Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juni 2001
gepubliceerd op 29 juni 2001

- Koninklijk besluit tot aanpassing van de reglementering aan de wet van 22 mei 2001 tot uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001/2002 inzake jaarlijkse vakantie

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2001022404
pub.
29/06/2001
prom.
13/06/2001
ELI
eli/besluit/2001/06/13/2001022404/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JUNI 2001.- Koninklijk besluit tot aanpassing van de reglementering aan de wet van 22 mei 2001 tot uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001/2002 inzake jaarlijkse vakantie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 3, § 4, vierde lid, gewijzigd bij de wet van 13 juni 1966 en de koninklijke besluiten van 1 maart 1989 en 29 maart 1999;

Gelet op de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden, inzonderheid op artikel 2, § 3, eerste lid, 6°, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr 96 van 28 september 1982, van 1 maart 1989, van 13 oktober 1989, bij de wet van 22 februari 1998 en bij het koninklijk besluit van 29 maart 1999;

Gelet op de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, inzonderheid op artikel 9, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1989 en bij de wetten van 26 maart 1999 en 22 mei 2001, op artikel 10, op artikel 19, § 1, eerste lid, 1° en § 3, 1°, op artikel 20 en op artikel 65, § 2, gewijzigd bij de wetten van 28 maart 1975, 30 december 1988, 26 maart 1999 en 22 mei 2001 en bij het koninklijk besluit van 29 maart 1999;

Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 38, § 3, eerste lid, 8°, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 96 van 28 september 1982, van 1 maart 1989 en van 29 maart 1999;

Gelet op het besluit van de Regent van 16 januari 1945 betreffende de werking van de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid, inzonderheid op artikel 5, vierde lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 maart 1978, 1 maart 1989 en 29 maart 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, inzonderheid op artikel 14, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 1970, 9 april 1975, 1 maart 1989 en 29 maart 1999, artikel 15, de artikelen 25 tot 32, artikel 37, artikel 38, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 april 1970, 1 maart 1989 en 29 maart 1999 en artikel 46, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 april 1975, 24 september 1986, 1 maart 1989 en 29 maart 1999, de artikelen 50 tot 59 en artikel 62;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 januari 1971 tot vaststelling van de nadere toepassingsregelen voor de werkgevers en voor de handarbeiders van de diamantnijverheid en -handel, van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, inzonderheid op artikel 4, § 1, 1°, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 maart 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 april 1975 betreffende de betaling van de bijdragen voor jaarlijkse vakantie in het bouwbedrijf, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1977, 1 maart 1989 en 29 maart 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 april 1983 tot uitvoering van artikel 2, § 3, 6° van de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 1989, 23 september 1998 en 29 maart 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 maart 1984 tot uitvoering van artikel 38, § 3, 8° van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 1989 en 29 maart 1999;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie;

Gelet op het advies nr. 1.336 van de Nationale Arbeidsraad gegeven op 6 februari 2001;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 maart 2001;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 8 maart 2001;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat het interprofessioneel akkoord 2001/2002 op 22 december 2000 afgesloten werd en dat dit, wat de jaarlijkse vakantie betreft, uitwerking heeft met ingang vanaf 1 januari 2001, zodat de betrokkenen onverwijld op de hoogte moeten gebracht worden van de nieuwe rechten en plichten inzake berekening van het vakantiegeld en betaling van bijdragen voor jaarlijkse vakantie;

Gelet op het advies nr 31.734/1 van de Raad van State, afdeling wetgeving, gegeven op 29 mei 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 5, vierde lid van het besluit van de Regent van 16 januari 1945 betreffende de werking van de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 maart 1978, 1 maart 1989 en 29 maart 1999, wordt het percentage "9,98" door het percentage "10,27" vervangen.

Art. 2.In artikel 14 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 1970, 9 april 1975, 1 maart 1989 en 29 maart 1999 wordt het percentage "15,18" door het percentage "15,38" vervangen.

Art. 3.Artikel 15 van hetzelfde koninklijk besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : « Het bedrag van de inhouding bedoeld in artikel 19, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoordineerde wetten is op 1 pct. vastgesteld".

Art. 4.In artikel 38 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 april 1970, 1 maart 1989 en 29 maart 1999 wordt de breuk "1/12 van 90 pct. » door de breuk "1/12 van 92 pct. » vervangen.

Art. 5.In artikel 46 van hetzeltde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 april 1975, 24 september 1986, 1 maart 1989 en 29 maart 1999, wordt het percentage "15,18" telkens door het percentage "15,34" vervangen.

Art. 6.Artikel 4, § 1, 1°, van het koninklijk besluit van 15 januari 1971 tot vaststelling van de nadere toepassingsregelen voor de werkgevers en voor de handarbeiders van de diamantnijverheid en -handel, van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 maart 1999 wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° per arbeider een bijdrage gelijk aan 10,27 pct. van zijn bezoldigingen van het lopend vakantiedienstjaar zoals zij aangegeven moeten worden bij toepassing van artikel 3, tweede lid, 4°. Deze bijdrage is bestemd tot financiering : - van de gewone en dubbele vakantiegelden voor de eerste twee vakantieweken en van het dubbel vakantiegeld voor de vierde vakantieweek, verschuldigd aan de werknemer a rato van zijn prestaties tijdens het lopend vakantiedienstjaar, - van de gewone en de dubbele vakantiegelden betreffende de eerste drie vakantieweken, van de gewone en dubbele vakantiegelden betreffende de vierde vakantieweek, verschuldigd a rato van de dagen van arbeidsonderbreking in het lopend vakantiedienstjaar, gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen, met uitzondering van de ingevolge staking en van de wegens militaire verplichtingen gelijkgestelde dagen, die in het daaropvolgend jaar toegekend moeten worden overeenkomstig de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers".

Art. 7.In artikel I van het koninklijk besluit van 9 april 1975 betreffende de betaling van de bijdrage voor jaarlijkse vakantie in het bouwbedrijf, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1977, l maart 1989 en 29 maart 1999, wordt het percentage "9,98" door het percentage "10,27" vervangen.

Art. 8.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 april 1983 tot uitvoering van artikel 2, § 3, 6° van de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 1989, 28 september 1998 en 29 maart 1999, worden de percentages "15,98" en "9,98" respectievelijk vervangen door de percentages "16,27" en "10,27".

Art. 9.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 maart 1984 tot uitvoering van artikel 38, § 3, 8° van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 1989 en 29 maart 1999, worden de percentages "9,98" en "15,98" respectievelijk vervangen door de percentages "10,27" en "16,27".

Art. 10.De artikelen 25 tot 32, 37, 50 tot 59 en 62 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers worden opgeheven.

Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2001 en is van toepassing vanaf het vakantiedienstjaar 2000, vakantiejaar 2001.

Art. 12.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^