gepubliceerd op 06 juli 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs betreffende de arbeidsvoorwaarden van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen van het vrij onderwijs, basis en/of secundair, gewoon en buitengewoon, gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs
12 MEI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs betreffende de arbeidsvoorwaarden van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen van het vrij onderwijs, basis en/of secundair, gewoon en buitengewoon, gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs betreffende de arbeidsvoorwaarden van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen van het vrij onderwijs, basis en/of secundair, gewoon en buitengewoon, gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 mei 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001 Arbeidsvoorwaarden van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen van het vrij onderwijs, basis en/of secundair, gewoon en buitengewoon, gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap die ressorteren onder het Paritair Comité voor bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs (Overeenkomst geregistreerd op 3 januari 2003 onder het nummer 64897/CO/225) I. Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen van het vrij onderwijs, basis en/of secundair, gewoon en/of buitengewoon, gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs.
II. Functieclassificatie en minimumloon 1. Administratie 1.1. Uitvoerende werkzaamheden 1.1.1. Categorie 1 Bedienden waarvan de functie gekenmerkt wordt door de correcte uitvoering van een eenvoudig werk van secundaire aard.
Het gaat niet om functies waarbij een beroep gedaan wordt op een persoonlijk initiatief, maar zij moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de regels die op voorhand zijn vastgelegd.
Valt onder deze categorie : - de bode.
Hun minimumloon is vastgelegd volgens bijlage 1. 1.1.2. Categorie 2 Bedienden waarvan de functie gekenmerkt worden door : - de correcte uitvoering van eenvoudige werkzaamheden waarvan de verantwoordelijkheid beperkt wordt door een directe controle; - een beperkte assimilatietijd die het mogelijk maakt handigheid te verwerven in een bepaald werk.
Vallen onder deze categorie : - opstellers; - bibliotheekhulpen.
Hun minimumloon is vastgelegd volgens bijlage 2. 1.2. Conceptwerkzaamheden Bedienden waarvan de functie gekenmerkt wordt door een autonoom, afwisselend werk, dat gewoonlijk initiatief vraagt, redenering van diegene die het uitvoert en de verantwoordelijkheid van de uitvoering met zich meebrengt.
Vallen onder deze categorie : - beheerder multimedia; - financieel beheerder; - beheerder van culturele, sportieve infrastructuren, restaurant,...; - bibliothecaris.
Hun minimumloon is vastgelegd volgens bijlage 3. 2. Opvoeders Vallen onder deze categorie : - opzichters. Hun minimumloon is vastgelegd volgens bijlage 1. - opzichters-animatoren.
Hun minimumloon wordt vastgelegd volgens bijlage 2. - studiemeesters.
Hun minimumloon wordt vastgelegd volgens bijlage 3. 3. Paramedici Vallen onder deze categorie : - logopedisten; - ergotherapeuten; - verpleegkundigen; - sociaal assistenten; - psychologen.
Hun minimumloon wordt vastgelegd volgens bijlage 4. 4. Animator (buiten uurrooster) Vallen onder deze categorie : - animatoren (kunst, sport, talen, informatica). Hun minimumloon wordt vastgelegd volgens bijlage 2. 5. Onderwijsopdrachten Vallen onder deze categorie : - opvoeder : lagere/kleuterschool. Hun loon wordt vastgelegd volgens bijlage 3. - kinderverzorgsters.
Hun loon wordt vastgelegd volgens bijlage 5. - speciale taalleerkrachten.
Hun loon wordt vastgelegd volgens bijlage 6.
III. Indexering De maandelijkse loonschalen worden geïndexeerd overeenkomstig de loonschalen van het openbaar ambt, namelijk telkens als de spilindex wordt overschreden door de afgevlakte gezondheidsindex.
IV. Arbeidsduur
Artikel 1.Arbeidsduur.
De wekelijkse arbeidsduur bedoeld in artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971) wordt verminderd tot gemiddeld 36 uren per week vanaf 1 januari 2002.
Art. 2.Toepassing van artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 2.1. De arbeidsduur van 36 uren is een wekelijks gemiddelde dat moet nageleefd worden over een jaar van 12 opeenvolgende maanden.
Het refertejaar loopt in principe van 1 september tot 31 augustus, behalve indien er een afwijking opgenomen is in het arbeidsreglement.
Het aantal voltijdse arbeidsuren over het refertejaar bedraagt 1 872 uren, met inbegrip van de uren gelijkgesteld aan de arbeidsduur en de uren die betrekking hebben op een periode van schorsing van de uitvoering van het contract bepaald door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidscontracten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978).
Het arbeidsreglement zal het aantal arbeidsuren over het refertejaar verduidelijken voor alle variabele uurroosters, en dit met inbegrip van de deeltijdse uurroosters.
Er is geen enkele loontoeslag verschuldigd, voorzover het jaarlijkse gemiddelde van de uurroosters wordt nageleefd binnen de grenzen vastgelegd in deze collectieve arbeidsovereenkomst, ongeacht de toepassing van de wet van 16 juni 1971. 2.2. De normale daglimiet voor voltijdse arbeid bedraagt 7 uren 12 minuten en de normale weeklimiet voor voltijdse arbeid bedraagt 36 uren.
Het arbeidsreglement zal de normale dag- en weeklimiet voor alle variabele uurroosters verduidelijken, met inbegrip van de deeltijdse uurroosters.
Deze limieten moeten worden nageleefd tijdens de dagen van de schoolsluiting van de instelling. 2.3. Het aantal uren dat zal kunnen worden gepresteerd boven of beneden de normale daglimiet zal worden vastgelegd in het arbeidsreglement. Het aantal uren dat zal kunnen worden gepresteerd boven of beneden de normale daglimiet zal in geen geval 2 uren mogen overschrijden. 2.4. Het aantal uren dat zal kunnen worden gepresteerd boven de normale daglimiet zal worden vastgelegd in het arbeidsreglement. Het aantal uren dat zal kunnen worden gepresteerd boven de normale weeklimiet zal in geen geval 5 uren mogen overschrijden zonder dat de arbeidsduur 41 uren mag overschrijden. 2.5. Overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 25 juni 1990 en in afwijking op artikel 4 hiervan zijn de kredieturen voor de deeltijdse werknemers die hun prestaties uitvoeren volgens een variabel uurrooster, waarvoor geen loontoeslag moet betaald worden, gelijk aan de bijkomende uren die zijn vastgelegd in het arbeidsreglement, boven de gemiddelde wekelijkse duur vermeld in het contract, voor zover het jaarlijkse gemiddelde van de gemiddelde wekelijkse duur vermeld in het contract nageleefd wordt binnen de grenzen vastgelegd in deze collectieve overeenkomst.
Overeenkomstig artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 wordt de referteperiode verlengd tot 1 jaar. 2.6. Deze collectieve overeenkomst wijkt niet af van deze van 25 juni 1991 betreffende de deeltijdse arbeid in uitvoering van de artikels 181 en 189 van de programmawet van 22 december 1989, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 september 1991.
V. Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2002 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd mits naleving van een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de gesubsidieerde instellingen van het vrij onderwijs.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE
Bijlagen bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs Bijlage 1 : loonschaal bode, opzichters.
Bijlage 2 : loonschaal opstellers, bibiliotheekhulpen, studiemeesters-animatoren, animatoren (kunst, sport, talen, informatica).
Bijlage 3 : loonschaal beheerders multimedia, financiële beheerders, beheerders culturele, sportieve infrastructuur, restaurant,..., bibliothecarissen, studiemeesters, opvoeders lagere / kleuterscholen.
Bijlage 4 : loonschaal logopedisten, ergotherapeuten, verpleegkundigen, sociaal assistenten, psychologen.
Bijlage 5 : loonschaal kinderverzorgsters.
Bijlage 6 : loonschaal van de speciale taalleerkrachten.
Bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs 1. Brutojaarloon bij indexcijfer 1,2682 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.Brutomaandloon in 13,92 : de toepassing van deze loonschaal houdt de betaling in van een eindejaarspremie gelijk aan een dertiende maand.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Brutomaandloon zonder eindejaarspremie.De betaling van dit brutomaandloon heeft tot gevolg dat geen enkele eindejaarspremie verschuldigd is.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 2 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs. 1. Brutojaarloon bij indexcijfer 1,2682. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Brutomaandloon in 13,92 : de toepassing van deze loonschaal houdt de betaling in van een eindejaarspremie gelijk aan een dertiende maand. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Brutomaandloon zonder eindejaarspremie.De betaling van dit brutomaandloon heeft tot gevolg dat geen enkele eindejaarspremie verschuldigd is.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 3 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs. 1. Brutojaarloon bij indexcijfer 1,2682. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Brutomaandloon in 13,92 : de toepassing van deze loonschaal houdt de betaling in van een eindejaarspremie gelijk aan een dertiende maand. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Brutomaandloon zonder eindejaarspremie.De betaling van dit brutomaandloon heeft tot gevolg dat geen enkele eindejaarspremie verschuldigd is.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 4 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs. 1. Brutojaarloon bij indexcijfer 1,2682. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Brutomaandloon in 13,92 : de toepassing van deze loonschaal houdt de betaling in van een eindejaarspremie gelijk aan een dertiende maand. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Brutomaandloon zonder eindejaarspremie.De betaling van dit brutomaandloon heeft tot gevolg dat geen enkele eindejaarspremie verschuldigd is.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 5 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs. 1. Brutojaarloon bij indexcijfer 1,2682. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Brutomaandloon in 13,92 : de toepassing van deze loonschaal houdt de betaling in van een eindejaarspremie gelijk aan een dertiende maand. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Brutomaandloon zonder eindejaarspremie.De betaling van dit brutomaandloon heeft tot gevolg dat geen eindejaarspremie verschuldigd is.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 6 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs. 1. Brutojaarloon bij indexcijfer 1,2682. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Brutomaandloon in 13,92 : de toepassing van deze loonschaal houdt de betaling in van een eindejaarspremie gelijk aan een dertiende maand. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Brutomaandloon zonder eindejaarspremie.De betaling van dit brutomaandloon heeft tot gevolg dat geen eindejaarspremie verschuldigd is.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE Toelichting bij de overeenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het gesubsidieerd vrij onderwijs op 20 december 2001 betreffende de loonvoorwaarden toepasbaar op de werkgevers en de werknemers van de inrichtingen van het vrij, basis- en/of secundair, gewoon en bijzonder onderwijs die gesubsidieerd worden door de Franse Gemeenschap en die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs 1. De uitgeoefende functies, en niet de titels, vormen de basis voor de loonschaalclassificatie 2.De sociale partners die deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben uitgewerkt hebben getracht om zo veel mogelijk te verwijzen naar de gecodificeerde loonschalen van de subsidies wedden die worden toegekend aan het gesubsidieerd personeel van het administratief en onderwijzend personeel en hun evolutie te volgen.
De sociale partners hebben dus de gecodificeerde loonschalen van de subsidies wedden die worden toegekend aan het gesubsidieerd personeel van het administratief en onderwijzend personeel omgezet volgens de volgende formule : (Me x 12) + X + Y = (Mi x 12) + X1 + Y2 of (Me x 12) + X + Y = (Mi' x 12) + X1 Me : bruto geïndexeerd maandloon van het gesubsidieerd onderwijzend personeelslid X : vakantiegeld van het gesubsidieerd onderwijzend personeelslid Y : sociale eindejaarsprogrammatie van het gesubsidieerd onderwijzend personeelslid Mi : bruto geïndexeerd maandloon van het contractueel onderwijzend personeelslid als het een eindejaarspremie ontvangt Mi' : bruto geïndexeerd maandloon van het contractueel onderwijzend personeelslid als het geen eindejaarspremie ontvangt X1 : vakantiegeld van de bedienden Y2 : Eindejaarspremie gelijk aan het maandloon van de maand december De formule is een algemene formule die het mogelijk maakt om te komen tot een gelijkwaardig bruto jaarloon op basis van volledige prestaties en voor zover het personeelslid aanspraak kan maken op een volledige eindejaarspremie en op volledig vakantiegeld.
De betaling van het vakantiegeld is gereglementeerd door de reglementering betreffende de jaarlijkse vakantie van de loontrekkenden.
Zonder dat men deze moet interpreteren volgens de redenering die heeft geleid tot de uitwerking ervan, classificeert de collectieve arbeidsovereenkomst, die de enige bron is van de individuele normatieve verplichtingen tussen de werkgevers en de werknemers in de praktijk de functies in verschillende loonschalen zonder referentiecodes. Deze loonschalen, die minima zijn, zullen indexeerbaar zijn en jaarlijks zal eind november een evaluatie worden gemaakt door de sociale partners zodra de jaarlijkse sociale programmatie bekend is. Op basis van deze evaluatie evalueren de sociale partners de noodzaak om de loonbedragen in de collectieve arbeidsovereenkomst te wijzigen.
In de praktijk is de maandloonschaal : (Me x 12) + X + Y = (Mi x 12) + X1 + Y2 = Z x 13.92 of (Me x 12) + X + Y = (Mi' x 12) + X1 = Z' x 12.92 Z en Z' is dus het maandloon voor een normale voltijdse prestatie waarbij het vakantiegeld en eventueel de eindejaarspremie komt.
Het maandloon Z en Z' heeft betrekking op alle elementen van het loon gekoppeld aan de normale arbeidsprestaties, waarop de werknemer rechtstreeks of onrechtstreeks recht heeft ten laste van zijn werkgever.
Deze elementen omvatten onder andere het loon in speciën of in natura, vast of variabel, alsook alle premies en voordelen waarop de werknemer recht heeft ten laste van de werkgever, wegens zijn normale arbeidsprestaties, dit wil zeggen prestaties vermeld in de arbeidswet en in de collectieve arbeidsovereenkomsten. De overlonen wegens overwerk zijn hier niet inbegrepen.
In geval van betaling van een Z-loon heeft de werknemer recht op een eindejaarspremie gelijk aan Z. 3. Ratio legis van de flexibiliteit : overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Cassatie is het loon de compensatie voor de (reële of gelijkgestelde) prestaties.In de sector van het gesubsidieerd vrij onderwijs stelt zich dus op een scherpe wijze de problematiek van de schoolvakanties waarvan de duur niet gedekt wordt door de vakantieperiode op grond van de wet van 28 juni 1971.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE