gepubliceerd op 21 juli 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 februari 1999 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling
12 JUNI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 februari 1999 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964;
Gelet op de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 februari 1999 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling, inzonderheid op artikel 11;
Overwegende dat er onduidelijkheid is gerezen omtrent het statuut van de vergadering en de bestemmeling van het activiteitenverslag zoals bedoeld in artikel 11 van het koninklijk besluit van 10 februari 1999 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling;
Overwegende dat de Minister van Justitie verantwoordelijk is voor de goede werking van zijn administratieve diensten maar ook van administratieve rechtscolleges zoals de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling;
Overwegende dat het jaarlijkse activiteitenverslag dan ook bestemd moet zijn voor de Minister van Justitie die er de passende conclusies uit moet trekken.
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de leden van de vergadering zoals bedoeld in artikel 11 van het besluit van 10 februari 1999 het jaarverslag voor het werkingsjaar 1999 wensen te presenteren;
Overwegende dat de vermelde onduidelijkheid dan ook onmiddellijk moet worden weggewerkt;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 11, eerste lid, van het koninlijk besluit van 10 februari 1999 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt aangevuld als volgt : « Dit activiteitenverslag wordt vóór 31 maart aan de Minister van Justitie overgemaakt. »
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 1999.
Art. 3.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 juni 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGEN