gepubliceerd op 28 juni 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters
12 MEI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 mei 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2003 Arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 14 oktober 2003 onder het nummer 68020/CO/128.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen van de handel in ruwe huiden en vellen die onder het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen ressorteren.
Met "werklieden" worden de werklieden en werksters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Classificatie van de functies en beloning
Art. 2.De minimumuurlonen van de meerderjarige werklieden worden op 1 april 2003, voor een arbeidstijdregeling van 38 uren per week, als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 3.De minimumuurlonen en de werkelijke uitbetaalde uurlonen van de werklieden worden verhoogd : a) met 0,08 EUR op 1 januari 2004 voor de ondernemingen met minder dan 40 werklieden;b) in afwijking op punt a) met 0,04 EUR op 1 oktober 2003 en met 0,04 EUR op 1 januari 2004 voor de ondernemingen met 40 en meer werknemers op 31 december 2002. Voor de punten a) en b), geldt dat de werklieden opgezegd met het oog op het conventioneel brugpensioen vanaf 2 april 2003 niet worden meegeteld voor de berekening van het aantal.
Art. 4.De werklieden die polyvalente taken uitoefenen worden bezoldigd volgens het minimumuurloon geldig voor de hoogste categorie van de uitgeoefende functies.
Art. 5.De minimumuurlonen van de minderjarige werklieden worden aan de volgende percentages van de bij artikel 2 bepaalde lonen vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 6.Onverminderd de bepalingen voorzien in de artikelen 2 tot 5, blijven gunstiger toestanden inzake de classificatie van de functies en de beloning, in het vlak van de onderneming of het gewest behouden. HOOFDSTUK III Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 7.De lonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 oktober 2001 betreffende de koppeling van de lonen en uitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, gesloten in het Paritair Comité voor het huiden- en lederbedrijf en vervangingsproducten. HOOFDSTUK IV. - Eindejaarspremie
Art. 8.De werklieden en regelmatige huisarbeiders die ten minste twaalf maanden door een arbeidsovereenkomst zijn gebonden, hebben recht op een eindejaarspremie die minimaal gelijk is aan 140 maal het uurloon van hun functie, verdiend op het einde van de maand november.
Art. 9.Het bedrag van de eindejaarspremie van de werklieden die in de loop van het jaar in of uit dienst treden, uitgezonderd degenen die om dringende redenen zijn ontslagen, is gelijk aan zoveel maal één twaalfde van het in artikel 8, vastgestelde bedrag als zij gedurende dat jaar maanden dienst in de onderneming tellen.
In geval van aanwerving vóór de 16de van de maand, wordt deze maand gelijkgesteld met een volledige maand tewerkstelling.
De maand tijdens dewelke de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, wordt gelijkgesteld met een volledige maand tewerkstelling, voor zover de overeenkomst eindigt na de 15de van de maand.
Art. 10.De eindejaarspremie wordt aan de werklieden uitbetaald tussen 15 en 31 december van het jaar waarop zij betrekking heeft of bij het weggaan van de werklieden.
Art. 11.Onverminderd de bepalingen voorzien in de artikelen 8 en 9, blijven gunstiger toestanden inzake de eindejaarspremie in het vlak van de onderneming of het gewest behouden. HOOFDSTUK V. - Kort verzuim
Art. 12.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten (Belgisch Staatsblad van 11 september 1963), gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 juli 1970, 22 juli 1970, 18 november 1975, 16 januari 1978, 12 augustus 1981, 8 juni 1984, 27 februari 1989, 7 februari 1991, 22 maart 1999, 9 januari 2000 en 10 augustus 2001, worden de volgende voordelen met behoud van het normaal loon toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werklieden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 13.Voor de toepassing van artikel 12, nrs. 2, 3, 5, 8 en 9 wordt het aangenomen of natuurlijk erkend kind gelijkgesteld met het wettelijk of gewettigd kind.
Art. 14.Voor de toepassing van artikel 12, nrs. 6 en 7, worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder, de overgrootvader, de overgrootmoeder van de echtgeno(o)t(e) van de werkman gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder, de overgrootvader en de overgrootmoeder van de werkman.14 Art14bis. Wat betreft het vaderschapsverlof en het adoptieverlof gelden de bepalingen van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001). HOOFDSTUK VI. - Anciënniteitsverlofdag
Art. 15.De anciënniteitsverlofdag wordt als volgt vastgesteld : - vanaf 7 jaren en meer dienst in de bedrijfstak : 1 dag. HOOFDSTUK VII. - Verlenging van de periode van vooropzeg
Art. 16.Voor de werknemers met een anciënniteit van meer dan 10 en minder dan 20 jaar wordt de wettelijke opzegtermijn, bij ontslag door de werkgever, van 4 op 6 weken gebracht. HOOFDSTUK VIII. - Geldigheid
Art. 17.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en is gesloten voor een onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd door één van de partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden, mits voorafgaandelijk overleg met de betrokken partijen, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen.
De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt gestuurd.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE