gepubliceerd op 25 juni 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2010 tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen , betreffende sociale-zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen
13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/03/2010 pub. 31/03/2010 numac 2010201753 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van Titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen , betreffende sociale zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige sociale zekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen sluiten tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van titel XI van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (1), betreffende sociale-zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (1), artikelen 118, gewijzigd bij de wetten van 23 december 2009 en 30 december 2009, 124, gewijzigd bij de wetten van 23 december 2009, 30 december 2009 en 28 april 2010, 125, § 3, ingevoegd bij de wet van 30 december 2009 en 127, § 5/1, ingevoegd bij de wet van 23 december 2009;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 maart 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/03/2010 pub. 31/03/2010 numac 2010201753 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van Titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen , betreffende sociale zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige sociale zekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen sluiten tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van titel XI van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (1), betreffende sociale-zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 16 maart 2010;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 maart 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 18 maart 2010;
Gelet op de hoogdringendheid, gewettigd door het feit dat hoofdstuk 6 van titel XI van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (I), betreffende sociale-zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen, op 1 april 2010 in werking treedt en dat het ontwerp van wet houdende diverse bepalingen aanpassingen bevat die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het advies van de Nationale Arbeidsraad nr. 1725 d.d. 25 januari 2010.
Dat het besluit dat uitvoering geeft aan deze regeling bepalingen bevat die voorzien in een lagere bijdragen op het brugpensioen indien de werkgever erkend werd als onderneming in moeilijkheden vanaf 15 oktober 2009, dat deze verlaagde percentages niet gelden voor andere ondernemingen die als dusdanig werden erkend en dat de een gelijke regeling moet worden ingesteld voor alle ondernemingen in moeilijkheden.
Dat het besluit eveneens voorziet in gelijke mechanismen om het minimale bedrag aan bijdragen te bepalen en eveneens moet voorzien in gelijke forfaitaire bijdragen indien de werkgever geen aangifte doet.
Dat nog andere bepalingen in het besluit bedoeld zijn om in bepaalde gevallen, de berekeningswijze van de patronale bijdragen en de inhoudingen op de uitbetaalde aanvullende vergoedingen, op vraag van de sociale partners, te vereenvoudigen Dat het noodzakelijk is dat deze maatregelen binnen de kortste tijd worden meegedeeld aan de werkgevers en hun mandatarissen zodat ze hun informatieprogramma's kunnen aanpassen om de correct de persoonlijke bijdragen te kunnen berekenen en innen, waarvan de eerste innen plaats zullen vinden in de loop van de maand april.
Gelet op advies 48.027/1 van de Raad van State, gegeven op 30 maart 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Werk en de Minister van Sociale Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 6 van het koninkljk besluit van 29 maart 2010 tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van titel XI van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (1), betreffende sociale-zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : "§ 2. In toepassing van artikel 124, § 1, derde lid, en in afwijking van artikel 118, § 2 van de wet, wordt het percentage van de bijdrage bedoeld in artikel 117 als volgt bepaald ingeval de werkgever erkend is als onderneming in moeilijkheden overeenkomstig hoofdstuk 7 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/05/2007 pub. 08/06/2007 numac 2007201609 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact sluiten tot regeling van het conventioneel brugpensioen en het brugpensioen aanvangt tijdens de periode van deze erkenning : 1° Tijdens de periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden : - 17,50 pct.voor de bruggepensioneerde die op het ogenblik van aanvang van het brugpensioen de leeftijd van 52 jaar niet heeft bereikt; - 13,50 pct. voor de bruggepensioneerde die op het ogenblik van aanvang van het brugpensioen minstens 52 jaar is en de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt; - 10 pct. voor de bruggepensioneerde die op het ogenblik van aanvang van het brugpensioen minstens 55 jaar is en de leeftijd van 58 jaar niet heeft bereikt; - 6,50 pct. voor de bruggepensioneerde die op het ogenblik van aanvang van het brugpensioen minstens 58 jaar is en de leeftijd van 60 jaar niet heeft bereikt; - 3,50 pct. voor de andere bruggepensioneerden. 2° Na de periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden zijn de percentages vermeld in artikel 118, § 2, van de wet van toepassing. Deze percentages bedoeld in het eerste lid, 2° zijn verschuldigd vanaf de maand volgend op de maand waarin de periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden een einde neemt. Tot dan zijn de percentages bedoeld onder het eerste lid, 1° van kracht.
Art. 2.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het vierde lid worden de woorden « artikel 6, 2° » vervangen door de woorden « artikel 6, § 1, 2° »;2° in het vijfde lid worden de woorden « artikel 6, 1° » vervangen door de woorden « artikel 6, § 1, 1° of § 2, eerste lid, 1° ».
Art. 3.In artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit, wordt het vijfde lid vervangen als volgt : « Indien het vierde lid van toepassing is en overeenkomstig artikel 124, §§ 4 en 5 van de wet : - worden de bedragen voorzien in artikel 7, eerste, derde of vierde lid, op respectievelijk 50 EUR en 37,60 EUR gebracht; - wordt het bedrag voorzien in artikel 7, tweede lid, op 12,40 EUR gebracht; - worden de bedragen voorzien in artikel 7, vijfde lid op respectievelijk 16 EUR en 12 EUR gebracht. »
Art. 4.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 10.- In uitvoering van artikel 124, § 2, van de wet zijn de debiteurs die zich hebben onttrokken aan hun verplichting inzake aangifte, zoals bedoeld in artikel 125 van de wet of die hun verplichting slechts gedeeltelijk zijn nagekomen, gehouden aan de Instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen een forfaitair bedrag te betalen bovenop de procentuele bijdrage bedoeld in deze afdeling. Dit maandelijkse forfaitaire bedrag bedraagt : - 150,00 EUR bovenop de procentuele bijdrage bedoeld in artikel 118, § 2 of § 2bis van de wet of in artikel 5 of 6; - 25,00 EUR bovenop de procentuele bijdrage bedoeld in artikel 118, § 2ter of § 3 van de wet. »
Art. 5.In artikel 18 van hetzelfde koninklijk, besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Als de aanvullende vergoeding voor het eerst toegekend werd vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden, in afwijking van het eerste lid, de werkgeversbijdragen berekend op de effectief betaalde bedragen van aanvullende vergoedingen.De betaling van de bijdrage gebeurt per kwartaal aan de instelling belast met de inning van de sociale bijdragen. Indien het een voorafbetaling van alle aanvullende vergoedingen betreft, worden de werkgeversbijdragen berekend voor de door de aanvullende vergoedingen gedekte periode. »; 2° het derde lid wordt opgeheven;3° het vroegere lid 4, dat het lid 3 wordt, wordt vervangen als volgt : « In de gevallen bedoeld bij het eerste en tweede lid, is bij de berekening van de bijdrage bedoeld in artikelen 117 en 119 van de wet rekening gehouden met de verschillende percentages voorzien in artikel 118, §§ 2, 2bis, 2ter en 3, en in artikel 120, §§ 3 en 4 van de wet en in artikelen 5 en 6, evenals met de minimumbedragen bedoeld in artikel 5 en in artikel 9, § 2, lid 5 van het huidige besluit.»
Art. 6.In artikel 20 van hetzelfde koninklijk, besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Indien de aanvullende vergoeding niet maandelijks wordt betaald, dan wordt de inhouding berekend op de effectief betaalde bedragen, op het ogenblik van de betaling, behalve als het voorafbetaling van alle aanvullende vergoedingen betreft.2° het vierde lid wordt opgeheven;
Art. 7.In artikel 25 van hetzelfde koninklijk, besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Indien de aanvullende vergoeding niet maandelijks wordt betaald, dan wordt de inhouding berekend op de effectief betaalde bedragen, op het ogenblik van de betaling, behalve als het voorafbetaling van alle aanvullende vergoedingen betreft.» 2° het vierde lid wordt opgeheven;
Art. 8.In artikel 26 van hetzelfde koninklijk, wordt het derde lid opgeheven.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2010.
Art. 10.De Minister bevoegd voor Sociale Zaken en de Minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 13 juni 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET