Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juni 2010
gepubliceerd op 01 juli 2010

Koninklijk besluit houdende de erkenning van de beroepskwalificaties die door rij-instructeurs en directeurs van rijscholen werden verworven in de lidstaten van de Europese Gemeenschap, alsook tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2010014138
pub.
01/07/2010
prom.
13/06/2010
ELI
eli/besluit/2010/06/13/2010014138/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit houdende de erkenning van de beroepskwalificaties die door rij-instructeurs en directeurs van rijscholen werden verworven in de lidstaten van de Europese Gemeenschap, alsook tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid en artikel 23, § 3, ingevoegd bij de wet van 18 juli 1990;

Gelet op de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies nr. 47614/4 van de Raad van State, gegeven op 13 januari 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister en van de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.Dit koninklijk besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1°« de Minister » : de Minister tot wiens bevoegdheid het wegverkeer behoort; 2° « de wet » : de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties;3° « het koninklijk besluit » : het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.

Art. 2.De bepalingen van dit koninklijk besluit zijn van toepassing op de rijinstructeurs en rijschooldirecteurs, die als aanvrager worden gedefinieerd in artikel 2, § 1, m), van de wet. HOOFDSTUK 2. - De vrije dienstverrichting

Art. 3.De rijschoolinstructeur die aan de voorwaarden van de artikelen 6 en 7 van de wet beantwoordt, brengt de minister of diens gemachtigde conform artikel 9 van de wet op de hoogte.

Bij de verklaring waarvan sprake is in artikel 9, § 1, van de wet moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° een bewijs van de nationaliteit van de instructeur;2° een attest waaruit blijkt dat de instructeur rechtmatig in een lidstaat is gevestigd en dat hem daar geen enkel, zelfs geen tijdelijk, beroepsuitoefeningsverbod werd opgelegd;3° een bewijs van de beroepskwalificaties van de instructeur;4° Voor de gevallen zoals bedoeld in artikel 7, § 1, onder punt b ), van de wet, ieder mogelijk bewijs dat de instructeur de tien voorafgaande jaren zijn activiteiten gedurende ten minste twee jaar heeft uitgeoefend; Bij iedere wezenlijke wijziging aan de door deze documenten gestaafde situatie, moet de betrokken persoon de nieuwe documenten die de wijziging staven, aan de Minister of aan zijn gemachtigde bezorgen. De documenten moeten binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de daadwerkelijke wezenlijke wijziging, worden bezorgd.

Art. 4.Voor iedere dienstverrichting vraagt de minister of zijn gemachtigde aan de bevoegde overheid van de lidstaat van vestiging iedere relevante informatie over de rechtmatigheid van de vestiging en het goede gedrag van de instructeur alsmede iedere informatie over het ontbreken van eventuele tuchtrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen met betrekking tot de beroepsuitoefening, in het bijzonder de strafrechtelijke veroordelingen die in de lidstaat van vestiging overeenkomen met die welke zijn opgesomd in artikel 12, § 1, 1° en 2°, van het koninklijk besluit. HOOFDSTUK 3. - De vestigingsvrijheid

Art. 5.Wanneer op grond van artikel 15 van de wet de minister of zijn gemachtigde de toegang tot het beroep van rijinstructeur of directeur van een rijschool verleent, dan geeft hij de directie- of instructietoelating zoals bedoeld in artikel 12, § 2, lid 4, van het koninklijk besluit, alsook de daarmee overeenstemmende brevetten zoals bedoeld in artikel 24 van het koninklijk besluit.

Art. 6.Wanneer hij, in toepassing van artikel 15 van de wet, uitspraak doet over een aanvraag betreffende het verkrijgen van toestemming om het beroep van rijinstructeur of directeur van een rijschool uit te oefenen, dan eist de minister of zijn gemachtigde de onderstaande documenten : 1° een bewijs van de nationaliteit van de kandidaat;2° een kopie van de beroepsbekwaamheids-attesten of de opleidingstitel die toegang verleent tot het beroep van rijinstructeur of directeur van een rijschool, evenals, in de gevallen zoals bepaald in artikel 15, § 2, van de wet, het bewijs van beroepservaring van de kandidaat;3° de documenten die werden afgegeven door de bevoegde overheid in de lidstaat van oorsprong en waaruit blijkt dat er wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 12, § 1, 1°, 2° en 4° van het koninklijk besluit. HOOFDSTUK 4. - Wijzigings- en slotbepalingen

Art. 7.In artikel 12 van het koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, eerste lid, 3° worden de woorden « houder zijn van het vereiste brevet voor de uitoefening van de in artikel 24 bedoelde functie en de in § 2 bedoelde toelating, behalve voor de stagiairs.» vervangen door de woorden « houder zijn van het vereiste brevet voor de uitoefening van de in artikel 24 bedoelde functie en de in § 2 bedoelde toelating, behalve voor de stagiairs en de instructeurs of directeurs die in België diensten verrichten op basis van de artikelen 6 en 7 van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties. »; b) in § 1, 6°, worden de woorden : « of van een buitenlands diploma, getuigschrift of brevet, dat als gelijkwaardig erkend is overeenkomstig hoofdstuk 2 van dezelfde bijlage » vervangen door de woorden : « of van een bekwaamheidsattest of een opleidingstitel dat toegang verleent tot de uitoefening van de functies van directeur van een rijschool of van theorie-instructeur op grond van artikel 15 van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties.» c) in § 2 wordt het eerste lid aangevuld met de woorden « behalve voor de personeelsleden die hun diensten verrichten in België op grond van de artikelen 6 en 7 van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties.»

Art. 8.In artikel 14, § 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Deze opleiding duurt minstens twaalf uur.»; 2° het derde lid wordt aangevuld met de woorden "Zijn ook vrijgesteld de personeelsleden van een rijschool die hun diensten verrichten op grond van titel II van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties.»

Art. 9.In artikel 21, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « of door stagiairs » vervangen door de woorden « , door stagiairs of door instructeurs die diensten verrichten op grond van de artikelen 6 en 7 van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties. ».

Art. 10.In artikel 22, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « of door stagiairs » vervangen door de woorden « , door stagiairs of door instructeurs die diensten verrichten op grond van de artikelen 6 en 7 van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties. ».

Art. 11.In artikel 25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° hetzij conform de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties.»; b) het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Indien de begunstigde van de erkenning van beroepskwalificaties niet kan bewijzen dat hij beschikt over de talenkennis zoals vereist op grond van artikel 25 van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van de EG-beroepskwalificaties, dan legt hij een talentest af waaruit moet blijken dat hij beschikt over voldoende kennis van één van de drie landstalen om rijopleidingen te mogen geven.»; c) artikel 25 wordt aangevuld met vijf leden, luidend als volgt : « Deze test bestaat uit een gesprek met de voorzitter of met één van de drie kamervoorzitters van de examencommissie bedoeld in artikel 34. De voorzitter van de Franstalige kamer beoordeelt de kennis van het Frans.

De voorzitter van de Nederlandstalige kamer beoordeelt de kennis van het Nederlands.

De voorzitter van de Duitstalige kamer beoordeelt de kennis van het Duits.

De voorzitter van de examencommissie beoordeelt de kennis van zijn moedertaal. »

Art. 12.In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid worden het cijfer « III » en de woorden « - brevet III : 120 uren » geschrapt;2° in § 1 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : « De kandidaten voor het brevet III doorlopen, na het slagen voor de schriftelijke en mondelinge proeven en vóór het afleggen van de modelles, een stage als instructeur in de discipline overeenkomstig het brevet III, in één of meerdere erkende rijscholen of in het kader van lessen gegeven door één of meerdere erkende rijscholen buiten hun lokalen.Zij moeten minimaal 76 uren les geven. »; 3° in § 3 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : « In het geval dat de kandidaat voor het brevet III zijn stage in meerdere rijscholen doorloopt, verloopt de stage onder het toezicht van een stagemeester in iedere rijschool.»; 4° § 5 wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « Wanneer de kandidaat voor het brevet III zijn stage in meerdere rijscholen doorloopt, houdt hij een formulier « stageverloop » bij voor iedere stagemeester die hem volgt.Iedere stagemeester ondertekent het formulier dat hem betreft. »; 5° in § 6 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd luidend als volgt : « Wanneer de kandidaat voor het brevet III zijn stage doorloopt in meerdere rijscholen, levert de directeur of de adjunct-directeur van elk van deze rijscholen aan de stagiair een stageattest af waarvan het model voorgeschreven wordt door de Minister.»

Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 14.De Minister bevoegd voor het Wegverkeer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

^