Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juni 1999
gepubliceerd op 08 oktober 1999

Koninklijk besluit tot uitvoering van de richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende drukapparatuur

bron
ministerie van economische zaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012367
pub.
08/10/1999
prom.
13/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/13/1999012367/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende drukapparatuur (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1961 betreffende de waarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materieel, de werktuigen, de toestellen, de recipiënten en de beschermingsmiddelen inzake veiligheid en gezondheid moeten bieden, inzonderheid op artikel 1, § 1, vervangen bij de wet van 7 juli 1994;

Gelet op de richtlijn 97/23/EG van 29 mei 1997 van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende drukapparatuur;

Gelet op het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, inzonderheid op de artikelen 292 tot 308 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1987, de artikelen 309 tot 316 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 1969, 7 december 1979 en 17 september 1987, de artikelen 327 tot 341 gewijzigd bij koninklijk besluit van 16 april 1992 en artikel 363bis ingevoegd bij koninklijk besluit van 12 juli 1984 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 oktober 1989;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 oktober 1968 betreffende de opslagplaatsen voor vloeibaar gemaakt handelspropaan, handelsbutaan, of mengsels daarvan in vaste ongekoelde houders gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 oktober 1969, 21 augustus 1970, 13 september 1976, 19 september 1980 en 17 juni 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 1991 betreffende de stoomtoestellen;

Gelet op het ministerieel besluit van 28 oktober 1991 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 18 oktober 1991 betreffende de stoomtoestellen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de richtlijn 97/23/EG van 29 mei 1997 in Belgisch recht dient omgezet voor 29 mei 1999 en dat deze bepalingen in werking treden op 29 november 1999; dat het dringend noodzakelijk is zonder uitstel de nodige maatregelen te nemen om te vermijden dat de aansprakelijkheid van de Belgische Staat in het gedrang zou komen;

Op voordracht van Onze Minister van Economie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « drukapparatuur » of « drukapparaten » : drukvaten, installatieleidingen, veiligheidsappendages en onder druk staande appendages.Voorzover van toepassing omvat de drukapparatuur ook de elementen die bevestigd zijn aan onder druk staande delen, zoals flenzen, tubulures, koppelingen, hijsogen, enz.; 2° « drukvat » : een omhulling die ontworpen en vervaardigd is voor stoffen onder druk, met inbegrip van de rechtstreeks daarmee verbonden delen tot aan de voorziening voor de aansluiting met andere apparatuur.Een drukvat kan één of meer ruimten hebben; 3° « installatieleidingen » : onderdelen van een leidingenstelsel die voor de verplaatsing van stoffen dienen, wanneer zij zijn verbonden om in een onder druk staand systeem te worden geïntegreerd. Installatieleidingen omvatten met name een pijp of pijpenstelsel, buizen, fittingen, expansieverbindingen, slangen of eventueel andere onder druk staande delen. Warmtewisselaars bestaande uit pijpen voor het koelen of verhitten van lucht worden gelijkgesteld met installatieleidingen; 4° « veiligheidsappendages » : voorzieningen voor de beveiliging van drukapparatuur tegen overschrijding van de toegestane grenzen.Deze voorzieningen omvatten : - voorzieningen voor de rechtstreekse drukbegrenzing, zoals veiligheidskleppen, breekplaatbeveiligingen, knikstaven, gestuurde afblazende drukbeveiligingssystemen (CSPRS), en - begrenzingsvoorzieningen die corrigerende organen in werking stellen of zorgen voor vergrendeling of voor vergrendeling en blokkering, zoals schakelaars die door druk, temperatuur of het niveau van de stof in werking treden en met de veiligheid samenhangende meet-, controle- en regelvoorzieningen (SRMCR), 5° « onder druk staande appendages » : voorzieningen met een operationele functie waarvan de omhulling onder druk staat;6° « samenstellen » : verschillende drukapparaten die een fabrikant tot een geïntegreerd en functioneel geheel heeft geassembleerd;7° « druk » : de druk gerelateerd aan de atmosferische druk, dat wil zeggen, de overdruk.Een vacuüm of onderdruk wordt derhalve door een negatieve waarde aangeduid; 8° « maximaal toelaatbare druk (PS) » : de door de fabrikant aangegeven maximale druk waarvoor de apparatuur ontworpen is.Deze druk wordt bepaald op een door de fabrikant aangegeven plaats, namelijk daar waar de beveiligings- of veiligheidsinrichtingen zijn aangesloten of de bovenzijde van de apparatuur, of, indien dat niet passend is, een andere aangegeven plaats; 9° « maximaal/minimaal toelaatbare temperatuur (TS) » : de maximale en minimale, door de fabrikant opgegeven temperatuur waarvoor de apparatuur is ontworpen;10° « volume (V) » : het inwendige volume van een ruimte, met inbegrip van het volume van tubulures tot de eerste aansluiting en met uitsluiting van de inhoud van het volume van permanente inwendige onderdelen;11° « nominale maat (DN) » : een getalaanduiding voor afmeting, gebruikt voor alle onderdelen van een leidingstelsel, behalve voor onderdelen die met de uitwendige middellijn of met de maat van de schroefdraad worden aangeduid.Het is een gemakkelijk rond getal voor verwijzingsdoeleinden, dat slechts in oppervlakkig verband staat tot de fabricagematen. De nominale maat wordt aangegeven met DN, gevolgd door een getal; 12° a) « stoffen » : gassen, vloeistoffen en dampen in zuivere fase en mengsels daarvan.Een stof mag een suspensie van vaste stoffen bevatten. De stoffen worden ingedeeld in stoffen van groep 1 en stoffen van groep 2; b) « stoffen van groep 1 » : stoffen of preparaten omschreven als : - ontplofbaar; - zeer licht ontvlambaar; - licht ontvlambaar; - ontvlambaar (wanneer de maximaal toelaatbare temperatuur hoger ligt dan het vlampunt); - zeer giftig; - giftig; - oxyderend, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu en de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan; c) « stoffen van groep 2 » : de stoffen welke niet zijn gerangschikt onder de stoffen van groep 1.13° « permanente verbindingen » : verbindingen die alleen met destructieve methoden losgemaakt kunnen worden;14° « Europese materiaalgoedkeuring » : een technisch document waarin bij ontbreken van een geharmoniseerde norm de kenmerken van voor herhaalde toepassing bestemde materialen voor de fabricage van drukapparatuur worden gedefinieerd. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op het ontwerp, de fabricage en de overeenstemmingsbeoordeling van drukapparatuur en samenstellen waarvan de maximaal toelaatbare druk (PS) meer dan 0,5 bar bedraagt die in de handel worden gebracht en in gebruik genomen na de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 3.Dit besluit is niet van toepassing op : 1° transportleidingen met een pijp of een geheel van pijpen voor het vervoer van stoffen van of naar een installatie (te land of ter zee), vanaf en met inbegrip van de laatste afsluiter binnen de grenzen van de installatie, inclusief alle bijbehorende apparatuur die speciaal voor de transportleiding is ontworpen.Standaarddrukapparatuur zoals in reduceerstations en compressorstations kan worden aangetroffen, valt niet onder deze uitsluiting; 2° netten voor de aanvoer, de distributie en de afvoer van water en de bijhorende apparaten alsmede leidingen voor aandrijfwater, zoals sluispoorten, drukleidingen en drukschachten voor waterkrachtinstallaties en bijbehorende specifieke appendages;3° apparatuur bedoeld in het koninklijk besluit van 11 juni 1990 tot uitvoering van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake drukvaten van eenvoudige vorm;4° apparatuur bedoeld in het koninklijk besluit van 14 april 1978 betreffende aerosols;5° apparatuur voor de werking van voertuigen die vallen onder de volgende richtlijnen en de bijlagen daarvan : - Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan; - Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen; - Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen, omgezet in Belgisch recht bij het koninklijk besluit van 26 februari 1981 houdende uitvoering van de richtlijnen van de Europese Gemeenschappen betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen, hun bestanddelen alsook hun veiligheidsonderdelen; 6° apparatuur die ten hoogste valt onder categorie I bedoeld in artikel 5 van dit besluit en die tevens onder een van de volgende richtlijnen valt : - Richtlijn 89/392/EEG van de Raad van 14 juni 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende machines, omgezet in Belgisch recht bij koninklijk besluit van 5 mei 1995; - Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende liften, omgezet in Belgisch recht bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998; - Richtlijn 73/23/EEG van de Raad van 19 februari 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der Lid-Staten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen, omgezet in Belgisch recht bij koninklijk besluit van 23 maaart 1977; - Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen; - Richtlijn 90/396/EEG van de Raad van 29 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake gastoestellen, omgezet in Belgisch recht bij koninklijk besluit van 3 juli 1992; - Richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen; 7° wapens, munitie en oorlogsmateriaal;8° speciaal voor nucleair gebruik ontworpen apparatuur die bij defecten de verspreiding van radioactiviteit kan veroorzaken;9° putregelingsapparatuur voor de exploratie en winning van aardolie, aardgas of geothermische energie of voor ondergrondse opslag om de druk van de put te behouden en/of te regelen.Daartoe behoren het spuitkruis (kerstboomklep), de veiligheidsafsluiters (BOP), installatieleidingen en verzamelstukken, alsmede de zich daarvóór bevindende apparatuur; 10° uit kasten en mechanismen bestaande apparatuur waarvan de afmetingen, de materiaalkeuze en de fabricagevoorschriften voornamelijk berusten op de criteria sterkte, stijfheid en stabiliteit bij statische en dynamische bedrijfsbelastingen of op andere functioneringseigenschappen en waarvoor de druk geen wezenlijke ontwerpfactor is.Tot deze apparatuur kunnen behoren : zoals : - motoren, inclusief turbines en verbrandingsmotoren; - stoommachines, gas- of stoomturbines, turbogeneratoren, compressoren, pompen en servomechanismen; 11° hoogovens, met inbegrip van de ovenkoeling, windverhitters, stofafzuigers en gaswassers voor de afvoergassen en koepelovens voor directe reductie, met inbegrip van de ovenkoeling, gasconvertors en pannen voor het smelten, hersmelten, ontgassen en gieten van staal en non-ferrometalen;12° omhullingen voor elektrische hoogspanningsapparatuur, zoals schakel- en regelapparatuur, transformatoren en rotatiemachines;13° mantels onder druk rond de onderdelen van transmissiesystemen, zoals elektrische kabels en telefoonkabels;14° schepen, raketten, luchtvaartuigen en mobiele off-shore-eenheden, en apparatuur die uitdrukkelijk bedoeld is voor installatie op dergelijke machines of voor de voortbeweging ervan;15° drukapparatuur met een flexibele buitenwand, bijvoorbeeld luchtbanden, luchtkussens, speelballen en opblaasboten en andere soortgelijke apparatuur;16° inlaat- en uitlaatgeluidsdempers;17° flessen of blikjes voor koolzuurhoudende dranken, bestemd voor eindconsumptie; 18° vaten voor vervoer en distributie van dranken waarin het product van PS en V ten hoogste 500 bar.L en de maximaal toelaatbare druk 7 bar bedraagt; 19° apparatuur die valt onder de Europese Overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR), het Reglement betreffende het internationaal vervoer per spoor van gevaarlijke goederen (RID), de Internationale Code voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee (IMDG) en het Verdrag van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO);20° radiatoren en buizen in systemen voor warmwaterverwarming;21° vaten voor vloeistoffen waarin de gasdruk boven de vloeistof ten hoogste 0,5 bar bedraagt. HOOFDSTUK III. - Technische eisen

Art. 4.§ 1.- De in de onderstaande punten 1°, 2°, 3° en 4° genoemde drukapparatuur moet aan de in bijlage I vermelde essentiële eisen voldoen : 1° drukvaten, behalve de in punt 2° genoemde, voor : a) gassen, vloeibaar gemaakte gassen, onder druk opgeloste gassen, dampen en vloeistoffen waarvan de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur meer dan 0,5 bar hoger is dan de normale atmosferische druk (1013 mbar), binnen de volgende grenzen : - voor stoffen, ingedeeld in groep 1, wanneer het volume groter is dan 1 L en het product van PS en V groter is dan 25 bar.L, of wanneer de druk PS groter is dan 200 bar (bijlage II, tabel 1); - voor stoffen, ingedeeld in groep 2, wanneer het volume groter is dan 1 L en het product van PS en V groter is dan 50 bar.L, of wanneer de druk PS groter is dan 1000 bar, alsmede alle draagbare brandblussers en flessen voor ademhalingstoestellen (bijlage II, tabel 2); b) vloeistoffen waarvan de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur 0,5 bar of minder boven de normale atmosferische druk (1013 mbar) ligt, binnen de volgende grenzen : - voor stoffen, ingedeeld in groep 1, wanneer het volume groter is dan 1 L en het product van PS en V groter is dan 200 bar.L, of wanneer de druk PS hoger is dan 500 bar (bijlage II, tabel 3); - voor stoffen, ingedeeld in groep 2, wanneer de druk PS meer is dan 10 bar en het product van PS en V groter is dan 10000 bar.L, of wanneer de druk PS meer dan 1000 bar is (bijlage II, tabel 4); 2° brandstofgestookte of anderszins verwarmde drukapparatuur waarbij gevaar voor oververhitting bestaat, bestemd voor de productie van stoom of oververhit water met een temperatuur hoger dan 110°C met een volume van meer dan 2 L, alsmede alle snelkookpannen (bijlage II, tabel 5);3° installatieleidingen bestemd voor : a) gassen, vloeibaar gemaakte gassen, onder druk opgeloste gassen, dampen en vloeistoffen waarvan de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur meer dan 0,5 bar hoger is dan de normale atmosferische druk (1013 mbar), binnen de volgende grenzen : - voor stoffen, ingedeeld in groep 1, met een DN groter dan 25 (bijlage II, tabel 6); - voor stoffen, ingedeeld in groep 2, met een DN groter dan 32 en een product van PS en DN groter dan 1000 bar (bijlage II, tabel 7); b) vloeistoffen waarvan de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur 0,5 bar of minder boven de normale atmosferische druk (1013 mbar) ligt, binnen de volgende grenzen : - voor stoffen, ingedeeld in groep 1, met een DN groter dan 25 en een product van PS en DN groter dan 2000 bar (bijlage II, tabel 8); - voor stoffen, ingedeeld in groep 2, met een PS groter dan 10 bar en een DN groter dan 200 en een product van PS en DN groter dan 5000 bar (bijlage II, tabel 9); 4° veiligheidsappendages en onder druk staande appendages, bestemd voor drukapparatuur die onder de punten 1°, 2° of 3° valt, ook als de drukapparatuur in een samenstel is opgenomen. § 2.- De in de hiernavermelde punten 1°, 2° en 3° genoemde samenstellen als gedefinieerd in artikel 1, punt 6°, waarin ten minste een drukapparaat als bedoeld in § 1 van onderhavig artikel is opgenomen moeten voldoen aan de essentiële eisen van bijlage I : 1° samenstellen voor de productie van stoom en oververhit water met een temperatuur van meer dan 110°C waarin ten minste één brandstofgestookt of anderszins verwarmd drukapparaat waarbij gevaar voor oververhitting bestaat, is opgenomen;2° andere dan de in punt 1° bedoelde samenstellen, wanneer deze door de fabrikant bestemd zijn om als samenstellen in de handel gebracht en in gebruik genomen te worden; 3° in afwijking van de aanhef van § 2 moeten manueel met vaste brandstoffen gestookte samenstellen voor de productie van warm water waarvan de watertemperatuur ten hoogste 110°C en de PS.V meer dan 50 bar.L bedraagt, voldoen aan de in de punten 2.10., 2.11., 3.4., 5 a) en 5 d), van bijlage I, bedoelde essentiële eisen. § 3.- Drukapparatuur en/of samenstellen met kenmerkende waarden kleiner dan of gelijk aan de respectievelijk in § 1 en § 2 bedoelde grenzen moeten ontworpen en vervaardigd worden overeenkomstig de in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap geldende regels van goed vakmanschap, om een veilig gebruik te waarborgen. De drukapparatuur en/of samenstellen moeten vergezeld gaan van een toereikende gebruiksaanwijzing en markeringen hebben, waarmee de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde geïdentificeerd kan worden.

Op dergelijke drukapparatuur of samenstellen mag de CE-markering als bedoeld in artikel 19 niet worden aangebracht. HOOFDSTUK IV. - Indeling van drukapparatuur

Art. 5.§ 1.- De in artikel 4, § 1 bedoelde drukapparatuur wordt volgens bijlage II, naar toenemend risico, in categorieën ingedeeld. § 2.- Wanneer een drukvat uit verschillende ruimten bestaat, wordt het ingedeeld in de hoogste categorie van de afzonderlijke ruimten.

Wanneer een ruimte verschillende stoffen bevat, vindt de indeling plaats op grond van de stof die in de hoogste categorie valt. HOOFDSTUK V. - Beoordeling van de overeenstemming

Art. 6.§ 1.- Alvorens drukapparaten in de handel te brengen moet de fabrikant van drukapparatuur elk drukapparaat aan een van de in bijlage III omschreven overeenstemmingsbeoordelingsprocedures onderwerpen. § 2.- De overeenstemmingsbeoordelingsprocedures die moeten worden gevolgd voor het aanbrengen van de CE-markering op een drukapparaat, hangen af van de in artikel 5 gedefinieerde categorie waarin het apparaat is ingedeeld. § 3.- De voor de verschillende categorieën te volgen overeenstemmingsbeoordelingsprocedures zijn : - categorie I Module A - categorie II Module A1 Module D1 Module E1 - categorie III Module B1 + D Module B1 + F Module B + E Module B + C1 Module H - categorie IV Module B + D Module B + F Module G Module H1. § 4.- Drukapparaten worden naar keuze van de fabrikant onderworpen aan een van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures die gelden voor de categorie waarin zij zijn ingedeeld. De fabrikant mag, voor zover dat mogelijk is, ook een procedure volgen die bestemd is voor een hogere categorie. § 5.- In het kader van kwaliteitsborgingsprocedures voor apparatuur van de categorieën III en IV bedoeld in artikel 4, § 1, punt 1° a), in artikel 4, § 1, punt 1° b), eerste streepje, en in artikel 4, § 1, punt 2° neemt de aangemelde instantie bij een onaangekondigd bezoek een monster van de apparatuur uit de fabricage- of opslagruimten om de in de bijlage I, punt 3.2.2, bedoelde eindcontrole te verrichten of te doen verrichten. Daartoe stelt de fabrikant de aangemelde instantie in kennis van het beoogde productieschema. De aangemelde instantie legt in het eerste productiejaar ten minste twee bezoeken af. De frequentie van latere bezoeken wordt door de aangemelde instantie bepaald op basis van de criteria, vermeld in punt 4.4 van de betrokken modules. § 6.- In geval van eenmalige productie van vaten en apparatuur van categorie III bedoeld in artikel 4, § 1, 2°, volgens de procedure van de module H verricht de aangemelde instantie de eindcontrole bedoeld in bijlage I, punt 3.2.2, voor elke eenheid of doet deze verrichten.

Daartoe stelt de fabrikant de aangemelde instantie in kennis van het beoogde productieschema.

Art. 7.Voor samenstellen als bedoeld in artikel 4, § 2 wordt een algemene overeenstemmingsbeoordelingsprocedure gevolgd. Deze omvat : a) de beoordeling van de overeenstemming van elk van de in artikel 4, § 1 bedoelde drukapparaten waaruit dat samenstel bestaat wanneer die niet reeds aan een afzonderlijke overeenstemmingsbeoordelingsprocedure onderworpen zijn geweest en geen aparte CE-markering hebben gekregen. De beoordelingsprocedure wordt bepaald door de categorie van elk van die apparaten; b) de beoordeling van de integratie van de verschillende onderdelen van het samenstel overeenkomstig de punten 2.3, 2.8 en 2.9 van bijlage I : deze wordt bepaald door het onderdeel met de hoogste risicocategorie, waarbij de veiligheidsappendages niet in aanmerking worden genomen; c) de beoordeling van de beveiliging van het samenstel tegen overschrijding van de toelaatbare grenzen als bedoeld in de punten 2.10 en 3.2.3 van bijlage I; deze wordt bepaald aan de hand van de hoogste risicocategorie van de verschillende te beveiligen apparaten.

Art. 8.In afwijking van de artikelen 6 en 7 kan de Minister van Economie, wanneer zulks gerechtvaardigd is en na het advies te hebben ingewonnen van de Commissie bedoeld in artikel 24, § 3, toestemming verlenen om drukapparatuur en afzonderlijke samenstellen die niet de in deze artikelen genoemde procedures hebben doorlopen, op het Belgisch grondgebied in de handel te brengen en in bedrijf te stellen voor experimenteerdoeleinden.

Art. 9.§ 1.- In afwijking van de bepalingen van de artikelen 6 en 7 met betrekking tot de taken van de aangemelde instanties mogen drukapparaten en samenstellen waarvan de overeenstemming met de essentiële eisen is beoordeeld door een keuringsdienst van de gebruikers bedoeld in artikel 17, op het Belgisch grondgebied in de handel gebracht en door de betrokken gebruikers in bedrijf gesteld worden. § 2.- Drukapparaten en samenstellen waarvan de overeenstemming is beoordeeld door een keuringsdienst van gebruikers mogen slechts worden gebruikt in vestigingen die geëxploiteerd worden door de groep waarvan de keuringsdienst deel uitmaakt. § 3.- De procedures die van toepassing zijn bij over-eenstemmingsbeoordeling door de keuringsdiensten van gebruikers, zijn de in bijlage III beschreven modules A1, C1, F en G. § 4.- Drukapparaten en samenstellen waarvan de overeenstemming is beoordeeld door een keuringsdienst van gebruikers, mogen de CE-markering niet dragen.

Art. 10.De dossiers en de briefwisseling aangaande de overeenstemmingsbeoordeling worden gesteld in een der officiële landstalen of in een taal aanvaard door de instantie verantwoordelijk voor de uitvoering van de procedures. HOOFDSTUK VI. - Voorwaarden voor het in de handel brengen en vermoeden van overeenstemming

Art. 11.Om in te handel te worden gebracht of in bedrijf te worden gesteld moet drukapparatuur, met uitzondering van deze bedoeld in artikel 4, § 3 en artikel 9, voldoen aan de essentiële eisen bedoeld in artikel 4, de CE-markering dragen bedoeld in artikel 19 die aangeeft dat zij een overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig de artikelen 6 en 7 hebben ondergaan en zijn voorzien van de EG-verklaring van overeenstemming volgens bijlage V. Bovendien moeten de gebruiksaanwijzing bedoeld in artikel 4, § 3 en de informatie bedoeld in de punten 3.3 en 3.4 van bijlage I, voorzover zulks voor een veilig en correct gebruik van de drukapparatuur en samenstellen door de Belgische eindgebruiker noodzakelijk is, verstrekt worden in de officiële landstalen.

Art. 12.§ 1.- Drukapparatuur en samenstellen die zijn voorzien van de in artikel 19 bedoelde CE-markering en van de EG-verklaring van overeenstemming volgens bijlage V, worden geacht aan de bepalingen van dit besluit, met inbegrip van de overeenstemmingsbeoordeling, te voldoen. § 2.- Drukapparatuur en samenstellen waarvan de overeenstemming met de essentiële eisen is beoordeeld door een keuringsdienst van de gebruikers overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 worden geacht te voldoen aan de bepalingen van dit besluit indien zij zijn voorzien van de EG-verklaring van overeenstemming volgens bijlage V.

Art. 13.Drukapparatuur en samenstellen die overeenstemmen met de nationale normen die de omzetting zijn van de geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de in artikel 4 bedoelde essentiële eisen.

De referenties van de Belgische normen die de omzetting zijn van de betrokken geharmoniseerde normen worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Art. 14.Op ondermeer jaarbeurzen, exposities en bij demonstraties mogen drukapparaten of samenstellen tentoon worden gesteld die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit besluit, mits op een zichtbaar bord duidelijk is aangegeven dat zij niet met de eisen in overeenstemming zijn en niet te koop zijn voordat zij door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde in overeenstemming zijn gebracht.

Bij demonstraties moet de exposant alle passende maatregelen nemen om de veiligheid te waarborgen van het publiek en van het personeel belast met de demonstratie. De drukapparatuur moet markeringen hebben waarmee de fabrikant kan geïdentificeerd worden. De exposant moet ter plaatse documenten kunnen voorleggen waarbij de fabrikant of, in voorkomend geval, een bevoegde derde partij verklaart dat de drukapparatuur werd ontworpen, vervaardigd en, in voorkomend geval, in ontvangst genomen in overeenstemming met de in het land van oorsprong geldende regels of in overeenstemming met een code van goede praktijk of met de regels van goed vakmanschap. De organisator van jaarbeurzen en exposities dient de exposanten van hogervermelde verplichtingen te informeren. HOOFDSTUK VII. - Europese materiaalgoedkeuring

Art. 15.§ 1.- De Europese materiaalgoedkeuring als omschreven in artikel 1, punt 14°, wordt op verzoek van een of meer materiaal- of apparatuurfabrikanten verleend door en van de speciaal daartoe aangewezen aangemelde instanties. De aangemelde instantie bepaalt de passende onderzoeken en proeven en verricht deze of laat deze verrichten, om vast te leggen dat de materiaalsoorten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van dit besluit; wanneer het materialen betreft waarvan het veilig gebruik reeds voor 29 november 1999 erkend was, dan houdt de aangemelde instantie rekening met de bestaande gegevens om deze overeenstemming vast te leggen. § 2.- Voordat de aangemelde instantie de Europese materiaalgoedkeuring verleent, deelt zij de Lid-Staten en de Commissie van de Europese Gemeenschappen de relevante gegevens mee.

De aangemelde instantie houdt bij het verlenen van de Europese materiaalgoedkeuring in voorkomend geval rekening met het advies en de opmerkingen van het comité dat in toepassing van artikel 5 van de richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften werd gevat door een Lid-Staat of de Commissie van de Europese Gemeenschappen. § 3.- Aan de Lid-Staten, de aangemelde instanties en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt een afschrift van de Europese materiaalgoedkeuring voor de drukapparatuur toegezonden.

De lijst van de Europese materiaalgoedkeuringen voor drukapparatuur wordt gepubliceerd en bij gewerkt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. § 4.- De voor de fabricage van drukapparatuur gebruikte materialen die voldoen aan de Europese materiaalgoedkeuringen waarvan de referenties zijn bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, worden geacht te voldoen aan de daarop van toepassing zijnde essentiële eisen van bijlage I. § 5.- De aangemelde instantie die de Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur heeft verleend, trekt die goedkeuring in wanneer zij constateert dat de goedkeuring niet had moeten worden verleend of wanneer de materiaalsoort onder een geharmoniseerde norm valt.

Zij stelt de andere Lid-Staten, de aangemelde instanties en de Commissie van de Europese Gemeenschappen onverwijld in kennis van elke intrekking van goedkeuring. HOOFDSTUK VIII. - Aangemelde instanties, erkende onafhankelijke, instellingen en keuringsdiensten van gebruikers

Art. 16.De Minister van Tewerkstelling en Arbeid erkent de aangemelde instanties die gemachtigd zijn voor de uitvoering van de procedures bedoeld in de artikelen 6, 7 en 15 en de onafhankelijke instellingen die gemachtigd zijn voor het verlenen van de goedkeuringen bedoeld in de punten 3.1.2 en 3.1.3 van bijlage I van dit besluit volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 maart 1995 betreffende de erkenning van de instanties die aangemeld worden bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de toepassing van bepaalde conformiteitsbeoordelingsprocedures.

Art. 17.§ 1.- De Minister van Tewerkstelling en Arbeid erkent de keuringsdiensten van gebruikers bedoeld in artikel 9. § 2.- De keuringsdienst van gebruikers moet voldoen aan volgende bepalingen : 1° De keuringsdienst van gebruikers moet een identificeerbare structuur hebben en binnen de organisatie waar hij deel van is rapporteringsmethoden hebben die zijn onpartijdigheid waarborgen en aantonen.Hij mag niet verantwoordelijk zijn voor ontwerp, vervaardiging, levering, installatie, bedrijf of onderhoud van de drukapparatuur of samenstellen, en geen activiteiten uitoefenen die strijdig zijn met de onafhankelijkheid van zijn oordeel en zijn integriteit met betrekking tot zijn inspectieactiviteiten. 2° De groep waar de keuringsdienst van gebruikers deel van is past ten aanzien van de technische specificaties voor ontwerp, fabricage, controle, onderhoud en gebruik van drukapparaten en samenstellen een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid toe.3° De bepalingen van de artikelen 4 tot 11 van het koninklijk besluit van 31 maart 1995 betreffende de erkenning van de instanties die aangemeld worden bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de toepassing van bepaalde conformiteitsbeoordelingsprocedures van machines, drukvaten van eenvoudige vorm, liften, drukapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen met uitzondering van de bepalingen van artikel 5, § 1, van artikel 10, punt 1° en van artikel 10, punt 6 die betrekking hebben op het financieel verslag. § 3.- De erkenningsprocedure gebeurt overeenkomstig de procedure welke voor aangemelde instanties wordt voorzien in de artikelen 12, 13, 14 en 15, eerste en derde lid, van het in § 2 bedoeld koninklijk besluit.

Bovendien is de erkenningsaanvraag vergezeld van stukken welke aantonen dat de keuringsdienst van gebruikers en de groep waar hij deel van uitmaakt, voldoen aan de bepalingen van § 2, punten 1° en 2°. § 4.- De bepalingen van de artikelen 16, 17, 18 § 1 en 19 tot 22 van het in § 2 bedoelde koninklijk besluit zijn van toepassing op de keuringsdiensten van gebruikers.

Art. 18.Voor de toepassing van dit besluit worden de instanties, de erkende onafhankelijke instellingen en de keuringsdiensten van gebruikers die aangemeld zijn door een van de Staten van de Europese Economische Ruimte of aangeduid zijn in toepassing van een Europees akkoord voor het uitvoeren van de beoordelingsprocedures bedoeld in de richtlijn 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende drukapparatuur gelijkgesteld met de aangemelde instanties, onafhankelijke instellingen en keuringsdiensten van gebruikers bedoeld in de artikelen 16 en 17. HOOFDSTUK IX. - CE-markering

Art. 19.De CE-markering bestaat uit de letters « CE » in de grafische vorm waarvan het model in bijlage IV is afgebeeld.

De CE-markering wordt aangevuld door het identificatienummer dat door de Commissie van de Europese Gemeenschappen werd toegekend aan de aangemelde instantie die betrokken is bij de productiecontrolefase.

Art. 20.De CE-markering wordt zichtbaar, goed leesbaar en onuitwisbaar aangebracht op elk drukapparaat als bedoeld in artikel 4, § 1 of op elk samenstel als bedoeld in artikel 4, § 2 wanneer deze voltooid zijn of zich in een staat bevinden die het mogelijk maakt de in punt 3.2 van bijlage I bedoelde eindcontrole te verrichten.

Het is niet noodzakelijk de CE-markering aan te brengen op elk van de afzonderlijke drukapparaten waaruit een samenstel als bedoeld in artikel 4, § 2 bestaat. De afzonderlijke drukapparaten die reeds een CE-markering hebben wanneer zij in het samenstel worden opgenomen, behouden de markering.

Art. 21.Indien de drukapparatuur of het samenstel met betrekking tot andere aspecten onder andere richtlijnen valt die voorzien in het aanbrengen van CE-markering, geeft de markering aan dat de drukapparatuur of het samenstel geacht wordt ook aan de voorschriften van die andere richtlijnen of aan de besluiten genomen in toepassing van deze richtlijnen te voldoen.

Indien echter in één of meer van die richtlijnen gedurende een overgangsperiode de fabrikant de keuze van de toe te passen regeling wordt gelaten, geeft de CE-markering alleen aan dat aan de voorschriften van de door de fabrikant toegepaste richtlijnen is voldaan. In dat geval moeten de in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte referenties van de toegepaste richtlijnen worden vermeld in de bij die richtlijnen voorgeschreven documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen die bij de drukapparatuur en het samenstel zijn gevoegd.

Art. 22.Het is verboden op drukapparatuur of samenstellingen markeringen aan te brengen die derden kunnen misleiden wat de betekenis of grafische vorm van CE-markering betreft. Op drukapparatuur of samenstellen mogen andere markeringen worden aangebracht, op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering niet worden verminderd. HOOFDSTUK X. - Toezichtsbepalingen en bijzondere maatregelen in verband met de beperking van de verkoop

Art. 23.Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie wordt het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit uitgeoefend door de ambtenaren en beambten, bedoeld door het koninklijk besluit van 16 oktober 1968 tot aanduiding van de ambtenaren en beambten, belast met het toezicht op de uitvoering van de wet van 11 juli 1961 betreffende de onontbeerlijke veiligheidswaarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materieel, de werktuigen, de toestellen en de recipiënten moeten bieden, alsmede van haar uitvoeringsbesluiten, en volgens de nadere regels bepaald bij de hogervermelde wet van 11 juli 1961;

Art. 24.§ 1.- Desgevallend worden passende maatregelen getroffen ten aanzien van diegene die de CE-markering heeft aangebracht of een EG-verklaring van overeenstemming heeft opgesteld voor drukapparatuur of samenstellen die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit besluit.

Elke vaststelling, door een in artikel 23 bedoelde ambtenaar of beambte, dat de CE-markering ten onrechte is aangebracht houdt voor de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde de verplichting in de drukapparatuur of het samenstel in overeenstemming te brengen met de bepalingen inzake de CE-markering.

Indien de tekortkoming blijft bestaan, worden overeenkomstig de procedure bedoeld in § 2 alle nodige maatregelen getroffen om het in de handel brengen van de bewuste drukapparatuur of samenstellen te beperken of te verbieden of uit de handel te nemen. § 2.- Indien de in artikel 23 bedoelde ambtenaren of beambten vaststellen dat drukapparatuur of samenstellen voorzien van de CE-markering en gebruikt overeenkomstig hun bestemming, de veiligheid van personen, huisdieren of goederen in gevaar dreigen te brengen, worden, door de administratie waartoe de betrokken ambtenaar of beambte behoort, aan de door de Minister van Economie aangewezen ambtenaar de passende maatregelen voorgesteld welke moeten genomen worden om de machines uit de handel te nemen of het in de handel brengen te verbieden of te beperken.

In voorkomend geval neemt de in het vorig lid bedoelde aangewezen ambtenaar de beslissing tot het uit de handel nemen of tot het verbod of de beperking van het in de handel brengen. Hij stelt de Minister van Economie onverwijld van deze maatregel in kennis en vermeldt de redenen van deze beslissing en in het bijzonder of het risico voortvloeit uit : a) de niet-naleving van de in artikel 4 bedoelde essentiële eisen;b) een verkeerde toepassing van de in artikel 13 bedoelde normen;c) een leemte in de in artikel 13 bedoelde normen zelf;d) leemten in een Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur als bedoeld in artikel 15. De Minister stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen onverwijld van de genomen maatregel in kennis en vermeldt tevens de redenen van deze beslissing zoals bepaald in vorig lid.

In voorkomend geval worden door de in § 2, eerste lid bedoelde aangewezen ambtenaar tevens passende maatregelen getroffen ten aanzien van diegene die de CE-markering heeft aangebracht op drukapparatuur of een samenstel die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit besluit en stelt hij de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de overige Lid-Staten daarvan in kennis. § 3.- Er wordt een interministeriële commissie ingesteld die tot taak heeft : a) op vraag van de in § 2, eerste lid, bedoelde aangewezen ambtenaar advies te verstrekken over elk onderwerp dat betrekking heeft op de toepassing van § 2;b) de coördinatie te verzekeren tussen de betrokken administraties. De commissie is samengesteld uit ambtenaren behorende tot de Administraties bedoeld in het koninklijk besluit van 16 oktober 1968 tot aanduiding van de ambtenaren en beambten belast met het toezicht op de uitvoering van de wet van 11 juli 1961 betreffende de onontbeerlijke veiligheidswaarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materieel, de werktuigen, de toestellen en de recipiënten moeten bieden, alsmede van haar uitvoeringsbesluiten;

Het secretariaat van deze commissie wordt waargenomen door het Ministerie van Economische Zaken.

De commissie wordt voorgezeten door een ambtenaar welke door de Minister van Economie wordt aangeduid.

Art. 25.Elke beslissing leidende tot het beperken van het in de handel brengen en het in gebruik nemen van drukapparatuur of een samenstel wordt behoorlijk gemotiveerd en zo spoedig mogelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht met vermelding van de krachtens dit besluit openstaande middelen om beroep aan te tekenen en van de termijnen waarbinnen dit beroep moet worden ingesteld.

Art. 26.Tegen de in artikel 25 bedoelde beslissingen kan door de belanghebbende bij ter post aangetekende brief bij de Minister van Economie beroep worden ingediend binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de beslissing. Het beroep is niet schorsend.

De Minister van Economie doet bij gemotiveerd besluit uitspraak over het beroep.

Art. 27.Overtredingen op de bepalingen van dit besluit worden gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1961 betreffende de waarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materieel, de werktuigen, de toestellen, de recipiënten en de beschermingsmiddelen inzake veiligheid en gezondheid moeten bieden.

Art. 28.Dit besluit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid tot het nemen van de maatregelen ter bescherming van de werknemers voorzien in de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsin- spectie en zijn uitvoeringsbesluiten.

Dit besluit doet evenmin afbreuk aan de mogelijkheid tot het nemen van maatregelen ter bescherming van personen, inzonderheid werknemers, of, in voorkomend geval, tot het vaststellen van voorschriften betreffende het gebruik van drukapparatuur of samenstellen, voor zover zulks geen wijzigingen van de drukapparatuur of van de samenstellen ten opzichte van de specificaties van dit besluit inhoudt. HOOFDSTUK XI. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 29.Het koninklijk besluit van 17 november 1879 waarbij een Commissie van advies voor de stoomtuigen ingesteld wordt, wordt opgeheven.

Art. 30.De bepalingen van de artikelen 1 tot 13 en van artikel 15 van het koninklijk besluit van 6 september 1919 betreffende het gebruik van persluchthouders in de mijnen, mijngroeven en graverijen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juli 1994 zijn niet van toepassing op drukapparatuur en samenstellen die in de handel gebracht worden en in gebruik worden genomen na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 31.Worden opgeheven in het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947 : 1° de artikelen 292 tot 308, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1987;2° de artikelen 309 tot 312, artikel 313, tweede en derde lid, en de artikelen 314 tot 316 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 1969, 7 december 1979 en 17 september 1987;3° de artikelen 327, 327bis en 328 tot 341, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 april 1992;4° artikel 363bis, punt 7, ingevoegd bij koninklijk besluit van 12 juli 1984 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 oktober 1989.

Art. 32.De bepalingen van de artikelen 349bis, derde lid, punt e), en van de artikelen 350 tot 357 en 359 tot 361 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947 worden opgeheven voor wat betreft de draagbare brandblussers en flessen voor ademhalingstoestellen die in de handel gebracht worden en in gebruik worden genomen na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 33.Het koninklijk besluit van 27 oktober 1967 betreffende de veiligheidswaarborgen welke acetyleenontwikkelaars, terugslagveiligheden en reduceertoestellen moeten bieden wordt opgeheven.

Art. 34.§ 1.- De bepalingen van de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 17 van het koninklijk be- sluit van 21 oktober 1968 betreffende de opslagplaatsen voor vloeibaar gemaakt handelspropaan, handelsbutaan of mengsels daarvan in vaste ongekoelde houders worden opgeheven voor drukapparatuur en samenstellen die in de handel gebracht worden en in gebruik worden genomen na de datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 2.- Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen 14 en 21bis van het koninklijk besluit bedoeld in § 1 gelden de aanwezigheid van de CE-markering en van de verklaring van overeenstemming als het attest van goedkeuring bedoeld in artikel 12 van voormeld koninklijk besluit.

Art. 35.Het koninklijk besluit van 1 februari 1980 betreffende de toestellen onder druk afkomstig van of bestemd voor een der Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap wordt opgeheven voor wat betreft de drukapparatuur en samenstellen die onder het toepassingsgebied vallen van dit besluit.

Art. 36.§ 1.- In het koninklijk besluit van 18 oktober 1991 betreffende de stoomtoestellen worden de bepalingen van artikel 5.0, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5, met uitzondering van punt 5.5.13, alsook de artikelen 6, 9.1, 16 tot 18, 24 tot 27, 34 tot 36, 37.2. tot 37.7, 38, en 44 tot 46 opgeheven voor drukapparatuur en samenstellen, welke onder toepassing vallen van huidig besluit. § 2.- In artikel 3, derde lid, worden de woorden "na advies van de Commissie van advies voor de stoomtoestellen" geschrapt. § 3.- In artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 oktober 1991 betreffende de stoomtoestellen worden volgende wijzigingen aangebracht : A) in artikel 7.1, derde lid worden de woorden « na te gaan of de veiligheidsmaatregelen opgelegd door artikel 5.5 en de door de Minister vastgestelde veiligheidsvoorschriften worden nageleefd » vervangen door de woorden « na te gaan of de generator is geïnstalleerd en uitgerust overeenkomstig de voorschriften die erop van toepassing zijn »;

B) in artikel 7.2 : - wordt het tweede gedachtenstreepje aangevuld met de woorden « of stelt een dergelijke lijst op »; - worden in het derde gedachtenstreepje de woorden "beantwoordt aan artikel 5.5 evenals de door de Minister vastgestelde veiligheidsmaatregelen worden nageleefd" vervangen door de woorden "is geïnstalleerd en uitgerust overeenkomstig de voorschriften die erop van toepassing zijn";

C) in artikel 7.3 worden de woorden « het verklaart dat de stoomgenerator uitgerust is overeenkomstig de voorschriften van artikel 5.5 en de door de Minister vastgestelde veiligheidsmaat-regelen. » vervangen door de woorden « het verklaart dat de stoomgenerator is geïnstalleerd en uitgerust is overeenkomstig de voorschriften die erop van toepassing zijn ». § 4.- Voor de toepassing van de artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 18 oktober 1991 betreffende de stoomtoestellen, op drukapparatuur en samenstellen, bedoeld in het toepassingsgebied van huidig besluit, die in de handel gebracht worden en in gebruik worden genomen na de datum van inwerkingtreding van dit besluit, gelden de aanwezigheid van de CE-markering en van de verklaring van overeenstemming als het attest van oplevering bedoeld in artikel 6.5 van voormeld koninklijk besluit. § 5.- Voor de toepassing van artikel 12 van het koninklijk besluit van 18 oktober 1991 betreffende de stoomtoestellen, op drukapparatuur en samenstellen, bedoeld in het toepassingsgebied van huidig besluit, die in de handel gebracht worden en in gebruik worden genomen na de datum van inwerkingtreding van dit besluit, gelden de aanwezigheid van de CE-markering en van de verklaring van overeenstemming als de documenten opgesomd onder de punten 1 tot 4 van het tweede lid van dit artikel.

Art. 37.In het ministerieel besluit van 28 oktober 1991 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 18 oktober 1991 betreffende de stoomtoestellen worden de artikelen 2 tot 15, 19 tot 21, en 23 tot 32 opgeheven voor drukapparatuur en samenstellen die in de handel gebracht worden en in gebruik worden genomen na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 38.§ 1.- Dit besluit treedt in werking op 29 november 1999. § 2. In afwijking van de bepalingen van dit besluit wordt het in de handel brengen van drukapparatuur en samenstellen overeenkomstig de Belgische reglementering die van toepassing was vóór de inwerkingtreding van dit besluit, toegelaten tot 29 mei 2002. Het in bedrijfstellen van deze drukapparatuur en samenstellen is toegestaan na deze datum.

Art. 39.Onze Minister van Economie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage I ESSENTIELE VEILIGHEIDSEISEN OPMERKINGEN VOORAF 1. De verplichtingen die voortvloeien uit de essentiële eisen voor drukapparatuur van deze bijlage gelden tevens voor samenstellen, wanneer het overeenkomstige risico bestaat.2. De in dit besluit vervatte essentiële eisen zijn dwingend.De uit deze essentiële eisen voortvloeiende verplichtingen zijn alleen van toepassing voor zover het overeenkomstige gevaar bij de betrokken drukapparatuur bestaat, wanneer deze op de redelijkerwijs door de fabrikant te verwachten wijze wordt gebruikt. 3. De fabrikant heeft de plicht een risicoanalyse te maken om na te gaan welke gevaren bij zijn apparatuur bestaan ten gevolge van de druk;bij het ontwerp en de bouw ervan moet hij vervolgens rekening houden met zijn analyse. 4. De essentiële eisen moeten zodanig worden geïnterpreteerd en toegepast dat rekening wordt gehouden met de stand van de techniek en de praktijk op het tijdstip van ontwerp en vervaardiging alsmede met de technische en economische factoren die verenigbaar zijn met een hoog niveau van gezondheidsbescherming en veiligheid. 1. ALGEMEEN 1.1. Drukapparatuur moet zodanig worden ontworpen, vervaardigd en gecontroleerd en, indien van toepassing, uitgerust en geïnstalleerd dat de veiligheid ervan gewaarborgd is indien de apparatuur overeenkomstig de instructies van de fabrikant of onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden in bedrijf wordt gesteld. 1.2. Bij het kiezen van de meest passende oplossingen houdt de fabrikant zich achtereenvolgens aan de onderstaande beginselen : - gevaren worden zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, geëlimineerd of verkleind; - er worden passende beschermingsmaatregelen getroffen tegen gevaren die niet kunnen worden geëlimineerd; - de gebruikers worden, indien van toepassing geïnformeerd over nog bestaande gevaren en vermeld wordt of het nodig is dat er passende gevaarverminderende maatregelen worden genomen voor de installatie en/of het gebruik. 1.3. Wanneer de mogelijkheid tot verkeerd gebruik van de drukapparatuur bekend is of duidelijk is te voorzien, dient deze zodanig te worden ontworpen dat elk gevaar als gevolg van het verkeerd gebruik daarvan wordt voorkomen of dient, indien dat niet mogelijk is, een passende waarschuwing te worden gegeven dat de drukapparatuur niet op die wijze mag worden gebruikt. 2. ONTWERP 2.1. Algemeen Drukapparatuur moet op de juiste wijze ontworpen zijn, rekening houdend met alle relevante factoren om te waarborgen dat de apparatuur tijdens haar gehele levensduur veilig is.

Het ontwerp omvat passende veiligheidscoëfficiënten die gebaseerd zijn op algemene methoden die erom bekend staan dat zij adequate veiligheidsmarges gebruiken om op samenhangende wijze alle soorten van bezwijken te voorkomen. 2.2. Ontwerp voor een passende sterkte 2.2.1. Drukapparatuur moet worden ontworpen voor belastingen die overeenstemmen met het beoogde gebruik en andere redelijkerwijs te verwachten bedrijfsomstandigheden. Met de volgende factoren moet in het bijzonder rekening worden gehouden : - inwendige/uitwendige druk, - omgevings- en gebruikstemperatuur, - statische druk en massa van de inhoud onder gebruiks- en beproevingsomstandigheden, - belasting ten gevolge van verkeer, wind, aardbevingen, - reactiekrachten en -momenten afkomstig van steunconstructies, bevestigingsmiddelen, pijpaansluitingen enz., - corrosie en erosie, vermoeiing, enz., - ontbinding van onstabiele stoffen.

Er dient rekening te worden gehouden met verschillende belastingen die zich tegelijkertijd kunnen voordoen, afhankelijk van de waarschijnlijkheid van het gelijktijdig optreden daarvan. 2.2.2. Het ontwerp voor passende sterkte dient te zijn gebaseerd op : - in het algemeen een berekeningsmethode zoals beschreven in punt 2.2.3 en zo nodig aangevuld met een experimentele ontwerpmethode als beschreven in punt 2.2.4, of - een experimentele ontwerpmethode zonder berekening zoals beschreven in punt 2.2.4, wanneer het product van de maximaal toelaatbare druk PS met het volume minder dan 6 000 bar.L of het product PS.DN minder dan 3 000 bar bedraagt. 2.2.3. Berekeningsmethode a) Druk en andere belastingsaspecten De toelaatbare belasting van drukapparatuur moet worden beperkt naar gelang van de bij de verschillende gebruiksomstandigheden redelijkerwijs te voorziene bezwijkmechanismen.Daartoe moeten er veiligheidsfactoren worden toegepast waarmee alle onzekerheden in verband met de fabricage, de werkelijke gebruiksomstandigheden, de belasting, de rekenmodellen alsmede de eigenschappen en het gedrag van het materiaal worden geëlimineerd.

Deze berekeningsmethoden moeten voldoende ruime veiligheidsmarges geven die waar nodig in overeenstemming zijn met de voorschriften van punt 7.

Aan de bovenstaande bepalingen kan worden voldaan door het passend en zo nodig aanvullend of gecombineerd gebruik van een van de volgende methoden : - ontwerp door middel van formules, - ontwerp door middel van analyse, - ontwerp door middel van breukmechanica. b) Sterkte Er moeten passende ontwerpberekeningen worden uitgevoerd om de sterkte van de betrokken drukapparatuur vast te stellen. Daarbij wordt met name gelet op het volgende : - de berekeningsdruk mag niet lager zijn dan de maximaal toelaatbare druk en moet rekening houden met de statische en de dynamische vloeistofdruk, en met het uiteenvallen van instabiele stoffen. Wanneer een drukvat bestaat uit afzonderlijke onder druk staande ruimten moeten de scheidingswanden worden berekend aan de hand van de hoogste druk die in een ruimte kan bestaan en de laagst mogelijke druk in de aangrenzende ruimte; - de berekeningstemperaturen moeten geschikte veiligheidsmarges bieden; - het ontwerp moet op passende wijze rekening houden met alle mogelijke combinaties van temperatuur en druk die zich bij redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden van de apparatuur kunnen voordoen; - de maximumspanningen en de piekspanningsconcentraties moeten binnen veilige grenzen worden gehouden; - bij de berekening van het drukhoudend gedeelte dient gebruik te worden gemaakt van de passende, op testgegevens gebaseerde materiaaleigenschapswaarden, waarbij rekening moet worden gehouden met de in punt 4 vastgestelde bepalingen en de passende veiligheidsfactoren. De in aanmerking te nemen materiaalkarakteristieken omvatten, naar gelang van het geval : - rekgrens, 0,2 % of, in voorkomend geval, 1,0 % bij de berekeningstemperatuur, - treksterkte, - tijdsafhankelijke sterkte, dat wil zeggen kruipsterkte, - vermoeiingsgegevens, - Youngs modulus (elasticiteitsmodulus), - plastische rek, - kerfslagsterkte, - breuktaaiheid; - op materiaaleigenschappen moeten passende verbindingsfactoren worden toegepast, afhankelijk van bijvoorbeeld de aard van het niet-destructieve onderzoek, de eigenschappen van materiaalverbindingen en de te verwachten gebruiksomstandigheden; - het ontwerp moet op passende wijze rekening houden met alle, bij het beoogde gebruik van de apparatuur redelijkerwijs te verwachten degradatie (bijvoorbeeld corrosie, kruip, vermoeiing). In de instructies bedoeld in punt 3.4 wordt de aandacht gevestigd op bijzondere elementen van het ontwerp die voor de levensduur van de apparatuur van belang zijn, bijvoorbeeld : - voor kruip : theoretisch aantal bedrijfsuren bij specifieke temperaturen; - voor vermoeiing : theoretisch aantal cycli bij specifieke spanningsniveaus; - voor corrosie : theoretische corrosietoeslag. c) Stabiliteitsaspect Wanneer de berekende dikte zou leiden tot een ontoereikende stabiliteit van de constructie dienen de noodzakelijke maatregelen te worden genomen om dit te verhelpen, waarbij rekening moet worden gehouden met de risico's die bij transport en bediening kunnen ontstaan. 2.2.4. Experimentele ontwerpmethode De deugdelijkheid van het ontwerp van de apparatuur kan geheel of gedeeltelijk worden aangetoond door een proefprogramma dat betrekking heeft op een representatief monster van de apparatuur of van de familie van de apparatuur.

Het proefprogramma dient voor de uitvoering van de proeven duidelijk te worden bepaald en te zijn aanvaard door de aangemelde instantie die belast is met de module voor de beoordeling van het ontwerp, indien deze bestaat.

In dat programma dienen de beproevingsvoorwaarden en de criteria voor aanvaarding en weigering te worden bepaald. Vóór de proeven moeten de waarden van de essentiële afmetingen en van de eigenschappen van de samenstellende materialen van de te beproeven apparatuur exact worden bepaald.

Indien van toepassing moeten de kritieke zones van de drukapparatuur gedurende de proeven kunnen worden geobserveerd met passende instrumenten die de vervormingen en spanningen voldoende nauwkeurig kunnen meten.

Het beproevingsprogramma dient het volgende te omvatten : a) een drukweerstandsproef om na te gaan of er bij een druk die een veiligheidsmarge garandeert welke in verhouding tot de maximaal toelaatbare druk is bepaald, in de apparatuur geen significant lek of een vervorming boven een vastgestelde drempel optreedt. Bij het bepalen van de beproevingsdruk wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de onder de beproevingsvoorwaarden gemeten waarden van de geometrische kenmerken en materiaaleigenschappen en de voor het ontwerp toegestane waarden; ook moet het verschil tussen de beproevingstemperatuur en de ontwerptemperatuur in de beproevingsdruk worden verdisconteerd; b) indien er risico van kruip of vermoeiing bestaat, passende proeven die worden afgestemd op de gebruiksomstandigheden waarvoor de apparatuur ontworpen is, bijvoorbeeld : de bedrijfsduur bij gespecificeerde temperaturen, aantal cycli op de bepaalde spanningsniveaus enz.; c) indien nodig, aanvullende proeven betreffende andere bijzondere milieufactoren als bedoeld in punt 2.2.1, zoals corrosie, uitwendige aantasting, enz. 2.3. Maatregelen voor veilige bediening en werking De werking van de drukapparatuur moet zodanig zijn dat redelijkerwijs te verwachten risico's bij gebruik uitgesloten zijn. Indien nodig dient, naar gelang van het geval, bijzondere aandacht te worden besteed aan : - de voorzieningen voor het sluiten en openen van de apparatuur, - gevaarlijke emissies uit de veiligheidskleppen, - de voorzieningen die bij druk of vacuüm de fysieke toegang tot de apparatuur onmogelijk maken, - oppervlaktetemperaturen, rekening houdend met het beoogde gebruik, - het uiteenvallen van onstabiele stoffen.

Met name drukapparatuur met afneembare afsluitmiddelen moet voorzien zijn van een automatische of met de hand bediende inrichting waarmee de gebruiker gemakkelijk kan controleren of de apparatuur zonder gevaar geopend kan worden. Indien de drukapparatuur snel geopend kan worden, moet deze bovendien voorzien zijn van een inrichting die het openen onmogelijk maakt zolang de druk of de temperatuur van de stof gevaar oplevert. 2.4. Inspectiemiddelen a) Drukapparatuur moet zodanig zijn ontworpen dat alle voor de veiligheid noodzakelijke inspecties kunnen worden uitgevoerd.b) Er moeten, indien dit ter verzekering van de voortdurende veiligheid van drukapparatuur noodzakelijk is, middelen ter beschikking staan waarmee de inwendige staat van de apparatuur kan worden vastgesteld, zoals toegangsopeningen tot het inwendige gedeelte van de drukapparatuur, zodat de nodige inspecties veilig en ergonomisch kunnen worden uitgevoerd.c) Andere middelen om zeker te stellen dat de drukapparatuur zich in veilige staat bevindt mogen worden toegepast : - wanneer het apparaat te klein is om fysieke toegang tot het inwendige gedeelte te verlenen, of - wanneer het openen van de drukapparatuur nadelige gevolgen zou hebben voor de toestand van het inwendige gedeelte, of - wanneer is aangetoond dat de stof die in de apparatuur aanwezig is, niet schadelijk is voor het materiaal waaruit de apparatuur is vervaardigd en een ander proces van inwendige degradatie redelijkerwijs niet verwacht mag worden. 2.5. Aftap- en ontluchtingsmiddelen Zo nodig dient drukapparatuur te zijn voorzien van toereikende aftap- en ontluchtingsmiddelen, teneinde - schadelijke effecten, zoals waterslag, inzakken ten gevolge van het vacuüm, corrosie en onbeheerste chemische reacties te voorkomen. Alle fasen van het gebruik en de beproeving, met name de drukbeproeving, dienen in aanmerking te worden genomen; - reiniging, inspectie en onderhoud onder volledig veilige omstandigheden mogelijk te maken. 2.6. Corrosie of andere chemische aantasting Zo nodig dient de wanddikte te worden vergroot of bescherming te worden geboden tegen corrosie of enige andere chemische aantasting, in het licht van het beoogde en redelijkerwijs te voorziene gebruik. 2.7. Slijtage Wanneer ernstige vormen van erosie of uitschuring kunnen ontstaan, moeten toereikende maatregelen worden genomen om : - dit door een goed ontwerp, bijvoorbeeld materiaal met overdikte, of het gebruik van voeringen of bekledingsmateriaal, tot een minimum te beperken; - delen die hiervan het meest te lijden hebben te kunnen vervangen; - in de in punt 3.4 bedoelde instructies de aandacht te vestigen op de maatregelen die nodig zijn voor een voortdurend veilig gebruik. 2.8. Samenstellen Samenstellen dienen zodanig te zijn ontworpen dat : - de met elkaar te verbinden delen geschikt zijn en betrouwbaar zijn bij hun gebruiksomstandigheden; - alle delen goed op elkaar kunnen aansluiten en op passende wijze kunnen worden gemonteerd. 2.9. Inrichtingen voor vullen en ledigen Indien van toepassing dient drukapparatuur zodanig te zijn ontworpen en van de nodige appendages of montagepunten te zijn voorzien dat de apparatuur veilig kan worden gevuld en geledigd, vooral met betrekking tot risico's zoals a) bij het vullen : - overvulling of overdruk, waarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de vulverhouding en de dampdruk bij de referentietemperatuur; - instabiliteit van de drukapparatuur; b) bij het ledigen : het ongecontroleerd vrijkomen van de onder druk staande stof;c) bij vullen en ledigen : aan risico's onderhevig aansluiten en loskoppelen. 2.10. Beveiliging tegen overschrijding van de toelaatbare grenzen van de drukapparatuur Wanneer de toelaatbare grenzen onder redelijkerwijs te voorziene omstandigheden kunnen worden overschreden, moet de drukapparatuur zijn uitgerust met passende beveiligingsvoorzieningen, dan wel met voorzieningen voor de montage daarvan, tenzij de beveiliging wordt gegarandeerd door andere in het samenstel ingebouwde beveiligingsvoorzieningen.

De passende voorziening of de combinatie van passende voorzieningen moet worden bepaald aan de hand van de bijzonderheden van de drukapparatuur of het samenstel en de bedrijfsomstandigheden.

De beveiligingsvoorzieningen en de combinaties daarvan omvatten : a) de veiligheidsappendages als omschreven in artikel 1, punt 4°, b) naar gelang van het geval passende controlevoorzieningen, zoals aanwijsinstrumenten en/of alarmeringsapparatuur, waarmee automatisch of manueel toereikende maatregelen kunnen worden genomen om de drukapparatuur binnen de toelaatbare grenzen te houden; 2.11. Veiligheidsappendages 2.11.1. De veiligheidsappendages moeten : - zodanig zijn ontworpen en vervaardigd dat zij betrouwbaar en geschikt zijn voor het beoogde gebruik en waar toepasselijk rekening houden met de eisen inzake onderhoud en beproeving van de voorzieningen; - onafhankelijk van andere functies zijn tenzij hun veiligheidsfunctie niet door die andere functies beïnvloed kan worden; - voldoen aan passende ontwerpbeginselen om een geschikte en betrouwbare beveiliging te verkrijgen. Deze beginselen omvatten met name het fail safe beginsel, redundantie, verscheidenheid en zelfcontrole. 2.11.2. Drukbegrenzers Drukbegrenzers moeten zodanig zijn ontworpen dat de druk niet blijvend de maximaal toelaatbare druk PS overschrijdt; een kortstondige overdruk is echter in het algemeen toegestaan, indien van toepassing, overeenkomstig de voorschriften van punt 7.3. 2.11.3. Temperatuurcontrolevoorzieningen Deze voorzieningen dienen om veiligheidsredenen een toereikende responstijd te hebben die in overeenstemming is met de meetfunctie. 2.12. Uitwendige brand Indien nodig moet drukapparatuur zodanig zijn ontworpen en, indien van toepassing, zijn uitgerust met toereikende appendages of voorzieningen voor de montage daarvan, dat zij voldoet aan de eisen inzake het beperken van de gevolgen van een uitwendige brand, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan het gebruik waarvoor de apparatuur bestemd is. 3. FABRICAGE 3.1. Fabricageproces De fabrikant dient ervoor te zorgen dat de in de ontwerpfase vastgestelde voorschriften naar behoren worden uitgevoerd onder toepassing van geëigende technieken en methoden, met name voor wat het onderstaande betreft. 3.1.1. De voorbereiding van onderdelen De voorbereiding van onderdelen (bijvoorbeeld vormen en afkanten) mag geen beschadigingen, scheurtjes of veranderingen van de mechanische eigenschappen veroorzaken die de veiligheid van de drukapparatuur kunnen verminderen. 3.1.2. Permanente verbindingen Permanente verbindingen en de daarnaast gelegen zones moeten vrij zijn van inwendige fouten en/of oppervlaktefouten die afbreuk doen aan de veiligheid van de drukapparatuur.

De eigenschappen van permanente verbindingen moeten beantwoorden aan de voor de te verbinden materialen gespecificeerde minimumeigenschappen, tenzij bij de berekeningen van het ontwerp op specifieke wijze andere overeenkomstige materiaaleigenschapswaarden worden gehanteerd.

Voor drukapparatuur moeten permanente verbindingen van onderdelen die bijdragen tot de drukweerstand van de apparatuur en de rechtstreeks daarmee verbonden onderdelen volgens goedgekeurde uitvoeringsmethoden tot stand worden gebracht door personeel dat over de vereiste vakbekwaamheid beschikt.

De uitvoeringsmethoden en het personeel worden voor drukapparatuur van de categorieën II, III en IV goedgekeurd door een vakkundige derde partij, die naar keuze van de fabrikant kan zijn : - een aangemelde instantie, - een door een Lid-Staat erkende onafhankelijke instelling.

Voor die goedkeuringen verricht de genoemde derde partij de onderzoeken en proeven die in de passende geharmoniseerde normen worden genoemd dan wel gelijkaardige onderzoeken en proeven, of laat hij dergelijke onderzoeken en proeven verrichten. 3.1.3. Niet-destructieve proeven Voor drukapparatuur moet het niet-destructieve onderzoek op de permanente verbindingen worden verricht door gekwalificeerd personeel met de vereiste vakbekwaamheid. Voor drukapparatuur van de categorieën III en IV moet dat personeel zijn goedgekeurd door een door een Lid-Staat erkende onafhankelijke instelling. 3.1.4. Warmtebehandeling Wanneer het risico bestaat dat het fabricageproces de materiaaleigenschappen dermate verandert dat de integriteit van de drukapparatuur gevaar loopt, dient in de juiste fase van het fabricageproces een geschikte warmtebehandeling te worden toegepast. 3.1.5. Naspeurbaarheid Er moeten passende procedures worden ingesteld en gehandhaafd om de materialen van de tot de drukweerstand bijdragende onderdelen vanaf de ontvangst, via de productie tot en met de eindcontrole van de vervaardigde drukapparatuur met passende middelen te identificeren. 3.2. Eindcontrole De drukapparatuur moet onderworpen worden aan de hierna beschreven eindcontrole. 3.2.1. Eindinspectie De drukapparatuur moet worden onderworpen aan een eindinspectie, waarbij door visueel onderzoek en controle van de bijbehorende documenten wordt nagegaan, of aan de eisen van dit besluit is voldaan.

Onderzoeken die tijdens de fabricage zijn verricht, kunnen daarbij in aanmerking worden genomen. Voor zover de veiligheid het vereist wordt de eindinspectie van binnen en van buiten bij alle delen van de apparatuur verricht, zo nodig gedurende het fabricageproces (bijvoorbeeld indien bij de eindinspectie geen visueel onderzoek meer mogelijk is). 3.2.2. Beproeving De eindcontrole voor drukapparatuur dient een drukweerstandsproef te omvatten, gewoonlijk een hydrostatische druktest bij een druk die indien dat passend is ten minste gelijk is aan de in punt 7.4 vastgestelde waarde.

Voor apparatuur van categorie I, die in serie wordt vervaardigd, kan deze proef op statistische basis worden verricht.

Ingeval de hydrostatische druktest schadelijk of niet mogelijk is, kunnen er andere proeven worden toegepast waarvan de waarde is erkend.

Voor andere proeven dan de hydrostatische druktest moeten voordat deze proeven plaatsvinden aanvullende maatregelen, zoals niet-destructief onderzoek of andere gelijkwaardige methoden, worden getroffen. 3.2.3. Onderzoek van de veiligheidsvoorzieningen Voor samenstellen omvat de eindinspectie tevens een onderzoek van de veiligheidsappendages om na te gaan of de in punt 2.10. bedoelde eisen geheel in acht zijn genomen. 3.3. Markering en etikettering Naast de in artikel 19 genoemde CE-markering moeten de volgende gegevens worden verstrekt : a) voor alle drukapparatuur : - naam en adres of ander middel tot identificatie van de fabrikant en, in voorkomend geval, van diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde; - fabricagejaar; - identificatie van de drukapparatuur naar gelang van de aard ervan, zoals het type, de identificatie van de serie of partij, en het fabricagenummer; - essentiële maximaal/minimaal toelaatbare grenswaarden; b) afhankelijk van het type drukapparatuur dient de volgende, voor de veilige installatie, werking of gebruik en, indien van toepassing, onderhoud en periodieke inspectie noodzakelijke extra informatie te worden verstrekt : - volume V van de drukapparatuur in L; - de nominale maat van de leidingen DN; - toegepaste testdruk PT in bar en datum van de beproeving; - insteldruk van de drukbeveiliging in bar; - vermogen van de drukapparatuur in kW; - voedingsspanning in V; - beoogd gebruik; - vulverhouding in kg/L; - maximumvulmassa in kg; - tarramassa in kg; - de product groep; c) zo nodig moet op de drukapparatuur een waarschuwing worden aangebracht die de aandacht vestigt op de wijze waarop de drukapparatuur blijkens de ervaring niet mag worden gebruikt. De CE-markering en de vereiste gegevens moeten op de drukapparatuur worden aangebracht of op een daarop stevig bevestigd gegevensplaatje, behalve in onderstaande gevallen : - waar toepasselijk mag passende documentatie worden gebruikt om herhaalde markering op afzonderlijke onderdelen voor hetzelfde samenstel, bijvoorbeeld installatieleidingonderdelen, te voorkomen.

Dit geldt voor de CE-markering en voor andere markering en etikettering als bedoeld in deze bijlage; - bij te kleine drukapparatuur, bijvoorbeeld appendages, mogen de onder b) genoemde gegevens worden gegeven op een etiket dat aan die apparatuur is bevestigd; - etiketten of andere geschikte middelen mogen worden gebruikt voor de vulmassa en voor de onder c) bedoelde waarschuwingen, mits het etiket leesbaar blijft gedurende de periode die van toepassing is. 3.4. Instructies voor het gebruik a) Bij het op de markt brengen moet de drukapparatuur, voorzover van toepassing vergezeld gaan van een gebruiksaanwijzing, bestemd voor de gebruiker, met alle voor de veiligheid van belang zijnde informatie omtrent : - de montage met inbegrip van de assemblage van verschillende drukapparaten; - het in bedrijf stellen; - het gebruik; - het onderhoud met inbegrip van de controles door de gebruiker. b) De gebruiksaanwijzing moet de informatie bevatten die krachtens punt 3.3 op de drukapparatuur is aangebracht, met uitzondering van de identificatie van de serie, en moet in voorkomend geval vergezeld gaan van de technische documentatie en de tekeningen en schema's die nodig zijn voor een goed begrip van die aanwijzingen. c) Indien van toepassing moet de gebruiksaanwijzing tevens de aandacht vestigen op de gevaren van verkeerd gebruik overeenkomstig punt 1.3 en de bijzondere kenmerken van het ontwerp overeenkomstig punt 2.2.3. 4. MATERIALEN Voor de fabricage van drukapparatuur gebruikte materialen moeten geschikt zijn voor gebruik gedurende de voorziene levensduur, tenzij in vervanging is voorzien. Lasmaterialen en andere assemblagematerialen moeten afzonderlijk en na toepassing op passende wijze voldoen aan de desbetreffende voorschriften van de punten 4.1, 4.2. a) en 4.3, eerste alinea. 4.1. Materialen voor onder druk staande onderdelen moeten : a) bij alle redelijkerwijze te voorziene gebruiks- en proefomstandigheden de geschikte eigenschappen bezitten en met name voldoende ductiel en taai zijn.De eigenschappen van deze materialen moeten in voorkomend geval voldoen aan de eisen van punt 7.5.

Bovendien moeten de materialen zorgvuldig worden gekozen, teneinde zo nodig brosse breuk te voorkomen; wanneer om bepaalde redenen bros materiaal moet worden gebruikt, dienen passende maatregelen te worden genomen; b) voldoende chemisch bestendig zijn tegen de stof die zich in de drukapparatuur bevindt.De chemische en fysische eigenschappen die nodig zijn voor een veilig gebruik mogen tijdens de voorziene levensduur van de apparaten niet noemenswaardig worden aangetast; c) geen noemenswaardige veroudering ondergaan;d) geschikt zijn voor de te voorziene behandelingsprocédés;e) zodanig gekozen zijn dat belangrijke negatieve effecten worden vermeden wanneer onderling verschillende materialen met elkaar worden verbonden. 4.2. a) De fabrikant van de drukapparatuur moet de waarden voor de in punt 2.2.3 bedoelde berekeningen van het ontwerp, alsmede de in punt 4.1 bedoelde essentiële eigenschappen van de materialen en hun toepassing, op de juiste wijze aangeven; b) de fabrikant neemt in de technische documentatie de gegevens op omtrent de inachtneming van de materiaalvoorschriften van deze richtlijn op een van de volgende wijzen : - door toepassing van materialen overeenkomstig de geharmoniseerde normen; - door toepassing van materialen waarvoor een Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur is verleend, overeenkomstig artikel 15; - door een aparte materiaalbeoordeling. c) Voor drukapparatuur van de categorieën III en IV wordt de in het derde streepje van punt b) bedoelde aparte beoordeling verricht door de aangemelde instantie die belast is met de procedures voor de overeenstemmingsbeoordeling van de drukapparatuur. 4.3. De fabrikant van de apparatuur dient de nodige maatregelen te treffen om zich ervan te vergewissen dat het gebruikte materiaal in overeenstemming is met de voorgeschreven specificaties. In het bijzonder dienen er voor alle materialen door de materiaalfabrikant opgestelde documenten te worden verkregen waarin deze verklaart dat het materiaal in overeenstemming is met een gegeven voorschrift.

Voor de belangrijkste onder druk staande delen van apparatuur van de categorieën II, III en IV, moet die verklaring een keuringsrapport met keuring op het product zelf zijn.

Wanneer een materiaalfabrikant een geschikt kwaliteitsborgingssysteem heeft dat door een in de Gemeenschap gevestigde bevoegde instantie is gecertificeerd en specifiek voor de gebruikte materialen is geverifieerd, worden de door de fabrikant afgegeven verklaringen geacht overeenstemming met de overeenkomstige eisen van dit punt in te houden.

BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN VOOR BEPAALDE DRUKAPPARATUUR Naast de van toepassing zijnde voorschriften van de punten 1 tot en met 4 hierboven zijn de volgende voorschriften van toepassing op de drukapparatuur die onder de punten 5 en 6 valt. 5. BRANDSTOFGESTOOKTE OF ANDERSZINS VERWARMDE DRUKAPPARATUUR WAARBIJ GEVAAR VOOR OVERVERHITTING BESTAAT, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, § 1 Tot deze drukapparatuur behoren : - stoom- en heetwateropwekkers als bedoeld in artikel 4, § 1, punt 2°, zoals brandstofgestookte stoom- en heetwaterketels, oververhitters en herverhitters, afgasketels, ketels van vuilverbrandingsinstallaties, elektrisch verwarmde ketels van het elektrode- of dompeltype, hogedrukpannen, alsmede hun appendages en, indien van toepassing, hun systemen voor de behandeling van het voedingswater, voor de brandstoftoevoer, en - procesverwarmingstoestellen met andere stoffen dan stoom en heet water die onder artikel 4, §1, punt 1° vallen, zoals verhitters voor chemische en andere soortgelijke processen, drukapparatuur voor de behandeling van levensmiddelen. Deze drukapparatuur dient zodanig te worden berekend, ontworpen en gebouwd dat de risico's op aanmerkelijk verminderde sterkte wegens oververhitting worden vermeden of minimaal zijn. Met name dient ervoor te worden gezorgd dat, indien van toepassing : a) passende beveiligingsvoorzieningen worden aangebracht om bedrijfsparameters zoals warmtetoevoer en -afvoer en, waar van toepassing, het peil van de stof te begrenzen teneinde alle risico's door plaatselijke of algemene oververhitting te voorkomen;b) in monsternemingspunten wordt voorzien wanneer zulks nodig is om de eigenschappen van de stof te beoordelen ten einde risico's met betrekking tot afzettingen en/of corrosie te vermijden;c) toereikende voorzieningen worden getroffen om risico's door schade als gevolg van afzettingen te voorkomen;d) voorzieningen worden aangebracht om na uitschakeling te zorgen voor een veilige afvoer van de restwarmte;e) maatregelen worden getroffen om een gevaarlijke opeenhoping van ontvlambare mengsels van brandbare stoffen en lucht of vlamterugslag te voorkomen.6. INSTALLATIELEIDINGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, § 1, PUNT 3° Het ontwerp en de bouw dienen zodanig te zijn dat : a) het risico van overbelasting door onaanvaardbare vrije beweging of bovenmatige krachten die worden uitgeoefend, bijvoorbeeld op flenzen, verbindingen, balgen of slangen, op toereikende wijze wordt beheerst door middel van steunen, opsluiting, verankering, richten en voorspanning;b) wanneer in pijpen voor gasvormige stoffen condensatie kan optreden, voorzieningen worden aangebracht voor de afvoer en verwijdering van bezinksel uit de laagste delen om schade door waterslag of corrosie te voorkomen;c) voldoende aandacht wordt besteed aan mogelijke schade door turbulentie en kolkvorming.De relevante delen van punt 2.7 zijn van toepassing; d) voldoende aandacht wordt besteed aan het risico van vermoeiing ten gevolge van trillingen in de pijpen;e) wanneer het gaat om stoffen uit groep 1 er passende voorzieningen worden getroffen om aftakleidingen, die wegens hun afmetingen aanzienlijke risico's met zich brengen, af te sluiten;f) het risico van onbedoeld ledigen tot een minimum wordt beperkt;op een vast onderdeel van de aftakleiding moet duidelijk worden aangegeven welke stof zich in het systeem bevindt; g) de plaats en route van ondergrondse installatieleidingen ten minste in de technische documentatie is vastgelegd om veilig onderhoud, inspectie en reparatie te vergemakkelijken.7. BIJZONDERE KWANTITATIEVE EISEN VOOR BEPAALDE DRUKAPPARATUUR De volgende bepalingen zijn in de regel van toepassing.Wanneer zij echter niet worden toegepast, onder andere ingeval materialen niet speciaal vermeld zijn en geen geharmoniseerde normen worden toegepast, moet de fabrikant kunnen aantonen dat er passende maatregelen zijn getroffen om een gelijkwaardig algemeen veiligheidsniveau te bereiken.

Dit punt is een wezenlijk deel van bijlage I. De hierin vastgelegde bepalingen completeren de essentiële eisen van de punten 1 tot en met 6 voor de drukapparatuur waarop die punten van toepassing zijn. 7.1. Toelaatbare spanningen 7.1.1. Symbolen Re/t, rekgrens, geeft de waarde aan bij de berekeningstemperatuur van, naar gelang van het geval : - de bovenste vloeigrens voor een materiaal dat een onderste en een bovenste vloeigrens heeft; - de conventionele rekgrens 1,0 % voor austenitisch staal en ongelegeerd aluminium; - de conventionele rekgrens 0,2 % in de overige gevallen.

Rm/20 geeft de minimumwaarde aan van de treksterkte bij 20 °C. Rm/t geeft de treksterkte aan bij de berekeningstemperatuur. 7.1.2. De toelaatbare, algemene membraanspanning mag bij hoofdzakelijk statische belasting en temperaturen buiten het gebied waarin significante kruip kan optreden niet hoger zijn dan de kleinste van de volgende waarden, naar gelang van het gebruikte materiaal : - voor ferrietstaal, inclusief normaalgegloeid staal (gewalst staal), doch met uitzondering van fijnkorrelstaal en staal dat een speciale warmtebehandeling heeft ondergaan, 2/3 van Re/t en 5/12 van Rm/20, - voor austenitisch staal : - 2/3 van Re/t als de rek na breuk meer dan 30 % bedraagt; - of, als de rek na breuk meer dan 35 % bedraagt, 5/6 van Re/t en 1/3 van Rm/t; - voor ongelegeerd en laaggelegeerd gietstaal : 10/19 van Re/t en 1/3 van Rm/20; - voor aluminium : 2/3 van Re/t; - voor niet-hardbare aluminiumlegering : 2/3 van Re/t en 5/12 van Rm/20. 7.2. Verbindingsfactoren Voor gelaste verbindingen bedraagt de verbindingsfactor maximaal : - voor apparatuur waarop destructief en niet-destructief onderzoek wordt verricht om na te gaan of de verbindingen geen noemenswaardige gebreken vertonen : 1; - voor apparatuur waarop beperkt niet-destructief onderzoek wordt uitgevoerd : 0,85; - voor apparatuur die geen ander niet-destructief onderzoek dan visuele inspectie ondergaat : 0,7.

Zo nodig moet ook rekening worden gehouden met de soort belasting en de mechanisch-technologische eigenschappen van de verbinding. 7.3. Drukbegrenzers, met name voor drukvaten De in punt 2.11.2 genoemde kortstondige overdruk moet worden begrensd op 10 % van de maximaal toelaatbare druk. 7.4. Hydrostatische proefdruk Voor drukvaten moet de in punt 3.2.2 genoemde hydrostatische proefdruk minstens gelijk zijn aan de hoogste van de volgende waarden : - de druk die overeenkomt met de maximale gebruiksbelasting die de apparatuur kan weerstaan gelet op de maximaal toelaatbare druk en de maximaal toelaatbare temperatuur, vermenigvuldigd met 1,25, of - de maximaal toelaatbare druk, vermenigvuldigd met 1,43. 7.5. Eigenschappen van de materialen Voor zover geen andere waarden vereist zijn omdat rekening moet worden gehouden met andere criteria, wordt staal geacht ductiel genoeg te zijn om te voldoen aan 4.1.a) als de rek bij breuk bij een volgens een standaardprocedure verrichte trekproef minstens 14 % bedraagt en de kerfslagwaarde bij een slag op een ISO-proefstaaf met V-kerf minstens gelijk is aan 27 J bij een proeftemperatuur die ten hoogste gelijk is aan 20 °C en niet hoger is dan de laagste voorziene bedrijfstemperatuur.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage II TABELLEN VOOR DE OVEREENSTEMMINGSBEOORDELING 1. In de tabellen wordt als volgt naar de verschillende categorieën van modules verwezen : I = Module A II = Modules A1, D1, E1 III = Modules B1 + D, B1 + F, B + E, B + C1, H IV = Modules B + D, B + F, G, H1.2. De in punt 4° van artikel 1 gedefinieerde en in artikel 4, § 1, punt 4° bedoelde veiligheidsappendages worden ingedeeld in categorie IV.Veiligheidsappendages die vervaardigd worden voor speciale apparatuur kunnen evenwel in dezelfde categorie als de te beveiligen apparatuur worden ingedeeld. 3. De in punt 5° van artikel 1 gedefinieerde en in artikel 4, § 1, punt 4° bedoelde onder druk staande appendages worden ingedeeld naar : - hun maximaal toelaatbare druk PS, en - hun eigen volume V of hun nominale maat DN, naar gelang van het geval, en - de groep stoffen waarvoor zij bestemd zijn, en de corresponderende tabel voor de drukvaten of installatieleidingen wordt toegepast om de categorie van de overeenstemmingsbeoordeling te vinden. Ingeval het volume en de nominale maat beide geschikt worden geacht voor de toepassing van het tweede streepje, wordt de onder druk staande appendage ingedeeld in de hoogste categorie. 4. De scheidingslijnen in de volgende tabellen van de overeenstemmingsbeoordeling geven de bovengrens voor elke categorie aan. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage III OVEREENSTEMMINGSBEOORDELINGSPROCEDURES De verplichtingen die uit de bepalingen in deze bijlage voortvloeien voor drukapparatuur gelden tevens voor samenstellen.

Module A (interne fabricagecontrole) 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde die voldoet aan de in punt 2 genoemde verplichtingen, garandeert en verklaart dat de drukapparatuur voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder drukapparaat de CE-markering aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. 2. De fabrikant stelt de in punt 3 beschreven technische documentatie samen;de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde houdt deze gedurende tien jaar na de vervaardiging van de laatste drukapparatuur voor controledoeleinden ter beschikking van de bevoegde nationale instanties.

Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de persoon die de drukapparatuur in de Gemeenschap in de handel brengt degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden. 3. Op basis van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of de drukapparatuur in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit.De technische documentatie dient, voorzover dat voor deze beoordeling nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van de drukapparatuur en moet het volgende bevatten : - een algemene beschrijving van de drukapparatuur; - ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema's van delen, onderdelen, leidingen enz.; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van de drukapparatuur; - een lijst van de in artikel 13 bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de essentiële eisen van dit besluit te voldoen ingeval de in artikel 13 bedoelde normen niet zijn toegepast; - de resultaten van de gemaakte ontwerpberekeningen, de verrichte onderzoeken enz.; - de keuringsrapporten. 4. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde bewaart samen met de technische documentatie een afschrift van de verklaring van overeenstemming.5. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de vervaardigde drukapparatuur in overeenstemming is met de in punt 2 bedoelde technische documentatie en met de desbetreffende eisen van dit besluit. Module A1 (interne fabricagecontrole met toezicht op de eindcontrole) Naast de voorschriften van module A zijn de volgende bepalingen van toepassing.

De eindcontrole staat onder toezicht van een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie, die daartoe onaangekondigde bezoeken aflegt.

Tijdens deze bezoeken moet de aangemelde instantie : - zich ervan vergewissen dat de fabrikant de eindcontrole verricht overeenkomstig punt 3.2 van bijlage I; - op de plaats van fabricage of opslag van de drukapparatuur een controlemonster nemen. De aangemelde instantie bepaalt hoeveel drukapparaten het monster omvat en of zij op die drukapparaten de gehele eindcontrole of een deel daarvan moet verrichten of laten verrichten.

Zijn een of meer gecontroleerde drukapparaten niet in overeenstemming, dan neemt de aangemelde instantie de passende maatregelen.

De fabrikant brengt onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie het identificatienummer van die instantie op elk drukapparaat aan.

Module B (EG-typeonderzoek) 1. In deze module wordt dat deel van de procedure beschreven in het kader waarvan een aangemelde instantie vaststelt en verklaart dat een representatief exemplaar van de betrokken productie voldoet aan de desbetreffende bepalingen van dit besluit.2. De aanvraag om een EG-typeonderzoek wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde ingediend bij één aangemelde instantie van zijn keuze. De aanvraag omvat : - naam en adres van de fabrikant alsmede naam en adres van de in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde indien de aanvraag door laatstgenoemde wordt ingediend; - een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een andere aangemelde instantie; - de technische documentatie als omschreven in punt 3.

De aanvrager stelt een voor de betrokken productie representatief exemplaar, dat hierna "type" wordt genoemd, ter beschikking van de aangemelde instantie. De aangemelde instantie kan om meer exemplaren verzoeken indien dit nodig is voor het keuringsprogramma.

Een type kan verscheidene varianten van drukapparatuur omvatten voorzover de verschillen tussen de varianten geen invloed hebben op het veiligheidsniveau. 3. Op basis van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of de drukapparatuur in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit.De technische documentatie dient, voorzover dat voor deze beoordeling nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van de drukapparatuur en moet het volgende bevatten : - een algemene beschrijving van het type; - ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's van delen, onderdelen, leidingen enz.; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's van de werking van de drukapparatuur; - een lijst van de in artikel 13 bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de essentiële eisen van dit besluit te voldoen ingeval de in artikel 13 bedoelde normen niet zijn toegepast; - de resultaten van de gemaakte ontwerpberekeningen, de verrichte onderzoeken enz.; - de keuringsrapporten; - gegevens omtrent de onderzoeken die in het fabricageproces zijn opgenomen; - gegevens omtrent de kwalificaties of goedkeuringen die krachtens de punten 3.1.2 en 3.1.3 van bijlage I vereist zijn. 4. De aangemelde instantie : 4.1. bestudeert de technische documentatie, controleert of het type in overeenstemming daarmee vervaardigd is en identificeert de onderdelen die ontworpen zijn overeenkomstig de relevante bepalingen van de in artikel 13 bedoelde normen, alsook de onderdelen die zijn ontworpen zonder dat de desbetreffende bepalingen van die normen in acht werden genomen.

De aangemelde instantie zal met name : - de technische documentatie bestuderen aangaande het ontwerp en de fabricageprocédés; - de gebruikte materialen beoordelen als deze niet in overeenstemming zijn met de toepasselijke geharmoniseerde normen of met een Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur, en het door de fabrikant van het materiaal overeenkomstig punt 4.3 van bijlage I afgegeven keuringsrapport controleren; - de methoden voor de permanente verbinding van de onderdelen goedkeuren dan wel controleren of deze eerder zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 3.1.2 van bijlage I; - controleren of het personeel dat belast is met de permanente verbinding van de onderdelen en de niet-destructieve proeven gekwalificeerd of goedgekeurd is overeenkomstig punt 3.1.2 of punt 3.1.3 van bijlage I; 4.2. verricht of geeft opdracht tot het verrichten van de passende onderzoeken en noodzakelijke proeven om na te gaan of de door de fabrikant gekozen oplossingen aan de essentiële eisen van dit besluit voldoen ingeval de in artikel 13 bedoelde normen niet zijn toegepast; 4.3. verricht of geeft opdracht tot het verrichten van de passende onderzoeken en noodzakelijke proeven om, ingeval de fabrikant heeft besloten de desbetreffende normen toe te passen, na te gaan of deze ook werkelijk zijn toegepast; 4.4. stelt in overleg met de aanvrager de plaats vast waar de noodzakelijke onderzoeken en proeven zullen worden uitgevoerd. 5. Indien het type voldoet aan de desbetreffende bepalingen van dit besluit, verstrekt de aangemelde instantie een verklaring van EG-typeonderzoek aan de aanvrager.De verklaring, die tien jaar geldig is en vernieuwd kan worden, bevat naam en adres van de fabrikant, de conclusies van het onderzoek en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type.

Een lijst van de belangrijke onderdelen van de technische documentatie wordt als bijlage bij de verklaring gevoegd en een afschrift daarvan wordt door de aangemelde instantie bewaard.

Indien aan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde een verklaring van EG-typeonderzoek wordt geweigerd, geeft de aangemelde instantie de gedetailleerde redenen voor een dergelijke weigering op. Er moet in een beroepsprocedure worden voorzien. 6. De aangemelde instantie die in het bezit is van de technische documentatie betreffende de verklaring van EG-typeonderzoek, wordt door de aanvrager in kennis gesteld van alle in de goedgekeurde drukapparatuur aangebrachte wijzigingen;voor de betrokken wijzigingen moet aanvullende goedkeuring worden verleend indien zij van invloed kunnen zijn op de overeenstemming van de drukapparatuur met de essentiële eisen of de voorgeschreven gebruiksomstandigheden. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op de oorspronkelijke verklaring van EG-typeonderzoek. 7. Iedere aangemelde instantie stelt de Lid-Staten in kennis van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken verklaringen van EG-typeonderzoek en, op verzoek, over de door haar afgegeven verklaringen van EG-typeonderzoek. Iedere aangemelde instantie moet voorts de andere aangemelde instanties in kennis stellen van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken of geweigerde verklaringen van EG-typeonderzoek. 8. De overige aangemelde instanties kunnen afschriften van de verklaringen van EG-typeonderzoek en/of de aanvullingen krijgen.De bijlagen bij de verklaringen worden ter beschikking van de overige aangemelde instanties gehouden. 9. Gedurende tien jaar na de vervaardiging van de laatste drukapparatuur bewaart de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde naast de technische documentatie ook een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek en van de aanvullingen daarop. Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de persoon die het product in de Gemeenschap in de handel brengt degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden.

Module B1 (EG-ontwerponderzoek) 1. In deze module wordt dat deel van de procedure beschreven in het kader waarvan een aangemelde instantie vaststelt en verklaart dat het ontwerp van een drukapparaat voldoet aan de desbetreffende bepalingen van dit besluit. De experimentele ontwerpmethode, bedoeld in punt 2.2.4 van bijlage I, kan in het kader van deze module niet worden gebruikt. 2. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde dient bij één aangemelde instantie een aanvraag om een EG-ontwerponderzoek in. De aanvraag omvat : - naam en adres van de fabrikant alsmede naam en adres van de in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde indien de aanvraag door laatstgenoemde wordt ingediend; - een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een andere aangemelde instantie; - de technische documentatie als omschreven in punt 3.

De aanvraag kan verscheidene varianten van drukapparatuur omvatten, voorzover de verschillen tussen de varianten geen invloed hebben op het veiligheidsniveau. 3. Op basis van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of de drukapparatuur in overeenstemming is met dit besluit. De technische documentatie dient, voorzover dat voor deze beoordeling nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van de drukapparatuur en dient het volgende te bevatten : - een algemene beschrijving van de drukapparatuur; - ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's van delen, onderdelen, leidingen enz.; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van de drukapparatuur; - een lijst van de in artikel 13 bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de essentiële eisen van dit besluit te voldoen ingeval de in artikel 13 bedoelde normen niet zijn toegepast; - het nodige bewijsmateriaal ter bevestiging van de geschiktheid van de voor het ontwerp gekozen oplossingen, met name wanneer de in artikel 13 bedoelde normen niet volledig toegepast zijn. Dit bewijsmateriaal moet de resultaten van de proeven omvatten die door het daarvoor in aanmerking komende laboratorium van de fabrikant of voor diens rekening zijn uitgevoerd; - de resultaten van de gemaakte ontwerpberekeningen, de verrichte onderzoeken enz.; - gegevens omtrent de kwalificaties of goedkeuringen die krachtens de punten 3.1.2 en 3.1.3 van bijlage I vereist zijn. 4. De aangemelde instantie : 4.1. bestudeert de technische documentatie en identificeert de onderdelen die ontworpen zijn overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de in artikel 13 bedoelde normen, alsook de onderdelen die zijn ontworpen zonder dat de desbetreffende bepalingen van die normen in acht werden genomen.

De aangemelde instantie zal met name : - de materialen beoordelen wanneer deze niet overeenkomen met de toepasselijke geharmoniseerde normen of met een Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur; - de methoden voor de permanente verbinding van de onderdelen goedkeuren dan wel controleren of deze eerder zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 3.1.2 van bijlage I; - controleren of het personeel dat belast is met de permanente verbinding van de onderdelen en het niet-destructieve onderzoek gekwalificeerd of goedgekeurd is overeenkomstig de punten 3.1.2 en 3.1.3 van bijlage I; 4.2. verricht de noodzakelijke onderzoeken om na te gaan of de door de fabrikant gekozen oplossingen aan de essentiële eisen van dit besluit voldoen ingeval de in artikel 13 bedoelde normen niet zijn toegepast; 4.3. verricht de noodzakelijke onderzoeken om ingeval de fabrikant heeft besloten de desbetreffende normen toe te passen, na te gaan of deze ook werkelijk zijn toegepast. 5. Indien het ontwerp voldoet aan de desbetreffende bepalingen van dit besluit, verstrekt de aangemelde instantie een verklaring van EG-ontwerponderzoek aan de aanvrager.De verklaring bevat naam en adres van de aanvrager, de conclusies van het onderzoek, de voorwaarden voor de geldigheid van de verklaring, en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde ontwerp.

Een lijst van de van belang zijnde onderdelen van de technische documentatie wordt als bijlage bij de verklaring gevoegd en een afschrift daarvan wordt door de aangemelde instantie bewaard.

Indien aan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde een verklaring van EG-ontwerponderzoek wordt geweigerd, geeft de aangemelde instantie de gedetailleerde redenen voor een dergelijke weigering op. Er moet in een beroepsprocedure worden voorzien. 6. De aangemelde instantie die in het bezit is van de technische documentatie betreffende de verklaring van EG-ontwerponderzoek wordt door de aanvrager in kennis gesteld van alle in het goedgekeurde ontwerp aangebrachte wijzigingen;voor deze wijzigingen moet aanvullende goedkeuring worden verleend indien zij van invloed kunnen zijn op de overeenstemming van de drukapparatuur met de essentiële eisen of de voorgeschreven gebruiksomstandigheden. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op de oorspronkelijke verklaring van EG-ontwerponderzoek. 7. Iedere aangemelde instantie stelt de Lid-Staten in kennis van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken verklaringen van EG-ontwerponderzoek en, op verzoek, over de door haar afgegeven verklaringen van EG-ontwerponderzoek. Iedere aangemelde instantie moet voorts de andere aangemelde instanties in kennis stellen van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken of geweigerde verklaringen van EG-ontwerponderzoek. 8. De andere aangemelde instanties kunnen op verzoek alle nuttige informatie krijgen over : - de afgegeven verklaringen van EG-ontwerponderzoek en bijbehorende aanvullingen; - de ingetrokken verklaringen van EG-ontwerponderzoek en bijbehorende aanvullingen. 9. Gedurende tien jaar na de vervaardiging van de laatste drukapparatuur bewaart de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde naast de in punt 3 bedoelde technische documentatie ook een afschrift van de verklaring van EG-ontwerponderzoek en van de aanvullingen daarop. Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de persoon die het product in de Gemeenschap in de handel brengt degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden.

Module C1 (overeenstemming met het type) 1. In deze module wordt dat deel van de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde garandeert en verklaart dat de drukapparatuur in overeenstemming is met het type, beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder drukapparaat de CE-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. 2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de vervaardigde drukapparatuur in overeenstemming is met het type, beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit.3. Gedurende tien jaar na de vervaardiging van de laatste drukapparatuur bewaart de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde een afschrift van de verklaring van overeenstemming. Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de persoon die de drukapparatuur in de Gemeenschap in de handel brengt degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden. 4. De eindcontrole staat onder toezicht van een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie, die daartoe onaangekondigde bezoeken aflegt. Tijdens deze bezoeken moet de aangemelde instantie : - zich ervan vergewissen dat de fabrikant de eindcontrole verricht overeenkomstig punt 3.2 van bijlage I; - op de plaats van fabricage of opslag van de drukapparatuur een controlemonster nemen. De aangemelde instantie bepaalt hoeveel drukapparaten het monster omvat en of zij op die drukapparaten de gehele eindcontrole of een deel daarvan moet verrichten of laten verrichten.

Zijn een of meer gecontroleerde drukapparaten niet in overeenstemming, dan neemt de aangemelde instantie de passende maatregelen.

De fabrikant brengt onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie het identificatienummer van die instantie op elk drukapparaat aan.

Module D (productiekwaliteitsborging) 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant die voldoet aan de in punt 2 genoemde verplichtingen, garandeert en verklaart dat de betrokken drukapparaten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek of de verklaring van EG-ontwerponderzoek en voldoen aan de desbetreffende voorschriften van dit besluit.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder drukapparaat de CE-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. De CE-markering gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4. 2. De fabrikant hanteert voor productie, eindinspectie en beproeving een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4. 3. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag behelst : - alle van belang zijnde informatie voor de bedoelde drukapparatuur; - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek of de verklaring van EG-ontwerponderzoek. 3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de drukapparatuur in overeenstemming is met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek of de verklaring van EG-ontwerponderzoek en met de desbetreffende eisen van dit besluit.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de kwaliteit van de drukapparatuur; - de fabricageprocédés, de kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen technieken en maatregelen, met name de methoden voor het permanent verbinden van de onderdelen goedgekeurd overeenkomstig punt 3.1.2 van bijlage I; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; - de kwaliteitsrapporten, zoals inspectieverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie of goedkeuring van het betrokken personeel, met name van het personeel dat belast is met de permanente verbinding van de onderdelen en het niet-destructieve onderzoek overeenkomstig de punten 3.1.2 en 3.1.3 van bijlage I; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste kwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. De elementen van het kwaliteitssysteem die in overeenstemming zijn met de desbetreffende geharmoniseerde norm worden geacht in overeenstemming te zijn met de dienovereenkomstige eisen, bedoeld in punt 3.2.

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient ervaring te hebben met het beoordelen van de drukapparatuurtechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. Er moet in een beroepsprocedure worden voorzien. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, inspectie-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals inspectieverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. De frequentie van de periodieke controles moet zo worden gekozen dat om de drie jaar een volledige nieuwe beoordeling wordt uitgevoerd. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. De noodzaak voor die extra bezoeken, en de frequentie ervan, wordt bepaald op basis van een systeem van controle met bezoeken dat door de aangemelde instantie wordt toegepast. In het systeem van controle met bezoeken worden in het bijzonder de volgende factoren betrokken : - de categorie van de apparatuur; - de resultaten van vroegere bezoeken in het kader van het toezicht; - de noodzaak toezicht te houden op corrigerende maatregelen; - speciale voorwaarden die zijn gekoppeld aan de goedkeuring van het kwaliteitssysteem, indien van toepassing; - significante wijzigingen van de organisatie van de fabricage, de maatregelen of de technieken.

Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien een proef heeft plaatsgevonden, een beproevingsverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van de laatste drukapparatuur de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten : - de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4, tweede alinea, bedoelde aanpassingen; - de in de punten 3.3, laatste alinea, en 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de Lid-Staten in kennis van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken kwaliteitssysteemgoedkeuringen en, op verzoek, over de door haar afgegeven kwaliteitssysteemgoedkeuringen. Iedere aangemelde instantie moet voorts de andere aangemelde instanties in kennis stellen van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen.

Module D1 (productiekwaliteitsborging) 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant die voldoet aan de in punt 3 genoemde verplichtingen garandeert en verklaart dat de betrokken drukapparaten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder drukapparaat de CE-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. De CE-markering gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 5. 2. De fabrikant stelt de hieronder beschreven technische documentatie samen. Op basis van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of de drukapparatuur in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. De technische documentatie dient, voorzover dat voor deze beoordeling nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van de drukapparatuur en dient het volgende te bevatten : - een algemene beschrijving van de drukapparatuur; - ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's van delen, onderdelen, leidingen enz.; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van de drukapparatuur; - een lijst van de in artikel 13 bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de essentiële eisen van dit besluit te voldoen ingeval de in artikel 13 bedoelde normen niet zijn toegepast; - de resultaten van de gemaakte ontwerpberekeningen, de verrichte onderzoeken enz.; - de keuringsrapporten. 3. De fabrikant hanteert voor productie, eindinspectie en beproeving een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 4 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 5. 4. Kwaliteitssysteem 4.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag bevat : - alle van belang zijnde informatie over de drukapparatuur in kwestie; - de documentatie over het kwaliteitssysteem. 4.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de drukapparatuur in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de kwaliteit van de drukapparatuur; - de fabricageprocédés, de kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen technieken en maatregelen, met name de methoden voor het permanent verbinden van onderdelen, goedgekeurd overeenkomstig punt 3.1.2 van bijlage I; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; - de kwaliteitsrapporten, zoals inspectieverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie of goedkeuring van het betrokken personeel, met name de goedkeuring van het personeel dat belast is met de permanente verbinding van de onderdelen overeenkomstig punt 3.1.2 van bijlage I; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste kwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 4.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 4.2 bedoelde eisen. De elementen van het kwaliteitssysteem die in overeenstemming zijn met de desbetreffende geharmoniseerde norm worden geacht in overeenstemming te zijn met de dienovereenkomstige eisen, bedoeld in punt 4.2.

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient ervaring te hebben met het beoordelen van de drukapparatuurtechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. Er moet in een beroepsprocedure worden voorzien. 4.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 4.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 5. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 5.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 5.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, inspectie-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals inspectieverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 5.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. De frequentie van de periodieke controles moet zo worden gekozen dat om de drie jaar een volledige nieuwe beoordeling wordt uitgevoerd. 5.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. De noodzaak van die extra bezoeken, en de frequentie ervan, wordt bepaald op basis van een systeem van controle met bezoeken dat door de aangemelde instantie wordt toegepast. In het systeem van controle met bezoeken worden in het bijzonder de volgende factoren betrokken : - de categorie van de apparatuur; - de resultaten van vroegere bezoeken in het kader van het toezicht; - de noodzaak toezicht te houden op corrigerende maatregelen; - speciale voorwaarden die zijn gekoppeld aan de goedkeuring van het kwaliteitssysteem, indien van toepassing; - significante wijzigingen van de organisatie van de fabricage, de maatregelen of de technieken.

Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien een proef heeft plaatsgevonden, een beproevingsverslag. 6. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van de laatste drukapparatuur de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten : - de in punt 2 bedoelde technische documentatie; - de in punt 4.1, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 4.4, tweede alinea, bedoelde wijzigingen; - de in de punten 4.3, laatste alinea, en 4.4, laatste alinea, en in de punten 5.3 en 5.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 7. Iedere aangemelde instantie stelt de Lid-Staten in kennis van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken kwaliteitssysteemgoedkeuringen en, op verzoek, over de door haar afgegeven kwaliteitssysteemgoedkeuringen. Iedere aangemelde instantie moet voorts de andere aangemelde instantie in kennis stellen van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen.

Module E (productkwaliteitsborging) 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant die voldoet aan de in punt 2 genoemde verplichtingen, garandeert en verklaart dat de drukapparaten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder drukapparaat de CE-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. De CE-markering gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4. 2. De fabrikant hanteert voor eindinspectie en beproeving van de drukapparatuur een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4. 3. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag omvat : - alle van belang zijnde informatie over de bedoelde drukapparatuur in kwestie; - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie over het goedgekeurde type en een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek. 3.2. In het kader van het kwaliteitssysteem wordt ieder drukapparaat onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 13 bedoelde van belang zijnde norm(en) of daarmee gelijkstaande proeven verricht, met name de eindcontrole als bedoeld in punt 3.2 van bijlage I, teneinde de overeenstemming met de desbetreffende eisen van dit besluit te controleren. Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de kwaliteit van de drukapparatuur; - de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht; - de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals inspectieverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, met name de goedkeuring van het personeel dat belast is met de permanente verbinding van de onderdelen en het niet-destructieve onderzoek overeenkomstig de punten 3.1.2 en 3.1.3 van bijlage I. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. De elementen van het kwaliteitssysteem die in overeenstemming zijn met de desbetreffende geharmoniseerde norm worden geacht in overeenstemming te zijn met de dienovereenkomstige eisen, bedoeld in punt 3.2.

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient ervaring te hebben met het beoordelen van de drukapparatuurtechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de beproevings-, inspectie- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie; - de kwaliteitsrapporten, zoals inspectieverslagen, proefgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. De frequentie van de periodieke controles moet zo worden gekozen dat om de drie jaar een volledige nieuwe beoordeling wordt uitgevoerd. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. De noodzaak van die extra bezoeken, en de frequentie ervan, wordt bepaald op basis van een systeem van controle met bezoeken dat door de aangemelde instantie wordt toegepast. In het systeem van controle met bezoeken worden in het bijzonder de volgende factoren betrokken : - de categorie van de apparatuur; - de resultaten van vroegere bezoeken in het kader van het toezicht; - de noodzaak toezicht te houden op corrigerende maatregelen; - speciale voorwaarden die zijn gekoppeld aan de goedkeuring van het kwaliteitssyteem, indien van toepassing; - significante wijzigingen van de organisatie van de fabricage, de maatregelen of de technieken.

Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien een proef heeft plaatsgevonden, een proefverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van de laatste drukapparatuur de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten : - de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4, tweede alinea, bedoelde wijzigingen; - de in de punten 3.3, laatste alinea, en 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de lid-Staten in kennis van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken kwaliteitssysteemgoedkeuringen en, op verzoek, over de door haar afgegeven kwaliteitssysteemgoedkeuringen. Iedere aangemelde instantie moet voorts de andere aangemelde instanties in kennis stellen van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen.

Module E1 (productkwaliteitsborging) 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant die voldoet aan de in punt 3 genoemde verplichtingen garandeert en verklaart dat de betrokken drukapparaten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder drukapparaat de CE-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. De CE-markering gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 5. 2. De fabrikant stelt de hieronder beschreven technische documentatie samen. Op basis van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of de drukapparatuur in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. De technische documentatie dient, voorzover dat voor deze beoordeling nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van de drukapparatuur en dient het volgende te bevatten : - een algemene beschrijving van het type; - ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's van delen, onderdelen, leidingen enz.; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van de drukapparatuur; - een lijst van de in artikel 13 bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de essentiële eisen van dit besluit te voldoen ingeval de in artikel 13 bedoelde normen niet zijn toegepast; - de resultaten van de gemaakte ontwerpberekeningen, de verrichte onderzoeken enz.; - de keuringsrapporten. 3. De fabrikant hanteert voor de eindinspectie van de drukapparatuur en de beproeving een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 4 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 5. 4. Kwaliteitssysteem 4.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag omvat : - alle van belang zijnde informatie over de drukapparatuur in kwestie; - de documentatie over het kwaliteitssysteem. 4.2. In het kader van het kwaliteitssysteem wordt ieder drukapparaat onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 13 bedoelde van belang zijnde norm(en) of daarmee gelijkstaande proeven verricht, met name de eindcontrole als bedoeld in punt 3.2 van bijlage I, teneinde de overeenstemming met de desbetreffende voorschriften van dit besluit te controleren. Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de kwaliteit van de drukapparatuur; - de methoden voor het permanent verbinden van de onderdelen, goedgekeurd overeenkomstig punt 3.1.2 van bijlage I; - de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht; - de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals inspectieverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie of goedkeuring van het betrokken personeel, met name de goedkeuring van het personeel dat belast is met de permanente verbinding van de onderdelen overeenkomstig punt 3.1.2 van bijlage I. 4.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 4.2 bedoelde eisen. De elementen van het kwaliteitssysteem die in overeenstemming zijn met de desbetreffende geharmoniseerde norm worden geacht in overeenstemming te zijn met de dienovereenkomstige eisen, bedoeld in punt 4.2.

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient ervaring te hebben met het beoordelen van de drukapparatuurtechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installatie van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. Er moet in een beroepsprocedure worden voorzien. 4.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 4.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 5. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 5.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 5.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de inspectie-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie; - de kwaliteitsrapporten, zoals inspectieverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 5.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. De frequentie van de periodieke controles moet zo worden gekozen dat om de drie jaar een volledige nieuwe beoordeling wordt uitgevoerd. 5.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. De noodzaak van die extra bezoeken, en de frequentie ervan, wordt bepaald op basis van een systeem van controle met bezoeken dat door de aangemelde instantie wordt toegepast. In het systeem van controle met bezoeken worden in het bijzonder de volgende factoren betrokken : - de categorie van de apparatuur; - de resultaten van vroegere bezoeken in het kader van het toezicht; - de noodzaak toezicht te houden op corrigerende maatregelen; - speciale voorwaarden die zijn gekoppeld aan de goedkeuring van het kwaliteitssysteem, indien van toepassing; - significante wijzigingen van de organisatie van de fabricage, de maatregelen of de technieken.

Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien een proef heeft plaatsgevonden, een proefverslag. 6. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van de laatste drukapparatuur de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten : - de in punt 2 bedoelde technische documentatie; - de in punt 4.1, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 4.4, tweede alinea, bedoelde wijzigingen; - de in de punten 4.3, laatste alinea, en 4.4, laatste alinea, en in de punten 5.3 en 5.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 7. Iedere aangemelde instantie stelt de Lid-Staten in kennis van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken kwaliteitssysteemgoedkeuringen en, op verzoek, over de door haar afgegeven kwaliteitssysteemgoedkeuringen. Iedere aangemelde instantie moet voorts de andere aangemelde instanties in kennis stellen van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen.

Module F (productkeuring) 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde garandeert en verklaart dat de aan de bepalingen van punt 3 onderworpen drukapparatuur in overeenstemming is met het type als beschreven : - in de verklaring van EG-typeonderzoek, of - in de verklaring van EG-ontwerponderzoek, en voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit.2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de drukapparatuur in overeenstemming is met het type als beschreven : - in de verklaring van EG-typeonderzoek, of - in de verklaring van EG-ontwerponderzoek, en voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder drukapparaat de CE-markering aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. 3. De aangemelde instantie verricht passende onderzoeken en proeven, teneinde na te gaan of de drukapparatuur in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit;dit geschiedt door middel van onderzoek en beproeving van elk afzonderlijk product, zoals aangegeven in punt 4.

De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde bewaart gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste drukapparaat een afschrift van de verklaring van overeenstemming. 4. Keuring door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk drukapparaat. 4.1. Alle drukapparatuur wordt afzonderlijk onderzocht en er worden passende onderzoeken en proeven als omschreven in de in artikel 13 bedoelde van belang zijnde norm(en) of daarmee gelijkwaardige onderzoeken en proeven verricht teneinde na te gaan of deze in overeenstemming is met het type en met de desbetreffrende voorschriften van dit besluit.

De aangemelde instantie zal met name : - controleren of het personeel dat belast is met de permanente verbinding van de onderdelen en het niet-destructieve onderzoek, gekwalificeerd of goedgekeurd is overeenkomstig de punten 3.1.2 en 3.1.3 van bijlage I; - het door de fabrikant van het materiaal overeenkomstig punt 4.3 van bijlage I afgegeven keuringsrapport controleren; - de eindinspectie en de beproeving als bedoeld in punt 3.2 van bijlage I verrichten of laten verrichten en de eventuele veiligheidsvoorzieningen onderzoeken. 4.2. De aangemelde instantie brengt op alle drukapparatuur haar identificatienummer aan of laat dit doen; tevens stelt zij ten aanzien van de verrichte proeven een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. 4.3. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet in staat zijn de verklaringen van overeenstemming van de aangemelde instantie over te leggen indien daarom wordt verzocht.

Module G (EG-eenheidskeuring) 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant garandeert en verklaart dat de drukapparatuur waarvoor de in punt 4.1 bedoelde verklaring is afgegeven, in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. De fabrikant brengt op de drukapparatuur de CE-markering aan en stelt een verklaring van overeenstemming op. 2. De fabrikant vraagt een eenheidskeuring aan bij een aangemelde instantie naar keuze. De aanvraag omvat : - naam en adres van de fabrikant en plaats waar de drukapparatuur zich bevindt; - een schriftelijke verklaring dat er geen soortgelijke aanvraag is ingediend bij een andere aangemelde instantie; - de technische documentatie. 3. Op basis van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of de drukapparatuur in overeenstemming is met de eisen van dit besluit en moet inzicht kunnen worden verkregen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van de drukapparatuur. De technische documentatie omvat : - een algemene beschrijving van de drukapparatuur; - ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema's van delen, onderdelen, leidingen enz.; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van de drukapparatuur; - een lijst van de in artikel 13 bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de essentiële eisen van dit besluit te voldoen ingeval de in artikel 13 bedoelde normen niet zijn toegepast; - de resultaten van de gemaakte ontwerpberekeningen, de verrichte onderzoeken enz.; - de keuringsrapporten; - van belang zijnde gegevens over de goedkeuring van de fabricage- en controleprocédés en over de kwalificatie of goedkeuring van het betrokken personeel overeenkomstig de punten 3.1.2 en 3.1.3 van bijlage I. 4. De aangemelde instantie onderzoekt het ontwerp en de constructie van elk drukapparaat en verricht tijdens de fabricage de passende onderzoeken als beschreven in de in artikel 13 van dit besluit bedoelde van belang zijnde norm(en) of daarmee gelijkwaardige onderzoeken en proeven, teneinde na te gaan of het drukapparaat in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. De aangemelde instantie zal met name : - de technische documentatie onderzoeken wat betreft het ontwerp en de fabricageprocédés; - de gebruikte materialen beoordelen als deze niet in overeenstemming zijn met de toepasselijke geharmoniseerde normen of met een Europese materiaalgoedkeuring voor drukapparatuur en het door de fabrikant van het materiaal overeenkomstig punt 4.3 van bijlage I afgegeven keuringsrapport controleren; - de methoden voor de permanente verbinding van de onderdelen goedkeuren dan wel controleren of deze eerder zijn goedgekeurd, overeenkomstig punt 3.1.2 van bijlage I; - de krachtens de punten 3.1.2 en 3.1.3 van bijlage I vereiste kwalificatie of goedkeuringen controleren; - de in punt 3.2.1 van bijlage I bedoelde eindinspectie verrichten, de in punt 3.2.2 van bijlage I bedoelde proef verrichten of laten verrichten en de eventuele veiligheidsvoorzieningen onderzoeken. 4.1. De aangemelde instantie brengt haar identificatienummer aan op ieder drukapparaat of laat dat doen en stelt een verklaring van overeenstemming betreffende de verrichte proeven op. Die verklaring wordt gedurende tien jaar bewaard. 4.2. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet in staat zijn de verklaringen van overeenstemming van de aangemelde instantie over te leggen indien daarom wordt verzocht.

Module H (volledige kwaliteitsborging) 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant die voldoet aan de in punt 2 genoemde verplichtingen garandeert en verklaart dat de drukapparaten in kwestie voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op alle drukapparatuur de CE-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. De CE-markering gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4. 2. De fabrikant hanteert voor ontwerp, fabricage, eindinspectie en beproeving een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 3, en is onderworpen aan het in punt 4 bedoelde toezicht. 3. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag om beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag omvat : - alle van belang zijnde informatie voor de bedoelde drukapparatuur; - de documentatie over het kwaliteitssysteem. 3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de drukapparatuur aan de desbetreffende eisen van dit besluit voldoet.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem zorgt ervoor dat de procedure- en kwaliteitsmaatregelen zoals kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd.

De documentatie bevat met name een passende beschrijving van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot ontwerp en kwaliteit van de drukapparatuur; - de technische ontwerpspecificaties, met inbegrip van de normen die worden toegepast en, indien de in artikel 13 bedoelde normen niet volledig worden toegepast, de middelen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat wordt voldaan aan de essentiële eisen van dit besluit die op de drukapparatuur van toepassing zijn; - de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procédés en systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de drukapparatuur, met name wat betreft de materialen overeenkomstig punt 4 van bijlage I; - de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procédés, en met name de methoden voor het permanent verbinden van onderdelen, goedgekeurd overeenkomstig punt 3.1.2 van bijlage I, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; - de kwaliteitsrapporten, zoals inspectieverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie of goedkeuring van het betrokken personeel, met name van het personeel dat belast is met de permanente verbinding van de onderdelen en het niet-destructieve onderzoek overeenkomstig de punten 3.1.2 en 3.1.3 van bijlage I; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en drukapparatuurkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. De elementen van het kwaliteitssysteem die in overeenstemming zijn met de desbetreffende geharmoniseerde norm worden geacht in overeenstemming te zijn met de dienovereenkomstige eisen, bedoeld in punt 3.2.

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient ervaring te hebben met het beoordelen van de drukapparatuurtechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. Er moet in een beroepsprocedure worden voorzien. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat dit systeem passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabriek naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de ontwerp-, fabricage-, inspectie-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op het ontwerp, zoals resultaten van analyses, berekeningen, proeven enz.; - de kwaliteitsrapporten als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op de fabricage, zoals inspectieverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om zich ervan te vergewissen dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. De frequentie van de periodieke controles moet zo worden gekozen dat om de drie jaar een volledige nieuwe beoordeling wordt uitgevoerd. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. De noodzaak van die extra bezoeken, en de frequentie ervan, wordt bepaald op basis van een systeem van controle met bezoeken dat door de aangemelde instantie wordt toegepast. In het systeem van controle met bezoeken worden in het bijzonder de volgende factoren betrokken : - de categorie van de apparatuur; - de resultaten van vroegere bezoeken in het kader van het toezicht; - de noodzaak toezicht te houden op corrigerende maatregelen; - speciale voorwaarden die zijn verbonden aan de goedkeuring van het kwaliteitssysteem, indien van toepassing; - significante wijzigingen van de organisatie van de fabricage, de maatregelen of de technieken.

Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien een proef heeft plaatsgevonden, een proefverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van de laatste drukapparatuur de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten : - de in punt 3.1, tweede alinea, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4, tweede alinea, bedoelde wijzigingen; - de in de punten 3.3, laatste alinea, en 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de Lid-Staten in kennis van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken kwaliteitssysteemgoedkeuringen en, op verzoek, over de door haar afgegeven kwaliteitssysteemgoedkeuringen. Iedere aangemelde instantie moet voorts de andere aangemelde instanties in kennis stellen van de terzake dienende informatie over de door haar ingetrokken of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen.

Module H1 (volledige kwaliteitsborging met controle van het ontwerp en bijzonder toezicht op de eindcontrole) 1. Naast de bepalingen van module H zijn ook de volgende bepalingen van toepassing : a) De fabrikant dient bij de aangemelde instantie een aanvraag voor onderzoek van het ontwerp in.b) De aanvraag moet inzicht verschaffen in ontwerp, fabricageproces en werking van de drukapparatuur en beoordeling van de overeenstemming met de desbetreffende eisen van dit besluit mogelijk maken. De aanvraag omvat : - de technische specificaties van het ontwerp, met inbegrip van de normen, die zijn toegepast; - het nodige bewijsmateriaal ter bevestiging van de geschiktheid daarvan, met name wanneer de in artikel 13 bedoelde normen niet volledig zijn toegepast. Dit bewijsmateriaal moet de resultaten van de proeven omvatten die door het daarvoor in aanmerking komende laboratorium van de fabrikant of voor diens rekening zijn uitgevoerd. c) De aangemelde instantie onderzoekt de aanvraag en indien het ontwerp voldoet aan de desbetreffende bepalingen van dit besluit, verstrekt zij de aanvrager een verklaring van EG-ontwerponderzoek.De verklaring bevat de conclusies van het onderzoek, de voorwaarden voor de geldigheid van de verklaring, de noodzakelijke gegevens voor identificatie van het goedgekeurde ontwerp en, in voorkomend geval, een beschrijving van de werking van de drukapparatuur of de bijbehorende voorzieningen. d) De aangemelde instantie die de verklaring van EG-ontwerponderzoek heeft afgegeven, wordt door de aanvrager in kennis gesteld van alle in het goedgekeurde ontwerp aangebrachte wijzigingen.Voor wijzigingen in het goedgekeurde ontwerp moet aanvullende goedkeuring worden verleend door de aangemelde instantie die de verklaring van EG-ontwerponderzoek heeft afgegeven, indien dergelijke wijzigingen van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de essentiële eisen van dit besluit of de voor de drukapparatuur voorgeschreven gebruiksomstandigheden. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op de oorspronkelijke verklaring van EG-ontwerponderzoek. e) Iedere aangemelde instantie moet voorts de andere aangemelde instanties in kennis stellen van de van belang zijnde informatie over de door haar ingetrokken of geweigerde verklaringen van EG-ontwerponderzoek. 2. De in punt 3.2 van bijlage I bedoelde eindcontrole staat onder verscherpt toezicht van de aangemelde instantie, die daartoe onaangekondigde bezoeken aflegt. In het kader van die bezoeken moet de aangemelde instantie overgaan tot controles op de drukapparatuur.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage IV CE-MARKERING De CE-markering bestaat uit de letters "CE" die in de volgende vorm worden weergegeven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij vergroting of verkleining van de CE-markering moeten de verhoudingen die in de bovenstaande gegradueerde afbeelding zijn aangegeven, in acht worden genomen.

De onderscheiden onderdelen van de CE-markering moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minimaal 5 mm moet bedragen.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage V EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING De EG-verklaring van overeenstemming moet de volgende gegevens bevatten : - naam en adres van de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde; - een beschrijving van de drukapparatuur of het samenstel; - de gevolgde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure; - bij samenstellen, een beschrijving van de drukapparaten waaruit het samenstel bestaat, alsmede de gevolgde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures; - in voorkomend geval, naam en adres van de aangemelde instantie die de keuring heeft verricht; - in voorkomend geval, een verwijzing naar het certificaat van EG-typeonderzoek, het certificaat van EG-ontwerponderzoek of het EG-certificaat van overeenstemming; - in voorkomend geval, naam en adres van de aangemelde instantie die toeziet op het kwaliteitsborgingssysteem van de fabrikant; - in voorkomend geval, de vindplaatsen van de toegepaste geharmoniseerde normen; - in voorkomend geval, de andere technische specificaties die zijn gebruikt; - in voorkomend geval, de verwijzingen naar de andere Gemeenschapsrichtlijnen die zijn toegepast; - identiteit van de ondertekenaar die gemachtigd is de verklaring voor de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde te ondertekenen.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^