en bijgevolg staan de persoonsgegevens zoals de naam en het adres van de onderneming en de bestuurders er niet in vermeld. Dit is een belangrijk element omdat het de bedoeling is ondernemingen in moeilijkheden op te sporen met behulp van objectieve en meetbare criteria. Het beperken van de identificatiegegevens draagt zo mede bij tot de objectivering van de zoekcriteria.

Naar het voorbeeld van het KBO-nummer wordt de postcode van de maatschappelijke zetel (wanneer die zich in België bevindt) eveneens opgetekend in het register, teneinde de bevoegde ondernemingsrechtbank te kunnen bepalen.

Een derde fundamentele opmerking is dat in het register zeer weinig persoonsgegevens worden verwerkt, aangezien enkel de ondernemingen natuurlijk persoon, daaronder begrepen de beoefenaars van een vrij beroep, binnen het toepassingsgebied van de Richtlijn of van de Verordening inzake gegevensbescherming kunnen vallen. Alle andere rechtspersonen zijn er per definitie van uitgesloten.

De ONP zijn ondernemingen waarbij er geen scheiding bestaat tussen het privévermogen en het professioneel vermogen; derhalve is de aansprakelijkheid niet beperkt. Zij hebben geen van de rechtsvormen waarin is voorzien voor de ondernemingen rechtspersoon (ORP), en zowel hun inkomsten als lasten worden belast in de personenbelasting.

De ONP publiceren geen jaarrekeningen, maar zijn wel btw-plichtig en kunnen RSZ-plichtig zijn indien zij werknemers tewerkstellen. Wat de sociale lasten betreft, moeten ze zich registreren als zelfstandige en een bijdrage betalen aan het RSVZ. In dat kader kunnen ONP eveneens openstaande schulden hebben die economische knipperlichten vormen.

In een volgende fase, wanneer de rechters van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden van mening zijn dat zij een bestuurder van een onderneming in moeilijkheden moeten horen in het kader van hun bevoegdheid bedoeld in artikel XX.25 van het voornoemd Wetboek, kunnen zij uiteraard de contactgegevens van de bestuurder verkrijgen door raadpleging van de KBO op basis van het ondernemingsnummer.

Wat de samenhang van de gegevens betreft, is het centraal register van economische knipperlichten (zie: supra) gebaseerd op het door de KBO toegekende ondernemingsnummer van de onderneming. Concreet toont het register aan de gebruikers ervan een tabel van rijen en kolommen, met in de eerste kolom het ondernemingsnummer en in de volgende kolommen schulden (eventueel met de toename ervan tussen twee opeenvolgende perioden) en bedragen van beslagen.

Uit de `rijen' die hij te zien krijgt, kan de gebruiker rijen selecteren op basis van twee categorieën van criteria die kunnen worden gecombineerd: (1) dynamische criteria die verband houden met de openstaande schulden, zoals het bestaan van een btw-schuld en/of een RSZ-schuld, beide hoger dan een drempelbedrag dat de gebruiker bepaalt;(2) criteria die verband houden met de meer duurzame eigenschappen van de onderneming, zoals de rechtsvorm, het aantal werknemers en de financiële gezondheidsindicator gepubliceerd door de NBB. Met andere woorden, het centraal register van economische knipperlichten is dus een instrument waarin verschillende zoekopdrachten kunnen worden uitgevoerd teneinde de ondernemingen met financiële moeilijkheden op te sporen. Aangezien, enerzijds, de wetgever de term `financiële moeilijkheden' niet heeft omschreven, noch een ondergrens heeft bepaald vanaf welke een openstaande schuld zou moeten worden meegedeeld (behoudens wat de RSZ betreft, die enkel de schulden van meer dan 2 500 euro meedeelt), en, anderzijds, de beoordelingsvrijheid van de rechterlijke macht ter zake in acht dient te worden genomen, stelt dit register niet `automatisch' een algemene drempel voor aan de ingediende verzoeken, die zou bepalen of een onderneming al dan niet in financiële moeilijkheden verkeert.

Het is belangrijk om de nadruk te leggen op de praktische toepassing inzake de voorbewerking van de analyse van de verzamelde gegevens. Dit laatste gebeurt aan de hand van een door mensen uitgevoerde analyse door een gespecialiseerde afdeling binnen de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden.

In deze optiek wordt het voorstel dat de Gegevensbeschermingsautoriteit heeft geformuleerd in punt 31 van haar advies 32-2020 van 3 april 2020, niet gevolgd door de auteurs van dit ontwerp.

Wat de bewaartermijn betreft, moet worden opgemerkt dat alle gegevens/informatie gedurende maximaal vijf jaar worden bewaard, te rekenen vanaf de registratie in het centraal register van economische knipperlichten.

In tegenstelling tot het advies van de Raad van State (punt 3.3), moeten alleen de finaliteit en de categorieën van gegevens in de wet worden vastgelegd. De wet kan aan de Koning andere verwerkingsmethoden delegeren, zoals de duur van de bewaring van de gegevens.

Die termijn is gerechtvaardigd met het oog op het opsporen van ondernemingen in financiële moeilijkheden. Deze financiële moeilijkheden moeten uiteraard ook kunnen worden geëvalueerd in de tijd. Daarom is een van de sorteringscriteria die in aanmerking wordt genomen door de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden de toename van een schuld gedurende een bepaalde periode. In diezelfde logica kan de aanwijzing dat een onderneming haar RSZ-schuld systematisch vernieuwt, door deze pas na aangifte te vereffenen, eveneens een aanwijzing zijn die wijst op de moeilijkheden van de onderneming.

Het centraal register van economische knipperlichten toont gedetailleerde informatie over de evolutie van de RSZ-schuld in de laatste twee kwartalen: de gebruiker kan dan vaststellen dat een eerdere schuldvordering werd betaald om vervolgens te worden vervangen door een nieuwe schuldvordering, wat er dus op wijst dat de schuldvorderingen telkens laattijdig worden betaald.

In tegenstelling tot wat de Gegevensbeschermingsautoriteit stelt in de punten 24, 28 en 29 van haar advies 32-2020 van 3 april 2020, moeten de verschillende verwerkingen die met behulp van dit register kunnen worden verricht niet in extenso worden opgenomen in het koninklijk besluit. Gelet op het gegeven dat deze verwerkingen kunnen variëren, is het niet mogelijk om exhaustief te zijn, vooral omdat de beginselen van evenredigheid en noodzakelijkheid in acht worden genomen. De omvang van de schuld moet immers kunnen worden beoordeeld in tijd en met het oog op de realisatie van het doel van dit register, zijnde het opsporen van ondernemingen in financiële moeilijkheden. Omgekeerd, indien de beoordeling in de tijd niet noodzakelijk was, zou het ontwerp van koninklijk besluit niet voorzien in de bewaartermijn van vijf jaar. Het is in dat verband belangrijk op te merken dat de Gegevensbeschermingsautoriteit de bewaartermijn van de gegevens geenszins ter discussie stelt (punt 28 van het advies 32-2020 van 3 april 2020).

Voorts geeft de Gegevensbeschermingsautoriteit in hetzelfde punt 28 aan dat zij het passend acht te voorzien in een procedure voor schrapping uit het register, zoals de algemene regels van de AVG reeds voorzien. Zoals eerder reeds aangegeven, worden in het register gegevens geaggregeerd die worden verstrekt door officiële instanties en brengt het op zichzelf geen nieuwe `schulden' voort. Als de onderneming geen nieuwe openstaande schulden heeft, zullen haar gegevens overigens niet worden getoond aangezien er dan geen uitvoerbare en openstaande schulden zijn. Toch is, zoals voor alle gegevensverwerkingen en overeenkomstig de beginselen die reeds in de AVG zijn opgenomen, voorzien in een procedure om toegang te krijgen tot de gegevens en ze te corrigeren. Uiteraard moet er in het kader van die procedure worden op toegezien dat de gegevens bij de bron kunnen worden gecorrigeerd en niet enkel in het register van economische knipperlichten.

Die termijn van vijf jaar houdt uiteraard niet in dat een onderneming die haar schulden heeft betaald en die geen openstaande schulden meer heeft, kan worden geraadpleegd in het systeem.

Immers, indien er niet langer een actief knipperlicht is zoals bedoeld in artikel 4 van dit ontwerp van Koninklijk Besluit, zal het door de ECB toegekende ondernemingsnummer niet langer worden weergegeven in de gebruikersinterface en zal het buiten het onderzoek van de kamer van ondernemingen in moeilijkheden vallen.

Artikel 5 Dit artikel verduidelijkt welke categorieën van personen toegang hebben tot het centraal register van economische knipperlichten en de betreffende context. Zo voorziet het artikel in verschillende profielen van toegang tot het centraal register van economische knipperlichten.

De auteurs van dit ontwerp willen er meteen op wijzen dat het voorstel dat de Gegevensbeschermingsautoriteit heeft geformuleerd in punt 34 van haar advies 32-2020 wordt gevolgd en dat de gebruikers van het register bij het openen ervan op consequente wijze erop worden gewezen dat: - het register enkel mag worden geraadpleegd in het kader van de beroepsactiviteiten van en de wettelijke opdrachten die zijn toegewezen aan deze personen; - alle raadplegingen worden gelogd en dat bij misbruik tuchtrechtelijke of strafrechtelijke vervolging mogelijk is.

Voorts, aangezien de toegang nominatief is en een voorafgaande machtiging is vereist, wordt eveneens tegemoetgekomen aan de overweging die de Gegevensbeschermingsautoriteit heeft geformuleerd in punt 35 van haar advies.

Ten eerste gaat het om de griffies en de rechters van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden. Zoals eerder aangegeven, handelen zij niet in het kader van een zaak die bij hen aanhangig is, maar in het kader van hun algemene opdracht, beoogd in artikel XX.25 van het Wetboek van economisch recht. Hun mogelijkheid om dat register te raadplegen, is evenwel beperkt tot de indicatoren van de ondernemingen van het rechtsgebied waarvoor zij bevoegd zijn.

Ten tweede is het de bedoeling, op grond van artikel XX.26 van het Wetboek van economisch recht, de procureur des Konings toegang te verlenen tot het register. Zulks inzonderheid wanneer de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden heeft besloten een dossier te openen en zij eventueel een rechter-verslaggever heeft aangewezen om te onderzoeken of de schuldenaar de voorwaarden voor een faillissement lijkt te vervullen of om een plan voor het herstel van diens situatie voor te stellen.

Het openbaar ministerie heeft evenwel in de diverse fasen van de insolventieprocedure evenwel steeds toegang tot de gegevens, los van de beslissing van de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden. In artikel XX.26 van het Wetboek van economisch recht is overigens bepaald dat de procureur des Konings op elk ogenblik mededeling kan krijgen van de gegevens).

Teneinde de omslachtige uitwisseling van documenten via mail of fax te vermijden, kan de procureur des Konings door invoering van het KBO-ondernemingsnummer van een onderneming die zijn aandacht trekt in de uitoefening van zijn gerechtelijke opdrachten, het centraal register van economische knipperlichten raadplegen om vast te stellen of er al dan niet knipperlichten aanwezig zijn bij de onderneming in kwestie en hiervan kennis te nemen.

Het is bovendien nuttig erop te wijzen dat dit register geen enkel element bevat waarop het beroepsgeheim van toepassing kan zijn. De gegevens die eventueel beschermd zouden kunnen worden, zijn gegevens die een rechter-verslaggever kan ontvangen in het kader van zijn opdracht, en dus na de beslissing om een dossier te openen.

Soortgelijke gegevens hebben door hun aard de vorm van vrije tekst en niet van data, en kunnen er dus enkel zijn na de fase van de raadpleging van het centraal register van economische knipperlichten.

Derhalve kunnen zij niet in dat register staan.

Artikel 6 Dit artikel geeft een overzicht van de minimale veiligheids- en vertrouwelijkheidsmaatregelen met betrekking tot het register. Het spreekt voor zich dat de verwerkingsverantwoordelijke ervoor kan kiezen gaandeweg doorgedreven veiligheidsmaatregelen uit te werken. In tegenstelling tot het advies van de Raad van State (punt 14) dient het koninklijk besluit niet de normen en standaarden op te nemen die de integriteit, de beschikbaarheid en de vertrouwelijkheid van de verwerkte persoonsgegevens en informatie moeten waarborgen, omdat enerzijds deze normen en standaarden voortdurend evolueren en deze voortdurende evolutie zou vereisen dat het koninklijk besluit telkens wordt aangepast, en anderzijds een dergelijke verwijzing veiligheidsrisico's met zich mee zou brengen.

Enerzijds moet ervoor worden gezorgd dat alleen personen die voor de uitoefening van hun taken toegang tot het centraal register van economische indicatoren nodig hebben, daadwerkelijk toegang tot dit register hebben, en anderzijds dat deze personen onderworpen zijn aan het beroepsgeheim of de vertrouwelijksheidverplichting.

Concreet moet elke hiërarchische autoriteit van iemand die toegang tot het gecentraliseerd register wenst, die toegang valideren op basis van de uitoefening van de concrete opdracht van die persoon. Die hiërarchische autoriteit moet tevens nagaan of die persoon is onderworpen aan het beroepsgeheim of aan de vertrouwelijkheidsverplichting.

De hiërarchie autoriteit zal ook een lijst moeten kunnen voorleggen van de personen aan wie zij het recht op toegang tot het register toegekend en wijzigingen van deze lijst moeten beheren, d.w.z. bijwerken, met name in geval van wijziging van functie, pensionering, disciplinaire problemen die intrekking van de toegang noodzakelijk maken, enz. Dit beheer kan worden uitgevoerd via een ad hoc-systeem dat door elke hiërarchische instantie is opgezet of rechtstreeks via een gemeenschappelijk beheersysteem.

De tweede vereiste op het vlak van veiligheid houdt verband met de eerste vereiste. Aangezien slechts bepaalde personen toegang hebben tot het centraal register van economische knipperlichten, mag het systeem enkel toegang bieden aan de personen die daartoe zijn gemachtigd op basis van hun zoekprofiel.

Ter illustratie: de aangewezen rechters van de ondernemingsrechtbanken kunnen in het register bijvoorbeeld alleen de KBO-nummers en de desbetreffende gegevens raadplegen van de ondernemingen waarvoor zij territoriaal bevoegd zijn.

De derde maatregel houdt verband met het bijhouden van logbestanden die bijhouden wie welke raadpleging(en) heeft verricht in het register en vanaf welke post. Aangezien het register enkel mag worden geraadpleegd in een professionele context en dat daarop zal worden gewezen bij het openen van het register, moet iedereen die het register heeft geraadpleegd, kunnen uitleggen waarom hij dat heeft gedaan.

De vierde vereiste is van technische aard. De verwerkingsverantwoordelijke moet gebruikmaken van de geldende technische standaarden die een garantie bieden voor de authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens en informatie die worden verwerkt in het centraal register van economische knipperlichten.

Artikel 7 Dit artikel geeft uitvoering aan het artikel XX.23, § 1, eerste lid, § 2, eerste en vierde lid, en § 4 van het Wetboek van economisch recht, juncto artikel XX.24 van het voornoemde Wetboek.

Artikel 7 omschrijft de regels voor de overdracht van gegevens met betrekking tot de ondernemingen in moeilijkheden door de gegevensverstrekkers, zodat die gegevens vervolgens op logische en gestructureerde wijze kunnen worden verwerkt in het centraal register van economische knipperlichten.

In concreto dragen de gegevensverstrekkers de informatie of de gegevens over aan de griffies en de rechters van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden. Deze overdracht gebeurt door de verzending van de gegevens naar de FOD Justitie die het gecentraliseerd register `op logische en gestructureerde wijze' aanvult, net om een vlotte exploitatie ervan mogelijk te maken (zie: supra in de passage over de samenhang van de gegevens in het register).

In tegenstelling tot het advies van de Raad van State (punt 15) moeten de gegevensverstrekkers niet in het koninklijk besluit worden vermeld.

In feite zijn deze gegevensverstrekkers die welke worden vermeld in de artikelen XX.23 en XX.24 van het Wetboek van economisch recht, die door het onderhavige besluit ten uitvoer worden gelegd.

Voorts ziet de FOD Justitie erop toe dat alleen de gegevens waarin dit ontwerp van koninklijk besluit voorziet in het register worden geregistreerd en dat zo het beginsel van minimale gegevensverwerking wordt toegepast. Indien een gegevensverstrekker, bijvoorbeeld, persoonsgegevens zoals de naam van de bestuurder van de onderneming verzendt, worden die gegevens niet in het register opgenomen. Tot slot, als de indieningstermijnen niet wettelijk zijn vastgesteld, worden zij in onderling overleg tussen de gegevensverstrekker en de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken vastgesteld, zodat de bijwerking van de gegevens in het centraal register van economische knipperlichten een betrouwbare indicator vormt. Die termijn bedraagt in ieder geval ten hoogste twee maanden.

Artikel 8 Dit artikel behoeft geen bijzondere commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE

Raad van State, afdeling Wetgeving, advies 69.247/1 van 12 mei 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `inzake het centraal register van economische knipperlichten met het oog op de opsporing van ondernemingen in financiële moeilijkheden'p' Op 14 april 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `inzake het centraal register van economische knipperlichten met het oog op de opsporing van ondernemingen in financiële moeilijkheden'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 6 mei 2021. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Bert THYS en Wouter PAS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Arne CARTON, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 12 mei 2021. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om een "Centraal register van economische knipperlichten met het oog op de opsporing van ondernemingen in financiële moeilijkheden" in te richten, hierna "het register" genoemd. Artikel 1 van het ontwerp strekt tot het aanmaken van het register. De finaliteit daarvan wordt omschreven in artikel 2, terwijl in artikel 3 wordt bepaald dat de Federale Overheidsdienst Justitie zal optreden als verwerkingsverantwoordelijke. Het ontwerp bevat een oplijsting van de indicatoren die in het register worden verzameld (artikel 4), benevens een opsomming van de categorieën personen die rechtstreeks toegang hebben tot het register (artikel 5). Ook wordt voorzien in een aantal maatregelen met het oog op de vertrouwelijkheid en de veiligheid van de in het register verwerkte persoonsgegevens (artikel 6). In artikel 7 zijn regels vervat voor de overdracht van gegevens met betrekking tot de ondernemingen in moeilijkheden door de gegevensverstrekkers met oog op een logische en gestructureerde verwerking ervan in het register. 3.1. De aanhef van het ontwerp doet ervan blijken dat voor de ontworpen regeling als rechtsgrond, benevens op de algemene bevoegdheid om de wet uit te voeren die de Koning put uit artikel 108 van de Grondwet, een beroep wordt gedaan op de artikelen XX.23, XX.24 en XX.26 van het Wetboek van economisch recht, en op de artikelen 28bis en 28ter van het Wetboek van strafvordering.

Uit de toelichting van de gemachtigde blijkt dat daarnaast rechtsgrond wordt gezocht in artikel 1390septises, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Onder voorbehoud van hetgeen hierna wordt opgemerkt, kan de Raad van State, afdeling Wetgeving, de voorafgaande opsomming van rechtsgrondbepalingen bijtreden. 3.2. De artikelen 28bis en 28ter van het Wetboek van strafvordering strekken het ontwerp niet tot rechtsgrond. Het betreft immers louter algemene bepalingen over het opsporingsonderzoek en de rol van de procureur des Konings daarin. De betrokken wetsbepalingen kunnen evenmin rechtsgrond bieden door, in samenhang ermee, een beroep te doen op artikel 108 van de Grondwet, aangezien de Koning bij het uitoefenen van de algemene uitvoeringsbevoegdheid de draagwijdte van de wet niet kan verruimen 1. 3.3. In artikel 4, vierde lid, van het ontwerp, wordt bepaald dat de betrokken indicatoren bewaard worden gedurende vijf jaar vanaf hun registratie in het register. Deze bepaling komt erop neer dat een maximumtermijn wordt vastgesteld voor het bewaren van gegevens die ook van persoonlijke aard kunnen zijn. Het legaliteitsbeginsel dat voortvloeit uit artikel 22 van de Grondwet noopt ertoe dat de "essentiële elementen" met betrekking tot de betrokken gegevensverwerking voorafgaandelijk door de wetgever moeten worden vastgesteld. Het bepalen van de maximumtermijn voor het bewaren van de persoonsgegevens moet als een dergelijk "essentieel element" worden beschouwd 2.

In casu ziet de Raad van State, afdeling Wetgeving, geen specifieke rechtsgrondbepaling die de Koning bevoegd maakt om een bepaling in de zin van artikel 4, vierde lid, van het ontwerp, tot stand te brengen. 3.4. Uit de ontworpen regeling valt niet voldoende duidelijk af te leiden op welke categorieën ondernemingen deze precies betrekking heeft en bijgevolg van welke ondernemingen gegevens kunnen worden verwerkt en op basis van welke elementen een onderneming voor registratie in aanmerking komt 3. Het ontwerp van koninklijk besluit zou daartoe enkel kunnen worden aangevuld mits de wetgever daartoe vooraf een deugdelijke rechtsgrond heeft tot stand gebracht wat evenwel alsnog niet is gebeurd. Het reeds sub 3.3 vermelde legaliteitsbeginsel dat voortvloeit uit artikel 22 van de Grondwet vereist immers dat ook de categorieën van verwerkte gegevens en betrokken personen, als essentiële elementen van de gegevensverwerking, vooraf door de wetgever worden vastgelegd 4.

ONDERZOEK VAN DE TEKST VOORAFGAANDE OPMERKING 4. In artikel 1 van het ontwerp wordt bepaald dat er een centraal register van "indicatoren" wordt aangemaakt.Het zou de duidelijkheid van de ontworpen regeling ten goede komen indien het begrip "indicator" zou worden gedefinieerd. Nu bevat artikel 4, tweede lid, van het ontwerp, weliswaar een definitie, maar die heeft specifiek betrekking op een omschrijving van "relevante indicatoren".

Daarenboven slaat het begrip "indicator" in de gebruikelijke taalkundige betekenis op bepaalde factoren die wijzen op een ontwikkeling of het bestaan van een bepaalde toestand die een zekere beoordeling vergt, en valt het begrip als zodanig te onderscheiden van louter feitelijke gegevens die voor een objectieve vaststelling vatbaar zijn. Nochtans blijken indicatoren ook betrekking te kunnen hebben op bijvoorbeeld basisgegevens die louter ter identificatie van de beoogde ondernemingen strekken (zie artikel 4, derde lid) en worden de begrippen "indicatoren" en "gegevens" (zie artikel 6, eerste lid, eerste streepje) of "gegevens en informatie" (artikel 7, eerste lid) in de tekst van het ontwerp blijkbaar door elkaar gebruikt. Eenmaal wordt geopteerd voor een definitie van het begrip "indicator" zal echter, ter wille van de duidelijkheid, zo veel als mogelijk moeten worden gestreefd naar een zo consequent mogelijk gebruik van het aldus gedefinieerde begrip doorheen de tekst van het ontwerp.

BIJZONDERE OPMERKINGEN Aanhef 5. Onmiddellijk na het lid van de aanhef waarin wordt verwezen naar artikel 108 van de Grondwet, moet een nieuw lid worden ingevoegd waarin wordt gerefereerd aan artikel 1390septises, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij de wet van 14 januari 2013 en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018. 6. De redactie van het tweede lid van de aanhef van het ontwerp - dat het derde lid dient te worden - moet worden gecorrigeerd als volgt: "Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikelen XX.23 en XX.24, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017 en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, en artikel XX.26, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017;". 7. Om de reden vermeld sub 3.2 dient het lid van de aanhef waarin wordt verwezen naar de artikelen 28bis en 28ter van het Wetboek van strafvordering te worden geschrapt. 8. Zoals door de gemachtigde werd bevestigd, werd met betrekking tot het ontworpen besluit niet om de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting verzocht omdat uit het besluit geen budgettaire gevolgen voortvloeien.De verwijzing, in de aanhef van het ontwerp, naar "de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting d.d. 26 maart 2021" moet derhalve uit de aanhef worden weggelaten.

Artikel 1 9. Het valt niet goed in te zien waarom in de Franse tekst van artikel 1 van het ontwerp melding wordt gemaakt van een "fichier central d'indicateurs", terwijl in de Nederlandse tekst - logischerwijze en in overeenstemming met de doorheen het gehele ontwerp gebruikte terminologie - van een centraal "register" van indicatoren melding wordt gemaakt.In de Franse tekst van artikel 1 lijkt, ter wille van de eenvormigheid en de overeenstemming met de Nederlandse tekst, evenzeer beter van een "registre central d'indicateurs" melding te worden gemaakt.

Artikel 3 10. Naar het zeggen van de gemachtigde ligt aan artikel 3 van het ontwerp de bedoeling ten grondslag om de Federale Overheidsdienst Justitie als verwerkingsverantwoordelijke te laten optreden met betrekking tot de in artikel 4 van het ontwerpbedoelde gegevens.Die bedoeling wordt het best met zoveel woorden in de tekst van artikel 3 tot uitdrukking gebracht5. 5 Zie bvb. ook artikel 7, eerste lid, van het ontwerp, waarin melding wordt gemaakt van "de gegevens en informatie bedoeld in artikel 4" (in de Franse tekst: "les données visées à l'article 4").

Artikel 4 11. Indien in artikel 4, derde lid, laatste streepje, van het ontwerp, met de "ondernemingen natuurlijk persoon", de "natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen", in de zin van artikel I.1, 1°, a), van het Wetboek van economisch recht, worden bedoeld, wordt het best de in dat wetboek gebruikte terminologie overgenomen.

Artikel 5 12. In artikel 5 van het ontwerp wordt rechtstreeks toegang verleend tot het register aan een aantal categorieën personen.Op die wijze wordt de indruk gewekt dat de betrokken personen - onder de paar voorwaarden na die in de betrokken bepaling worden vermeld - een soort van automatisch toegangsrecht tot het register verwerven. Er dient evenwel te worden gewezen op het bepaalde in artikel XX.26 van het Wetboek van economisch recht, volgens hetwelk "[d]e rechter-verslaggever of de voorzitter van de kamer bepalen (...) welke gegevens niet kunnen worden medegedeeld wanneer hun bekendmaking van die aard zou zijn dat het beroepsgeheim van de schuldenaar wordt geschonden". In artikel 5 van het ontwerp wordt hieraan het best gerefereerd.

Daarenboven rijst de vraag of het toegangsrecht in hetzelfde artikel 5 niet nader moet worden afgebakend. Zo oefenen bijvoorbeeld de leden van het parket taken uit in het ruimere kader van het gerechtelijk opsporingsonderzoek, hetgeen de finaliteit van het register lijkt te overstijgen die in artikel 2 van het ontwerp wordt omschreven. De redactie van artikel 5 van het ontwerp lijkt ook op dit punt het best aan een bijkomend onderzoek te worden onderworpen. 13. Artikel 5 van het ontwerp bevat geen indeling in paragrafen.De verwijzing naar " § 1.", bij de aanvang van artikel 5, eerste lid, moet bijgevolg vervallen.

Artikel 6 14. In artikel 6, tweede lid, van het ontwerp, wordt bepaald dat de beoogde technische omgeving "voldoet aan de geldende normen en standaarden teneinde de integriteit, de beschikbaarheid en de vertrouwelijkheid van de verwerkte persoonsgegevens en informatie te verzekeren".De gemachtigde deelde in verband met de voornoemde "normen en standaarden" mee wat volgt: "Selon le rapport au Roi, ce sont les standards techniques en vigueur permettant d'assurer l'authenticité, l'intégrité et la confidentialité des données à caractère personnel et information traitées dans le registre central des clignotants économiques. S'agissant de mesures techniques qui évoluent régulièrement, il n'est pas opportun de les mentionner dans un arrêté royal".

De door de gemachtigde verstrekte toelichting kan geen afbreuk doen aan de vaststelling dat de in artikel 6, tweede lid, van het ontwerp, voorkomende verwijzing naar de "geldende normen en standaarden" te onbepaald is en geenszins de rechtszekerheid ten goede komt. Het is niet enkel onduidelijk welke normen en standaarden precies worden beoogd, maar ook kan de vraag rijzen welke bijkomende waarborgen uit die normen en standaarden voortvloeien in vergelijking met de waarborgen die vallen af te leiden uit wat wordt bepaald in artikel 32 van de in artikel 3 van het ontwerp vermelde verordening. Dergelijke algemene en onbepaalde verwijzingen staan op gespannen voet met de nauwkeurigheid die van normatieve teksten moet worden vereist.

Artikel 7 15. In artikel 7, tweede lid, van het ontwerp, wordt bepaald dat, wanneer de overdrachtstermijnen niet wettelijk zijn bepaald, deze vastgelegd worden "in onderling overleg tussen de gegevensverstrekker en de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken".De gemachtigde deelde, wat de beoogde "gegevensverstrekker" betreft, mee dat het gaat om "ONSS, la TVA, le précompte professionnel, l'INASTI, le fichier central des saisies". Ter wille van de duidelijkheid kan worden overwogen om in het ontwerp te omschrijven wat voor de toepassing van de ontworpen regeling moet worden verstaan onder het begrip "gegevensverstrekker".

Artikel 8 16. Het bepaalde in artikel 8 van het ontwerp houdt niet meer in dan een bevestiging van de gebruikelijke regel inzake inwerkingtreding van koninklijke besluiten zoals die volgt uit artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en in werking treden van wetten en verordeningen'.Artikel 8 is dan ook overbodig en dient te worden weggelaten uit het ontwerp.

De griffier, De voorzitter, Wim GEURTS Marnix VAN DAMME _______ Nota's 1 Artikel 108 van de Grondwet biedt voor sommige bepalingen van het ontwerp wel rechtsgrond in samenhang gelezen met sommige van de in de aanhef van het ontwerp vermelde artikelen, zij het niet de artikelen 28bis en 28ter van het Wetboek van strafvordering. 2 Zie adv.RvS 68.936/AV van 7 april 2021 over een voorontwerp van wet `betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie', Parl.St. Kamer, 2020-21, nr. 1951/1, opm. 101. 3 In het verslag aan de Koning lijkt ervan te worden uitgegaan dat het omschrijven in het ontworpen koninklijk besluit van de categorieën ondernemingen waarvan de gegevens in het register kunnen worden opgenomen overbodig is omdat dit reeds uit de wet zou volgen. De Raad van State, afdeling Wetgeving, ziet evenwel geen duidelijke wetsbepaling - noch in boek XX van het Wetboek van economisch recht, noch in een andere regeling - die vaststelt op basis van welke elementen een onderneming kan worden geregistreerd. 4 Zie het in voetnoot 2 aangehaalde advies.

13 JUNI 2021. - Koninklijk besluit inzake het centraal register van economische knipperlichten met het oog op de opsporing van ondernemingen in financiële moeilijkheden FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 1390septises, tweede lid, vervangen bij de wet van 14 januari 2013 en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018;

Gelet op het Wetboek van economisch recht, de artikelen XX.23, XX.24 ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017 en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018 en XX.26, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017;

Gelet op advies nr. 32/2020 van de Gegevensbescherminsautoriteit, gegeven op 3 april 2020;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 26 maart 2021;

Gelet op het advies 69.247/1 van de Raad van State, gegeven op 12 mei 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Er wordt een centraal register van indicatoren aangemaakt, "centraal register van economische knipperlichten met het oog op de opsporing van ondernemingen in financiële moeilijkheden" genaamd, hierna afgekort als "centraal register van economische knipperlichten".

Art. 2.In het kader van de in artikel XX.25 van het Wetboek van economisch recht beoogde opdracht met betrekking tot het (op)volgen van schuldenaren in moeilijkheden om de continuïteit van hun activiteiten te vrijwaren en de bescherming van de rechten van de schuldeisers te verzekeren, heeft het centraal register van de economische knipperlichten als doel de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden te helpen bij het opsporen van ondernemingen die onder hun bevoegdheid vallen en die in zodanige financiële moeilijkheden verkeren dat de continuïteit van hun economische activiteiten in gevaar zou kunnen komen.

Art. 3.De Federale Overheidsdienst Justitie is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.

Art. 4.De relevante indicatoren voor het in artikel 2 beoogde doeleinde worden in dit centraal register van economische knipperlichten verzameld op basis van een unieke identificatiecode, met name het door de Kruispuntbank van Ondernemingen toegekende ondernemingsnummer.

Relevante indicatoren zijn de persoonsgegevens en informatie van juridische of economische aard die de ondernemingsrechtbanken wettelijk mogen verwerken en die noodzakelijk zijn in het kader van het in artikel 2 beoogde doeleinde.

Die relevante indicatoren hebben betrekking op: - het bedrag van de verschuldigde sommen die wettelijk moeten worden meegedeeld aan de ondernemingsrechtbanken, overeenkomstig artikel XX.23 van het Wetboek van economisch recht, en de berichten in verband met beslag bedoeld in de artikelen 1390 tot 1390quater van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ze moeten worden meegedeeld overeenkomstig artikel 1390septises van het Gerechtelijk Wetboek, alsook het identificatienummer ervan; - de financiële gezondheidsindicator berekend door de Nationale Bank van België; - het aantal werknemers van de onderneming; - het regelmatig verplaatsen van de zetel;

Het centraal register van economische knipperlichten bevat de gegevens met betrekking tot de identificatie van de onderneming te weten: - het door de Kruispuntbank van Ondernemingen toegekende ondernemingsnummer en de postcode van de zetel van de onderneming; - de rechtsvorm en de rechtstoestand van de onderneming, met uitzondering van de natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen", in de zin van artikel I.1, 1°, a), van het Wetboek van economisch recht.

Deze relevante indicatoren worden bewaard gedurende vijf jaar vanaf hun registratie in het centraal register van economische knipperlichten.

Art. 5.Het centraal register van economische knipperlichten is rechtstreeks toegankelijk: - voor de leden van de griffie en voor de rechters van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden;

Deze rechtstreekse toegang is beperkt tot de relevante indicatoren en de gegevens met betrekking tot de identificatie van de economische entiteiten van hun rechtsgebied.

De lijst van gebruikers per rechtbank wordt opgesteld en beheerd onder de verantwoordelijkheid van iedere voorzitter van elke ondernemingsrechtbank. - aan de rechter-verslaggevers;

Deze rechtstreekse toegang is beperkt tot de dossiers waarvoor zij zijn aangeduid door de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden om een grondiger onderzoek uit te voeren. - aan de krachtens artikel XX.26 van het Wetboek van economisch recht bevoegde procureur des Konings;

Art. 6.Teneinde de vertrouwelijkheid en de veiligheid van de in het centraal register van economische knipperlichten verwerkte persoonsgegevens te verzekeren, worden de volgende maatregelen genomen: - in het kader van het in artikel 2 beoogde doeleinde mogen alleen personen die uit hoofde van hun functie toegang tot de gegevens moeten hebben en aan het beroepsgeheim of de geheimhoudingsplicht zijn onderworpen, de gegevens raadplegen; - er wordt voorzien in een toegangsbeheersysteem om de gebruikers te identificeren en hun functies en mandaten te controleren en te beheren; - er worden technische logbestanden bijgehouden. Door middel van die logs kan worden vastgesteld wie toegang heeft gehad tot welke persoonsgegevens en vanaf welke post;

De technische omgeving waarbinnen het centraal register van economische knipperlichten wordt beheerd, voldoet aan de geldende normen en standaarden teneinde de integriteit, de beschikbaarheid en de vertrouwelijkheid van de verwerkte persoonsgegevens en informatie te verzekeren.

Art. 7.De overdracht van de gegevens en informatie bedoeld in artikel XX.23, § 1, eerste lid, § 2, eerste en vierde lid en § 4, van het Wetboek van economisch recht, verloopt via de Federale Overheidsdienst Justitie die erover waakt dat uitsluitend de gegevens en informatie bedoeld in artikel 4 waarvoor de ondernemingsrechtbanken bevoegd zijn, beschikbaar zijn in het centraal register van economische knipperlichten.

Wanneer de overdrachtstermijnen niet wettelijk zijn bepaald, worden zij vastgelegd in onderling overleg tussen de gegevensverstrekker en de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken, zodat de bijwerking van de gegevens in de gegevensbank een betrouwbare indicator oplevert. Deze termijn is maximaal twee maanden.

Art. 8.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE

^