gepubliceerd op 24 oktober 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen inzake de pensioenen van de vrijwillige verzekerden
12 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen inzake de pensioenen van de vrijwillige verzekerden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, samengeordend door het besluit van de Regent van 12 september 1946, inzonderheid op de artikelen 20 en 22 opgeheven door de wet van 12 februari 1963 en opnieuw opgenomen bij het koninklijk besluit nr. 478 van 5 december 1986;
Gelet op de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden, inzonderheid op artikel 18, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 478 van 5 december 1986 en bij de wet van 22 februari 1998;
Gelet op de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, inzonderheid op artikel 9, tweede lid, 1°, gewijzigd bij de herstelwet van 10 februari 1981;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1982 tot vaststelling van de wijze van uitbetaling van het jaarlijks bedrag van de met de rijksbijdrage verhoogde rente gevestigd door stortingen van vrijwillig verzekerden in het kader van de samengeordende wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, inzonderheid op artikelen 2, 3 en 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 mei 1987 tot wijziging van sommige bepalingen inzake de pensioenen van de vrijwillig verzekerden, inzonderheid op de artikelen 3, 4 en 5, § 3, 2°;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de maatregelen betreffende de rationalisatie van het beheer van de renten en de pensioenen ten behoeve van de vrijwillig verzekerden wegens de overname ervan door de Rijksdienst voor Pensioenen op 1 januari 1999, onverwijld moeten worden getroffen;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 7 mei 1987 tot wijziging van sommige bepalingen inzake de pensioenen van de vrijwillig verzekerden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 april 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. Wanneer het jaarlijks bedrag van een rente gevestigd door stortingen van vrijwillig verzekerde in het kader van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, samengeordend door het besluit van de Regent van 12 september 1946 verhoogd met de rijksbijdrage, of van een pensioen gevestigd door stortingen in het kader van artikel 3, §§ 1 en 2 van de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden, lager is dan F 90 000 wordt deze rente of dit pensioen uitbetaald door een enige storting overeenstemmend met de contante waarde ervan.
Indien het een ouderdomsrente of -pensioen betreft, wordt deze contante waarde eventueel verhoogd met de reserve betreffende de verzekering van de rente of het pensioen van overlevende.
De uitbetaling door een enige storting bevrijdt de schuldplichtige instelling van haar verplichtingen jegens de gerechtigde en zijn eventuele weduwe. § 2. Het bepaalde in § 1 is van toepassing voor de gerechtigden aan wie één van de in § 1 bedoelde voordelen voor de eerste maal betaald wordt na 1 november 1998, alsook wiens rechten op één van deze voordelen reeds vóór deze datum zijn ingegaan. »
Art. 2.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. Wanneer het jaarlijks bedrag van een rente gevestigd door stortingen van vrijwillig verzekerde in het kader van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, samengeordend door het besluit van de Regent van 12 september 1946 verhoogd met de rijksbijdrage, of van een pensioen gevestigd door stortingen in het kader van artikel 3, §§ 1 en 2 van de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en overlevingspensioen ten behoeve van de vrijwillig verzekerden, en die niet uitbetaald werd door een enige storting overeenstemmend met de contante waarde ervan gelegen is tussen F 90 000 en F 120 000 per jaar, wordt deze jaarlijks na vervallen termijn uitbetaald.
Wanneer het bedrag van het in het eerste lid bedoeld voordeel minstens F 120 000 per jaar bereikt, wordt dit driemaandelijks na vervallen termijn uitbetaald. § 2. Het bepaalde in § 1 is van toepassing voor de gerechtigden aan wie, één van de in § 1 bedoelde voordelen, voor de eerste maal betaald wordt na 1 november 1998, alsook op de gerechtigden wiens rechten op één van deze voordelen reeds vóór deze datum zijn ingegaan. »
Art. 3.Onverminderd artikel 14 van de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en overlevingspensioenregeling en, van artikelen 12 tot 14, 21 § 2 en 24 tot 26 van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, samengeordend door het besluit van de Regent van 12 september 1946, wordt het saldo van het omslagfonds bedoeld in artikel 22 van dezelfde wetten aangewend voor de financiering van de uitbetaling door een enige storting overeenstemmend met de contante waarde van de ouderdomsrenten of- pensioenen, eventueel verhoogd met de reserve betreffende de verzekering van de rente of het overlevingspensioen, voorzien in artikel 18, § 2, tweede lid en § 3 van de wet van 12 februari 1963, die niet gedekt zijn door wiskundige reserves.
Art. 4.Worden opgeheven : 1° de artikelen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 20 april 1982 tot vaststelling van de wijze van uitbetaling van het jaarlijks bedrag van de met de rijksbijdrage verhoogde rente gevestigd door stortingen van vrijwillig verzekerden in het kader van de samengeordende wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood;2° artikel 5, § 3, 2°, van het koninklijk besluit van 7 mei 1987 tot wijziging van sommige bepalingen inzake de pensioenen van de vrijwillig verzekerden.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 november 1998.
Art. 6.Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 oktober 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA