gepubliceerd op 17 september 2004
Koninklijk besluit betreffende de leeftijd van oprustpensioenstelling van officieren die bepaalde bijzondere functies bekleden
13 AUGUSTUS 2004. - Koninklijk besluit betreffende de leeftijd van oprustpensioenstelling van officieren die bepaalde bijzondere functies bekleden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten op de militaire pensioenen, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 11 augustus 1923, inzonderheid op artikel 3, A, 4° en 5°, vervangen bij de wet van 13 juli 1934; Gelet op de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, inzonderheid op artikel 115, derde lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 maart 1956 betreffende de leeftijd van oprustpensioenstelling van de militaire commandant van het Paleis der Natie;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1959 betreffende de leeftijd van oprustpensioenstelling van het hoofd van 's Konings Militair Huis;
Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 24 maart 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 april 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Werk en Pensioenen van 24 oktober 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 22 juni 2004;
Gelet op advies Nr. 37.499/4 van de Raad van State, gegeven op 13 juli 2004;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het hoofd van het Militair Huis van de Koning kan in werkelijke dienst worden gehouden, na de leeftijd van oprustpensioenstelling geldend voor de graad die hij bekleedt.
Hij wordt in dit geval evenwel op rustpensioen gesteld uiterlijk na afloop van het trimester tijdens hetwelk hij de leeftijd van zeven en zestig jaar bereikt.
Art. 2.De chef defensie wordt in werkelijke dienst gehouden na de leeftijd van oprustpensioenstelling geldend voor de graad die hij bekleedt.
Hij wordt evenwel op rustpensioen gesteld op het einde van zijn mandaat dat een aanvang genomen heeft vóór het einde van het trimester waarin hij de leeftijdsgrens heeft bereikt verbonden aan de graad die hij bekleedt.
Art. 3.De militaire commandant van het Paleis der Natie kan, op voorstel van de voorzitters van de Wetgevende Kamers, in werkelijke dienst worden gehouden na de leeftijd van oprustpensioenstelling geldend voor de graad die hij bekleedt.
Hij wordt in dit geval evenwel op rustpensioen gesteld uiterlijk na afloop van het trimester tijdens hetwelk hij de leeftijd van vijf en zestig jaar bereikt.
Art. 4.De officieren bedoeld in onderhavig besluit kunnen niet meer benoemd worden in een hogere graad zodra ze de leeftijd bereikt hebben waarop de officieren van hun graad dit niet meer kunnen worden.
Art. 5.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 13 maart 1956 betreffende de leeftijd van oprustpensioenstelling van de militaire commandant van het Paleis der Natie;2° het koninklijk besluit van 22 juni 1959 betreffende de leeftijd van oprustpensioenstelling van het hoofd van 's Konings Militair Huis.
Art. 6.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Athene, 13 augustus 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT