Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 december 2000
gepubliceerd op 16 januari 2001

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 oktober 1993 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012919
pub.
16/01/2001
prom.
13/12/2000
ELI
eli/besluit/2000/12/13/2000012919/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 oktober 1993 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op de artikelen 35 en 36;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 oktober 1993 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 november 1996;

Gelet op het in het Belgisch Staatsblad van 7 juli 1999 bekendgemaakte bericht;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 oktober 1993 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 november 1996, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.Er wordt een paritair comité opgericht, genaamd "Paritair Comité voor de socio-culturele sector", dat bevoegd is voor de werknemers in het algemeen en hun werkgevers, te weten de organisaties die geen winstgevend doel nastreven en die één of meerdere van de volgende activiteiten uitoefenen : 1. de culturele centra of elke organisatie die een vergelijkbare socio-culturele activiteit uitoefent en daar ruimten voor ter beschikking stelt;2. de bibliotheken, mediatheken, ludotheken, die voor iedereen toegankelijk zijn;de informatie- en documentatiecentra en archiefcentra; 3. de sportverenigingen, sportcentra en sportclubs : - als sportvereniging of sportclub wordt beschouwd elke organisatie die in het kader van de permanente vorming, belangeloos de lichamelijke opvoeding, de sport en het open-lucht-leven bevordert; - als sportcentrum wordt beschouwd een geheel of groep van gebouwen en infrastructuur die belangeloos ter beschikking worden gesteld voor het beoefenen van binnen- en buitensporten; 4. de niet-commerciële radioverenigingen en/of televisieverenigingen; de productie- en/of distributiecentra van allerhande media waarvan de hoofddoelstelling is de ondersteuning van de permanente educatie en het socio-cultureel werk en die op basis daarvan een erkenning hebben; 5. de initiatieven in de samenlevingsopbouw, met name elke organisatie waarvan de hoofddoelstelling is de ontwikkeling van projecten, structuren of netwerken die bijdragen tot de deelname aan en integratie tot het culturele, politieke, economische of sociale leven van één of meerdere bevolkingscategorieën, zoals onder meer etnisch-culturele minderheden;6. de organisaties voor volksontwikkeling, sociaal-cultureel werk en basiseducatie in het kader van de permanente educatie voor volwassenen met het oog op onder meer de persoonlijke, culturele, sociale, economische en politieke ontplooiing en participatie en op het in staat stellen van het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden;7. de organisaties met als doel de bescherming van het leefmilieu, de leefomgeving of het cultureel en historisch erfgoed en de verenigingen inzake de educatie ervan;8. het landelijk, regionaal of lokaal georganiseerd jeugdwerk;de jeugdcentra, de jeugdhuizen, de jeugdclubs, de jeugddiensten en de jeugdateliers; 9. de organisaties voor beroepsopleiding, beroepsvervolmaking en beroepsherscholing;10. de niet-commerciële toeristische organisaties;11. de organisaties voor ontwikkelingssamen-werking of ontwikkelingseducatie;12. de organisaties ter bevordering van een gedachtegoed;13. de musea en de ermee verbonden educatieve diensten;14. de verenigingen ter bevordering van plastische en literaire kunst of tot organisatie van evenementen of tentoonstellingen van werken die met deze kunsten verband houden;15. de organisaties die de in bovenvermelde punten opgesomde organisaties begeleiden of ondersteunen.»

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.Het Paritair Comité voor de socio-culturele sector is niet bevoegd voor : 1. de werknemers tewerkgesteld door de in artikel 1 vermelde werkgevers aan activiteiten ressorterende onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf of van het Paritair Comité voor het vermakelijkheidsbedrijf;2. de centra voor middenstandsopleiding;3. de politieke partijen;4. de betaalde sportbeoefenaars;5. de werkgevers die, op basis van de verrichte activiteit, ressorteren onder een ander daarvoor specifiek bevoegd paritair comité.»

Art. 3.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 december 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 28 oktober 1993, Belgisch Staatsblad van 17 november 1993.

Koninklijk besluit van 13 november 1996, Belgisch Staatsblad van 29 november 1996.

^