gepubliceerd op 06 augustus 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de syndicale vorming, die de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1993 vervangt, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, houdende coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 april 1972 betreffende de syndicale vorming van de werklieden en werksters tewerkgesteld in de scheikundige nijverheid, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het sectoraal akkoord 1995-1996
12 JUNI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de syndicale vorming, die de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1993 vervangt, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, houdende coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 april 1972 betreffende de syndicale vorming van de werklieden en werksters tewerkgesteld in de scheikundige nijverheid, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het sectoraal akkoord 1995-1996 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de syndicale vorming, die de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1993 vervangt, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, houdende coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 april 1972 betreffende de syndicale vorming van de werklieden en werksters tewerkgesteld in de scheikundige nijverheid, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het sectoraal akkoord 1995-1996.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 juni 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001 Syndicale vorming (Overeenkomst geregistreerd op 26 juli 2001 onder het nummer 58149/CO/116)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid ressorteren.
Met "arbeiders" wordt bedoeld : de arbeiders en arbeidsters.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van punt 7 van het Nationaal interprofessioneel akkoord van 15 juni 1971. Zij bepaalt de criteria, de toepassingsmodaliteiten en de financieringswijze dewelke toelaten een doelmatige vorming te verstrekken aan de effectieve of plaatsvervangende vertegenwoordigers van de arbeiders in de ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming op het werk of de syndicale afvaardiging van de ondernemingen bedoeld in artikel 1. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op de ondernemingen waar geen van voormelde organen bestaan en gelden voor de arbeiders die door de in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid vertegenwoordigde werknemersorganisaties als afgevaardigden van de werknemers worden beschouwd; dit tot maximum twee per jaar en per onderneming.
Art. 3.Teneinde de dialoog tussen de werkgever en de vertegenwoordigers van de arbeiders op het vlak van de onderneming te stimuleren, spannen de ondertekenende beroepsorganisaties zich in om de syndicale vorming van de afgevaardigden van de arbeiders te bevorderen, overeenkomstig artikel 2.
Art. 4.De financiële bijdrage van de werkgevers inzake de syndicale vorming wordt vastgesteld op 0,07 pct. van de onbegrensde brutolonen en wordt afgehouden van de bijdrage bepaald bij artikel 4 van de statuten van het "Sociaal Fonds van de scheikundige nijverheid" voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 april 1972, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten.
Wanneer er voor een bepaald boekjaar geen bijdrage geïnd wordt, wordt de financiële bijdrage op de reserves van het fonds geheven. Het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid bepaalt de verdeling tussen ondertekenende organisaties van het product van bedoelde bijdrage, alsmede zijn begrenzing tot een bepaald bedrag.
Een gedeelte van het product van de bijdrage waarover sprake in artikel 4 van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst wordt toegewezen aan de "Federatie van de Chemische Nijverheid van België" met het oog op het vervolmaken van de sociale vorming van de vertegenwoordigers van de werkgevers in de sociale dialoog.
De verdeling en de begrenzing voorzien in het tweede lid van dit artikel worden, met ingang van het jaar 2001, vastgelegd als volgt : - begrenzing : 793 259,2793 EUR in 2001 en 842 837,9842 EUR vanaf 2002. - verdeling : 644 523,1644 EUR in 2001 en 694 101,8694 EUR vanaf 2002 aan de vakbondsorganisaties.
Aan de Federatie van de Chemische Industrie van België, reeds toegekende 148 736,1149 EUR blijven onveranderd.
Art. 5.a) De arbeiders die betrokken zijn bij de syndicale vorming beoogd in deze collectieve arbeidsovereenkomst mogen op hun werk afwezig zijn om de door de in artikel 2 bedoelde werknemersorganisaties georganiseerde vormingscycli te volgen. b) Elk jaar delen bedoelde werknemersorganisaties aan de "Federatie van de Chemische Industrie van België" bij benadering het totaal aantal mede van de arbeiders van de sector voor wie de vormingscycli worden georganiseerd.c) Bedoelde werknemersorganisaties verwittigen de werkgevers minstens vier weken tevoren schriftelijk van de afwezigheid van hun leden.d) De arbeiders die worden uitgenodigd om aan deze vormingsdagen deel te nemen, staven hun werkelijke deelname, door middel van een bewijsstuk.e) Gelet op de problemen inzake arbeidsorganisatie en om zoveel mogelijk elk productieverlies te vermijden, moeten bedoelde werknemersorganisaties trachten te vermijden dat een al te groot aantal van hun leden tegelijkertijd wordt aangewezen om samen vormingscycli te volgen.Anderzijds, vergemakkelijken zij de vervanging van de afwezige arbeiders. Sommige omstandigheden, zoals de afwezigheid van andere arbeiders op dezelfde post, kunnen de deelname aan de cycli onmogelijk maken, op straffe van de goede werking van de onderneming te ontregelen. In dit geval verwittigt de werkgever de betrokken werknemersorganisatie. De geschillen die hieruit kunnen voortvloeien tussen de werkgever en de vakbondsafgevaardigden of de werknemersorganisaties bedoeld in artikel 2, maken het voorwerp uit van een bemiddeling tussen de "Federatie van de Chemische Industrie van België" en de betrokken werknemersorganisatie. f) Telkenjare, na het afsluiten van de leergangen en uiterlijk tegen 31 december, sturen de werknemersorganisaties aan de "Federatie van de Chemische Industrie van België" een syntheseverslag, waarin de inhoud van de gegeven programma's wordt samengevat, en een staat met vermelding van het aantal arbeiders per cursusdag, verdeeld per bedrijf (technische uitbatingseenheid).
Art. 6.a) Elk jaar maken de werknemersorganisaties bedoeld in artikel 2 aan de "Federatie van de Chemische Industrie van België" de inhoud bekend van de vormingsprogramma's, welke ook het niveau is waarop ze worden georganiseerd. b) De vorming beoogt de economische en sociale problemen, teneinde de vertegenwoordigers van de arbeiders in de gelegenheid te stellen in het belang van alle partijen hun taak te vervullen in de schoot van de onderneming.
Art. 7.De arbeiders ontvangen geen loon van de werkgever tijdens de periode gedurende welke zij aan vormingscycli deelnemen. De werkgever is er echter toe gehouden deze afwezigheidsdagen te erkennen als gerechtvaardigde afwezigheidsdagen, en ze als dusdanig te beschouwen voor de toepassing van de sociale wetgeving en van de in de scheikundige nijverheid en op het vlak van de onderneming van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten.
Overgang naar de euro
Art. 8.De artikelen of onderdelen ervan die in de eerste rij en de eerste en vierde kolom van de volgende rij(en) van onderstaande tabel worden vermeld, hebben betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een onbepaalde tijd. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1993, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en treedt in werking op 1 januari 2001.
Zij kan in gemeenschappelijk akkoord worden herzien tussen de partijen en door één van die partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.
De organisatie die daartoe het initiatief neemt, vermeldt de redenen van zijn opzegging en dient gelijktijdig amendementsvoorstellen in. De ondertekenende partijen verbinden er zich toe deze voorstellen in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid te bespreken binnen een termijn van één maand na hun ontvangst.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 juni 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX