Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juli 2007
gepubliceerd op 10 september 2007

Koninklijk besluit dat het koninklijk besluit aanvult van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007023178
pub.
10/09/2007
prom.
13/07/2007
ELI
eli/besluit/2007/07/13/2007023178/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JULI 2007. - Koninklijk besluit dat het koninklijk besluit aanvult van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg heeft een artikel 40bis ingevoegd in de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders waardoor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan zijn schuldenaars op minnelijke wijze afbetalingstermijnen kan toestaan, volgens de voorwaarden en modaliteiten die na advies van het Beheerscomité van voornoemde Rijksdienst bepaald moeten worden. Dit is het voorwerp van het huidige besluit.

In een verslag van het Rekenhof dat in juni 2004 werd ingediend bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers werd een kritische analyse gemaakt van de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid doorgevoerde invorderingen.

In dit verslag werd onder andere vermeld dat bijna 80 % van de beslissingen genomen door de Arbeidsrechtbanken, beslissingen bij verstek zijn en dat wanneer er een debat is, dat meestal betrekking heeft op het verkrijgen van afbetalingstermijnen, daar het gaat om bijdragen die door de werkgever werden aangegeven.

De vastgestelde voorwaarden waaraan een werkgever die tijdelijke moeilijkheden ondervindt, moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor de minnelijke invordering, zijn als volgt : 1° De werkgever die een afbetalingsplan wenst te verkrijgen, mag niet gerechtelijk worden vervolgd : men is inderdaad van oordeel dat een werkgever die reeds gerechtelijk wordt vervolgd, niet beantwoordt aan de voorwaarde van moeilijkheden van tijdelijke aard.De minnelijke invordering is dus onverenigbaar met een gerechtelijke vervolging. « Behalve in de veronderstelling dat bedoelde rechtsvervolgingen betrekking hebben op schulden waarover een als dusdanig erkende principiële betwisting bestaat. » In deze denkbeeldige situatie geeft de betwiste schuld aanleiding tot specifieke juridische debatten en staat deze niet gelijk met structurele moeilijkheden.

De toegekende termijnen moeten minstens slaan op alle schulden waarvan de (wettelijke of reglementaire) vervaltermijnen overschreden zijn (behalve de schulden die principieel worden betwist). Dit belet niet dat een werkgever op zijn moeilijkheden kan anticiperen en kan voorzien dat hij bijvoorbeeld vraagt om een termijn op 15 januari 2006 voor het 4e kwartaal 2005 vast te leggen, terwijl het pas "vervalt" op 31 januari 2006.

In het kader van de moeilijkheden die hij ondervindt, kan de werkgever een beroep doen op meerdere opeenvolgende plannen.

Opeenvolgende afbetalingsplannen : er wordt beschouwd dat een afbetalingsplan afgesloten is indien de schuld aangezuiverd is tegen de laatste termijn en dat het na deze laatste termijn te vervallen kwartaal binnen de vastgelegde termijnen betaald is (d.w.z. het volledige bedrag van de aangegeven bijdragen is betaald op de wettelijke of reglementaire vervaldatum indien het recht hierop is geopend).

Deze bepaling biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om een afbetalingsplan in vier maandelijkse schijven betreffende het 4e kwartaal 2005 (van 25.01.2005 tot 25.04.2005) toe te kennen en dit plan als afgesloten te beschouwen na betaling van de vier maandelijkse schijven en betaling van de bijdragen betreffende het 1ste kwartaal 2006 op 30 april 2006. Er kan desgevallend in het 2de kwartaal 2006 een nieuw plan in overweging worden genomen; een nieuw tijdsbestek van 18 maanden zal dan worden vastgelegd.

Met betrekking tot de modaliteiten - tijdsbestek van 18 maanden : het begrip "afbetalingsplan" is vervat in een enveloppe van maximaal 18 maanden. Deze termijn van 18 maanden wordt gerekend vanaf de datum van betaling van de eerste maandelijkse schijf.

Het begrip « tijdsbestek » wordt opnieuw geïnitialiseerd bij de toekenning van een nieuw afbetalingsplan (zie voorwaarden - opeenvolgende plannen). - 12 maandelijkse afbetalingen : alle kwartalen of schulden (wijzigende berichten) die in de periode opgenomen in het tijdsbestek van 18 maanden moeten vervallen, kunnen het voorwerp van een "onderafbetalingsplan" uitmaken. Het aantal per dergelijk plan toegestane maandelijkse afbetalingen zal evenwel nooit meer dan 12 bedragen en zal strikt worden beperkt tot de vervaldatum betreffende het tijdsbestek van 18 maanden.

Op zichzelf beschouwd kan een werkgever om "onderafbetalingsplannen" voor zeven opeenvolgende kwartalen en voor alle tijdens de periode van 18 maanden te vervallen debetwijzigingen verzoeken, waarbij het aantal toegestane maandelijkse afbetalingen vermindert bij het naderen van de vervaldatum van het tijdsbestek van 18 maanden. Praktisch beschouwd wordt niet meer voldaan aan de voorwaarde van "tijdelijke moeilijkheden".

Berekening van de maandelijkse schijven : de bedragen van de maandelijkse afbetalingen worden bepaald rekening houdend met alle toepasselijke sancties alsook met de interesten afgerond op de euro naar boven toe. De bedragen van de maandelijkse afbetalingen zijn gelijk en eventueel degressief.

Het is dus mogelijk dat het volledige bedrag van de maandelijkse afbetalingen iets meer dan de strikt berekende totale schuld bedraagt.

Na de laatste maandelijkse afbetaling zal een laatste updating plaatsvinden. In functie van de (al dan niet) nauwkeurige naleving van de voorziene betaaldata zal worden vastgesteld dat er een bescheiden teveel gestort bedrag (in mindering te brengen of terug te storten) of een te vorderen saldo aan aanvullende interesten is of dat de schuld perfect afbetaald is.

Een eerste onmiddellijke betaling biedt de Rijksdienst de mogelijkheid om snel vast te stellen dat een afbetalingsplan wordt nageleefd en stelt de werkgever in staat om snel aan de voorwaarden te voldoen inzake aflevering van geldige attesten of vrijstelling van inhoudingen op facturen.

Deze eerste « onmiddellijke » betaling dient plaats te vinden binnen de tien dagen die volgen op de vermoedelijke datum waarop de werkgever het afbetalingsplan ontvangt dat hem aangetekend wordt verzonden. Dit aangetekend schrijven wordt geacht te zijn ontvangen op de derde werkdag na de verzending.

Vervaldata voor de betalingen : worden vastgelegd met telkens één maand ertussen. De per subplan toegekende modaliteiten worden in het afbetalingsplan opgenomen en voorzien in gecumuleerde betalingen op dezelfde dag. De werkgever is dus niet verplicht om verschillende betalingen op elk ogenblik binnen de maand te verrichten. De Rijksdienst is evenmin ertoe gehouden het dossier op elk ogenblik te hernemen; het systematische en automatische toezicht wordt vergemakkelijkt.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

13 JULI 2007. - Koninklijk besluit tot aanvulling van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 40bis, ingevoegd bij de wet van 3 juli 2005;

Gelet op de wet van 3 juli 2005 houdende diverse, bepalingen betreffende het sociaal overleg, inzonderheid op artikel 50, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gewijzigd voor de laatst keer door het koninklijk besluit van 27 september 2006;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, gegeven op 25 november 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 januari 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 1 februari 2007;

Gelet op advies 42.527/1 van de Raad van State, gegeven op 11 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt een afdeling 4 ingevoegd, luidende : « Afdeling 4. Minnelijke invordering.

Onderafdeling 1. Voorwaarden.

Art. 43octies.De Rijksdienst kan minnelijke betalings- en uitsteltermijnen verlenen aan werkgevers schuldenaars die tijdelijke moeilijkheden ondervinden en die de volgende voorwaarden vervullen : - niet het voorwerp zijn van rechtsvervolgingen door de Rijksdienst, behalve in de veronderstelling dat bedoelde rechtsvervolgingen betrekking hebben op schulden waarover een als dusdanig erkende principiële betwisting bestaat; - de aanvraag om betalings- en uitsteltermijnen moet betrekking hebben op de totale vervallen schuld op de datum waarop de aanvraag is ingediend;

Art. 43nonies.Wanneer een werkgever, die in het verleden reeds tijdelijke moeilijkheden heeft ondervonden waarvoor een afbetalingsplan hem werd toegestaan, een nieuw afbetalingsplan aanvraagt voor een daaropvolgende schuld, gelden de volgende voorwaarden voor het onderzoek van dit plan : - de schulden waarvoor een afbetalingsplan voorheen werd toegekend, moeten volledig vereffend zijn; - de bijdragen betreffende het te vervallen kwartaal na de laatste maandelijkse afbetaling van het voorheen toegestane plan moeten betaald geweest zijn.

Onderafdeling 2. Modaliteiten.

Art. 43decies.§ 1. Het afbetalingsplan toegestaan aan de werkgever die de voorwaarden van artikelen 43octies et 43nonies vervult, en de eventuele subplannen die het omvat, geldt voor een maximumperiode van achttien maanden, waarbij het aantal toegestane maandelijkse afbetalingen nooit twaalf maandelijkse afbetalingen per vervallen kwartaal of schuld mag overschrijden.

Het afbetalingsplan wordt verzonden bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending. § 2. De Rijksdienst berekent de maandelijkse betalingen op een schuld die bepaald is rekening houdend met de toepasselijke burgerrechtelijke sancties en een berekening van de interesten, op een hele euro naar boven afgerond, waarbij wordt vooruitgelopen op de in het afbetalingsplan of -subplan voorziene vereffening van de bijdrageschuld.

Het plan of subplan voorziet steeds in een eerste onmiddellijke betaling binnen de tien dagen na de vermoedelijke datum van ontvangst van het afbetalingsplan.

De volgende vervaldata worden vastgelegd met een tussentijd van een maand.

In de veronderstelling dat de werkgever zou genieten van subplannen, voorzien de modaliteiten in het afbetalingsplan in betalingen die op dezelfde dag worden samengevoegd. »

Art. 2.Artikel 43 van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Art. 4.Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juli 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^