Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 juli 2011
gepubliceerd op 17 augustus 2011

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 1989 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs en tot vaststelling van het aantal leden ervan

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2011203307
pub.
17/08/2011
prom.
12/07/2011
ELI
eli/besluit/2011/07/12/2011203307/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JULI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 1989 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs en tot vaststelling van het aantal leden ervan (1)


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit koninklijk besluit beoogt de tenuitvoerlegging van de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

De Raad van State, afdeling wetgeving, is van oordeel dat de ingevoerde regels niet als specifiek moeten worden beschouwd, aangezien zij niet afwijken van die welke van toepassing zijn op de andere paritaire comités. Het betreft algemene regels betreffende de collectieve arbeidsbetrekkingen voor het personeel uit het onderwijs die van toepassing zijn voor zover de Gemeenschappen geen specifieke regels ter zake invoeren.

Toelichting van de artikelen Het eerste artikel beoogt de text van het bevoegdheidsgebied te uniformiseren door de vermelding « door het Rijk » te schrappen.

Artikel 2 strekt er toe de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs nr. 225 uit te breiden tot de bedienden van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra en van de gesubsidieerde vrije beheerscentra in het basisonderwijs en zulks uitsluitend voor de Franse en de Duitstalige Gemeenschap. Dit is de wens van de sociale partners aangezien de materie in elke Gemeenschap op een andere wijze wordt geregeld.

Artikel 3 is enkel een uitvoeringsmaatregel.

Dit is de strekking van het koninklijk besluit dat ik u ter ondertekening voorleg.

Ik heb de eer te zijn, Sire Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

ADVIES 48.114/AV - 48.115/AV VAN 6 JULI 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, algemene vergadering, op 13 april 2010 door de Minister van Werk verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 15 juli 2010, van advies te dienen over : 1° een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 april 1975 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs » (48.114/AV); 2° een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 1989 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs en tot vaststelling van het aantal leden ervan » (48.115/AV), heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of deze ontwerpen in die beperkte bevoegdheid kunnen worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

STREKKING EN RECHTSGROND VAN DE ONTWERPEN 1. De om advies voorgelegde ontwerpen van koninklijk besluit strekken ertoe de bevoegdheid van twee paritaire comités, het Paritair Comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs (P.C. nr. 152) en het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs (P.C. nr. 225), uit te breiden.

Daartoe worden respectievelijk het koninklijk besluit van 21 april 1975 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs en het koninklijk besluit van 20 december 1989 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs en tot vaststelling van het aantal leden ervan, gewijzigd.

De bedoelde bevoegdheidsuitbreiding heeft enkel betrekking op het meester-, vak- en dienstpersoneel en de bedienden van de vrije psycho-medisch-sociale centra en van de vrije beheerscentra in het basisonderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap, alsook op de betrokken werkgevers. De gemachtigde heeft hierbij volgende toelichting gegeven : « Actuellement, les centres psycho-médico-sociaux relèvent, pour l'ensemble de leurs travailleurs, de la compétence de la commission paritaire des établissements et des services de santé n° 330, sur base de la définition générale. Les centres de gestion dans l'enseignement fondamental, quant à eux, relèvent, pour l'ensemble de leurs travailleurs, de la compétence de la commission paritaire pour le secteur non-marchand n° 337, à défaut de commission paritaire spécifiquement compétente.

L'extension de la compétence des deux commissions paritaires n'est demandée que pour les centres psycho-médico-sociaux et les centres de gestion dans l'enseignement fondamental de la Communauté française et de la Communauté germanophone. Il s'agit du souhait des partenaires sociaux, la matière de l'enseignement étant réglée de manière différente dans chaque Communauté ».

Uit die toelichting, alsook uit de bij de adviesaanvraag gevoegde stukken, blijkt dat de bevoegdheidsuitbreiding van de twee hiervoor vermelde paritaire comités nrs. 152 en 225 verband houdt met de herschikking van de bevoegdheden van deze en een aantal andere paritaire comités. Het lijkt de bedoeling om, voor het personeel en de werkgevers waarop deze herschikking betrekking heeft, in een tweede fase paritaire subcomités op te richten in de schoot van de twee hiervoor vermelde paritaire comités nrs. 152 en 225.

Die twee paritaire comités zijn enkel bevoegd voor het niet-gesubsidieerd personeel van de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs. Naar luid van artikel 2, § 3, 3°, van de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités (hierna « wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten ») is die wet immers niet van toepassing op de « door het Rijk (lees sedert 1 januari 1989 : de gemeenschappen) gesubsidieerde personeelsleden die in dienst zijn van de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs ». De voorliggende uitbreiding van bevoegdheid heeft dan ook enkel betrekking op het niet-gesubsidieerd personeel van de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs. 2. Rekening houdende met wat hierna zal worden gesteld met betrekking tot de bevoegdheid van de federale overheid, kunnen de ontworpen besluiten geacht worden rechtsgrond te vinden in de artikelen 35 en 36 van de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, waaraan wordt gerefereerd in het eerste lid van de aanhef van beide ontwerpen. BEVOEGDHEID VAN DE FEDERALE OVERHEID 1. De voorliggende ontwerpen van besluit bevatten enerzijds een regeling ter uitvoering van de (federale) wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, die een algemene regeling bevat inzake collectief arbeidsrecht, doch hebben anderzijds betrekking op instellingen die als onderwijsinstellingen dienen te worden beschouwd en bijgevolg onder de bevoegdheid van de gemeenschappen vallen.Er dient dan ook te worden onderzocht of de federale overheid bevoegd is om de ontworpen regelingen tot stand te brengen. Dat onderzoek is in hoofdzaak gebaseerd op de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de collectieve arbeidsverhoudingen van het onderwijspersoneel. 2. Artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet bepaalt dat de Vlaamse en de Franse Gemeenschap elk voor zich bij decreet het onderwijs regelen, met uitsluiting van a) de bepaling van het begin en het einde van de leerplicht, b) de minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diplomas, en c) de pensioenregeling.Op grond van artikel 130, § 1, eerste lid, 3°, van de Grondwet heeft de Duitstalige Gemeenschap dezelfde bevoegdheid.

Artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen bepaalt dat alleen de federale overheid bevoegd is voor het arbeidsrecht en de sociale zekerheid.

Artikel 87, § 5, van dezelfde bijzondere wet bepaalt dat de regels die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de openbare overheden en de syndicale organisaties van de ambtenaren die van deze overheden afhangen, evenals met de leden van deze syndicale organisaties, behoren tot de bevoegdheid van de federale overheid wat betreft de gemeenschappen, de gewesten en de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen, met inbegrip van, onder meer, het onderwijs. 3.1. Het Grondwettelijk Hof heeft in arrest nr. 145/2004 van 15 september 2004 overwogen dat, « door te bepalen dat alleen de federale overheid voor het arbeidsrecht bevoegd is, de (...) bijzondere wetgever onder meer de vaststelling beoogt van de juridische gevolgen van de collectieve arbeidsovereenkomsten en van de voorwaarden waaraan de totstandkoming van de overeenkomsten moet voldoen om die uitwerking te hebben, aangezien dat onder het arbeidsrecht valt, volgens vaste traditie ten tijde van de aanneming van [de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten]. Niets, noch in die wet, noch in de parlementaire voorbereiding ervan, wijst erop dat de bijzondere wetgever een onderscheid heeft ingevoerd in het juridische stelsel van de collectieve overeenkomsten naar gelang van het daarin behandelde onderwerp, terwijl eenzelfde collectieve overeenkomst bepalingen kan bevatten die op verschillende onderwerpen betrekking hebben en die zoals de onderhandelaars dat hebben gewild of zelfs volgens de logica van die overeenkomst met elkaar verbonden zijn. Een dergelijk onderscheid zou de samenhang van het conventionele arbeidsrecht in het gedrang hebben kunnen brengen en de door het sociaal overleg beoogde evenwichten verstoren, in zoverre de bijzondere wetgever niet voorzag in een mechanisme om dat gevaar te voorkomen » (1). 3.2. Uit dat arrest dient te worden afgeleid dat de in de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten opgenomen regeling betreffende de totstandkoming van het conventionele arbeidsrecht, tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort, ongeacht of het voorwerp van de in de collectieve arbeidsovereenkomsten opgenomen regelingen bevoegdheidsrechtelijk aansluit bij een federale, een gewestelijke of een gemeenschapsaangelegenheid.

In dat arrest wordt, wat de bevoegdheid van de federale overheid betreft, geen voorbehoud gemaakt met betrekking tot het niet-gesubsidieerd personeel van de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs. Er wordt integendeel benadrukt dat het conventionele arbeidsrecht, wegens de vereiste samenhang ervan, in zijn algemeenheid tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort. 4.1. In arrest nr. 44/2005 van 23 februari 2005 overweegt het Grondwettelijk Hof het volgende : « Krachtens artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet hebben de gemeenschappen de volheid van bevoegdheid voor het regelen van het onderwijs in de ruimste zin van het woord, behalve voor de drie uitdrukkelijk vermelde uitzonderingen. Die bevoegdheid omvat onder meer het vaststellen van de regels betreffende de rechtspositie van het onderwijspersoneel, met inbegrip van de collectieve arbeidsverhoudingen.

Volgens artikel 87, § 5, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen is de federale wetgever bevoegd om de collectieve arbeidsverhoudingen te regelen voor de gemeenschappen en de publiekrechtelijke instellingen die ervan afhangen, met inbegrip van het onderwijs. In zoverre die bepaling aldus een uitzondering toevoegt aan artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet kan zij niet worden toegepast » (2). 4.2. Uit dit arrest dient te worden afgeleid dat de gemeenschappen op grond van artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet bevoegd zijn om, als onderdeel van het vaststellen van de rechtspositie van het onderwijspersoneel, de collectieve arbeidsverhoudingen van dat personeel te regelen. Wat dat personeel betreft kan het federale bevoegdheidsvoorbehoud opgenomen in artikel 87, § 5, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten niet worden toegepast (3). 5.1. In arrest nr. 154/2005 van 20 oktober 2005 overweegt het Grondwettelijk Hof het volgende : « De grondslag van de bevoegdheidsverdeling inzake onderwijs wordt gevormd door artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet. De gemeenschappen hebben de volheid van bevoegdheid tot het regelen van het onderwijs in de ruimste zin van het woord, behalve voor de drie in die grondwetsbepaling vermelde uitzonderingen, die strikt dienen te worden geïnterpreteerd. Wat de bevoegdheid van de gemeenschappen betreft ten aanzien van het personeel van het gesubsidieerd onderwijs omvat dit laatste tevens het niet-gesubsidieerd onderwijspersoneel, alsook het niet-onderwijzend personeel. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen beweren, kan uit artikel 24, §§ 1 en 5, van de Grondwet niet worden afgeleid dat de gemeenschappen niet bevoegd zouden zijn ten aanzien van die categorieën van personeelsleden.

De verzoekende partijen voeren aan dat de bestreden bepalingen strijdig zouden zijn met artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen.

Volgens die bepaling is alleen de federale overheid bevoegd voor het arbeidsrecht en de sociale zekerheid. Artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, vermag evenwel geen afbreuk te doen aan de gemeenschapsbevoegdheid inzake onderwijs, die rechtstreeks uit de Grondwet voortvloeit. Die bepaling dient immers gelezen te worden in samenhang met artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet, zodat zij in onderwijsaangelegenheden enkel kan worden toegepast op de pensioenregeling, die door die grondwetsbepaling uitdrukkelijk wordt uitgezonderd van de bevoegdheid van de gemeenschappen » (4). 5.2. Uit dit arrest dient vooreerst te worden afgeleid dat de bevoegdheid van de gemeenschappen om de collectieve arbeidsverhoudingen te regelen van het onderwijspersoneel, wat het gesubsidieerd onderwijs betreft, ook betrekking heeft op het niet-gesubsidieerd onderwijspersoneel en het niet-onderwijzend personeel. 5.3. Voorts wordt in dit arrest op algemene wijze, los van het bijzonder vraagstuk van de collectieve arbeidsverhoudingen, ingegaan op de verhouding tussen artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet en artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten. De laatstgenoemde bepaling kan, volgens het Hof, « in onderwijsaangelegenheden enkel worden toegepast op de pensioenregeling, die door [voornoemde] grondwetsbepaling uitdrukkelijk wordt uitgezonderd van de bevoegdheid van de gemeenschappen ». Vraag is wat de juridische gevolgen zijn van deze beoordeling door het Hof. 5.4.1. Naar het oordeel van de Raad van State, afdeling Wetgeving, kan uit dat bevoegdheidsvoorbehoud, zoals het door het Hof wordt geïnterpreteerd, vooreerst worden afgeleid dat de gemeenschappen op grond van hun volheid van bevoegdheid inzake onderwijs bevoegd moeten worden geacht om, op het vlak van het arbeidsrecht en de sociale zekerheid, specifieke regelingen tot stand te brengen die als een onderdeel van de rechtspositie van het onderwijspersoneel kunnen worden beschouwd, onder meer wat betreft de collectieve arbeidsverhoudingen van dat personeel.

Van de onderwijsbevoegdheid is de pensioenregeling op grond van artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, c, van de Grondwet uitdrukkelijk uitgesloten. Met betrekking tot die regeling dient het bevoegdheidsvoorbehoud vervat in artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten in onderwijsaangelegenheden ten volle te worden toegepast. De exclusieve aard van de bevoegdheid van de federale overheid op het vlak van het arbeidsrecht en de sociale zekerheid geldt dus in onderwijsaangelegenheden enkel ten volle ten aanzien van de pensioenregeling van het onderwijspersoneel.

De Raad van State begrijpt het bedoelde bevoegdheidsvoorbehoud voorts ook in die zin dat, in de aangelegenheden waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn om specifieke regelingen aan te nemen, de federale overheid bevoegd is om algemene regelingen aan te nemen, die zonder onderscheid van toepassing zijn op abstracte categorieën van werkgevers en werknemers. Als zodanig zijn die algemene regelingen mede van toepassing op het onderwijspersoneel, zolang door de gemeenschappen zelf geen specifieke regelingen op dat vlak worden tot stand gebracht. De federale overheid is daarentegen niet bevoegd om in die aangelegenheden een regeling aan te nemen die specifiek betrekking heeft op het onderwijspersoneel. 5.4.2. Uit vroegere en latere rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, waarin de bevoegdheid van de federale overheid wordt erkend om, althans op het vlak van het arbeidsrecht, algemene - transversale - regelingen vast te stellen die, precies wegens hun algemeen karakter, ook van toepassing zijn op het onderwijspersoneel (5), blijkt dat met betrekking tot sommige arbeidsrechtelijke aangelegenheden door de gemeenschappen in beginsel geen specifieke regeling tot stand kan worden gebracht op grond van hun onderwijsbevoegdheid (6). Ook de algemene vergadering van de Raad van State, afdeling Wetgeving, heeft geoordeeld, uitgaande van voormelde rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, dat « er regelingen bestaan die ook op de [personeelsleden van de gewesten en gemeenschappen en van het onderwijs] van toepassing zijn, en die deel uitmaken van het arbeidsrecht, zoals onder meer de regelingen inzake de loonbescherming, het welzijn op het werk of de moederschapsbescherming » (7). 5.5.1. De Raad van State is zich er evenwel van bewust dat het bevoegdheidsvoorbehoud ook anders geïnterpreteerd kan worden, en dat daaruit zou kunnen worden afgeleid dat de gemeenschappen exclusief bevoegd zijn om ten aanzien van hun onderwijspersoneel regelingen tot stand te brengen op het vlak van het arbeidsrecht en de sociale zekerheid, met uitzondering van een pensioenregeling. In die interpretatie zou de federale overheid op dat vlak derhalve geen enkele bevoegdheid meer kunnen laten gelden, behoudens wat betreft de algemene - transversale - regelingen waaraan hiervóór sub 5.4.2 is gerefereerd.

In die interpretatie zou er moeten worden van uitgegaan dat de gemeenschappen sinds 1 januari 1989 exclusief bevoegd zijn om, ten aanzien van het onderwijspersoneel, regelingen op het vlak van het arbeidsrecht en de sociale zekerheid tot stand te brengen of bestaande regelingen op dat vlak te wijzigen, aangezien de bestaande (federale) regelingen vanaf die datum geacht zouden moeten worden, voor zover zij betrekking hebben op het onderwijspersoneel, tot de bevoegdheid van de gemeenschappen te behoren. Wijzigingen die aan die regelingen zijn aangebracht door de federale overheid vanaf voornoemde datum, zouden dan ook geacht moeten worden in beginsel (8) geen uitwerking te hebben ten aanzien van het onderwijspersoneel dat onder de gemeenschappen ressorteert. 5.5.2. Een dergelijke interpretatie zou verregaande juridische gevolgen hebben, onder meer wat betreft de bevoegdheidsuitoefening op het vlak van de individuele en collectieve arbeidsverhoudingen.

In een dergelijke interpretatie zou immers moeten worden aangenomen dat op het vlak van de collectieve arbeidsverhoudingen bijvoorbeeld de wet van 24 mei 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/05/1921 pub. 28/08/2012 numac 2012000540 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot waarborging der vrijheid van vereeniging sluiten tot waarborging der vrijheid van vereniging (syndicale vrijheid), de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, wat het onderwijspersoneel betreft, als een gemeenschapsaangelegenheid dienen te worden beschouwd en bijgevolg door de gemeenschappen kunnen worden gewijzigd of vervangen, wat dat personeel betreft. Wat de individuele arbeidsverhoudingen betreft, zou hetzelfde gelden voor bijvoorbeeld de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Het recht inzake arbeidsverhoudingen vormt één geheel : individuele en collectieve arbeidsverhoudingen zijn nauw met elkaar verweven en raken rechtstreeks of onrechtstreeks aan het socialezekerheidsrecht. Deze verwevenheid heeft ook bepaalde gevolgen. Indien het onderwijspersoneel onttrokken zou worden aan de voornoemde wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten, moet worden aangenomen dat tegelijk de band met bijvoorbeeld de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (9), de Programmawet (I) van 27 december 2006 (arbeidsrelatiewet) en de Arbeidswet van 16 maart 1971 in vraag wordt gesteld.

Het onttrekken van het niet-gesubsidieerd personeel aan de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten zou gevolgen hebben op het vlak van de onderwerping van dat personeel aan de thans erop van toepassing zijnde sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten en in de Nationale Arbeidsraad gesloten interprofessionele collectieve arbeidsovereenkomsten. Zo zouden bijvoorbeeld de regelingen inzake tijdskrediet, jaarlijkse vakantie en brugpensioen die op die wijze tot stand zijn gekomen, geen toepassing meer vinden op dat personeel. In voorkomend geval zou het opheffen van een paritair comité voor arbeiders voorts ook vragen doen rijzen op het vlak van de vereffening van het betrokken fonds voor bestaanszekerheid. Ook zou voor de regeling van collectieve arbeidsgeschillen niet langer een beroep kunnen worden gedaan op de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Wat betreft de paritaire comités bevoegd voor het niet-gesubsidieerd personeel van de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs, zou moeten worden aangenomen dat de thans federale regelgeving een gemeenschapsaangelegenheid is geworden, wat impliceert dat de betrokken gemeenschapsregeringen bevoegd zouden zijn om het bevoegdheidsressort, de opdrachten en de samenstelling ervan te regelen, alsook de algemeenverbindendverklaring van de in de schoot ervan gesloten overeenkomsten. Ook de in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten zouden enkel toepassing vinden op voornoemd personeel indien ze voorafgaandelijk door de betrokken gemeenschapsregeringen algemeen verbindend zouden worden verklaard. Op die wijze zouden bijgevolg door de gemeenschappen beheerde collectieve arbeidsovereenkomsten in het leven kunnen worden geroepen. Daarmee zou overigens precies het resultaat bereikt worden dat het Grondwettelijk Hof in voornoemd arrest nr. 145/2004 als ongrondwettig heeft beschouwd. 5.5.3. De Raad van State, afdeling Wetgeving, gaat ervan uit dat het Grondwettelijk Hof deze « extensieve » interpretatie van de verhouding tussen het federale bevoegdheidsvoorbehoud voor het arbeidsrecht en de sociale zekerheid (artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten), enerzijds, en de bevoegdheid van de gemeenschappen voor het onderwijs (artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet), anderzijds, niet heeft willen voorstaan, mede gelet op de aanzienlijke gevolgen ervan in de praktijk. Die gevolgen zouden moeilijk te verzoenen zijn met de « samenhang van het conventionele arbeidsrecht » en de « door het sociaal overleg beoogde evenwichten (kunnen) verstoren », doelstellingen waaraan het Hof in voornoemd arrest nr. 145/2004 uitdrukkelijk aandacht heeft besteed.

De Raad van State laat deze interpretatie dan ook verder buiten beschouwing. 6. Uit wat voorafgaat kan worden afgeleid dat, onder voorbehoud van een evolutie van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof in een andere richting, de gemeenschappen op grond van artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet bevoegd moeten worden geacht om, onder meer voor het niet-gesubsidieerd personeel en het niet-onderwijzend personeel van het gesubsidieerd onderwijs, een specifieke regeling tot stand te brengen met betrekking tot de collectieve arbeidsverhoudingen.Zolang de gemeenschappen een dergelijke specifieke regeling niet tot stand brengen, blijft de op dat vlak door de federale overheid vastgestelde algemene regeling verder van toepassing. De federale overheid is niet bevoegd om zelf een specifieke regeling in voornoemde zin tot stand te brengen, aangezien die bevoegdheid uitsluitend toekomt aan de gemeenschappen.

Dat de collectieve arbeidsovereenkomsten die op grond van de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten gesloten worden ook bepalingen kunnen bevatten die betrekking hebben op een gemeenschapsaangelegenheid, doet geen probleem rijzen. 7. Aangezien de thans voorliggende ontwerpen van koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten kunnen worden ingepast in de algemene economie van die wet en derhalve geen betrekking hebben op een « specifieke » regeling in voornoemde zin (10), kan de Koning bevoegd worden geacht om die besluiten aan te nemen. ONDERZOEK VAN DE TEKSTEN Ontwerp 48.114/AV Bij dit ontwerp zijn voorts geen opmerkingen te maken.

Ontwerp 48.115/AV In het ontworpen artikel 1, § 1, 3° en 4°, van het koninklijk besluit van 20 december 1989 (artikel 1 van het ontwerp) dienen de woorden « door het Rijk » te worden geschrapt.

De gelegenheid kan te baat worden genomen om in het huidige artikel 1, § 1, 1° en 2°, van dat besluit dezelfde woorden eveneens te schrappen.

SLOTOPMERKING Gelet op de belangrijke bevoegdheidsrechtelijke vragen die de om advies voorgelegde ontwerpen doen rijzen, verdient het aanbeveling om de bevoegdheidsproblematiek toe te lichten in een verslag aan de Koning. In dat geval dient, krachtens artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, samen met het verslag aan de Koning, ook het advies van de Raad van State in het Belgisch Staatsblad te worden bekendgemaakt.

De kamer was samengesteld uit : de heren : R. ANDERSEN, eerste voorzitter van de Raad van State, M. VAN DAMME, P. LEMMENS, P. LIENARDY, kamervoorzitters, J. BAERT, J. SMETS, P. VANDERNOOT, J. JAUMOTTE, Mevr. M. BAGUET, de heren : B. SEUTIN, W. VAN VAERENBERGH, L. DETROUX, staatsraden, M. RIGAUX, Mevrn. : V. VANNES, assessoren van de afdeling Wetgeving, A. BECKERS, griffier, de heer M. FAUCONIER, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de HH. W. Pas, eerste auditeur, en R. Wimmer, auditeur. (...) De griffier, A. BECKERS De voorzitter, R. ANDERSEN _______ Nota's (1) Grondwettelijk Hof, nr.145/2004, 15 september 2004, B.8. (2) Grondwettelijk Hof, nr.44/2005, 23 februari 2005, B.14.5 en B.14.6. (3) Dat bevoegdheidsvoorbehoud kan overigens hoe dan ook niet worden betrokken op het personeel van de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs.(4) Grondwettelijk Hof, nr.154/2005, 20 oktober 2005, B.4.1 en B.4.2. (5) Zo was het Grondwettelijk Hof van oordeel dat de onderwijsbevoegdheid van de gemeenschappen niet de bevoegdheid omvat om af te wijken van strafrechtelijke bepalingen van het arbeidsrecht die zonder onderscheid voor alle werknemers gelden, zoals die van artikel 3 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon van werknemers (GwH, nr.6/93, 27 januari 1993, 2.B.3-2.B.4) en dat ook aan de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk een algemeen beschermende draagwijdte moet worden toegekend (GwH, nr. 65/2005, 23 maart 2005, B.11-B.14, en GwH, nr. 147/2006, 28 september 2006, B.9.1). (6) Behoudens indien toepassing wordt gemaakt van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten. (7) Advies 40.689/AV-40.690/AV-40.691/AV van 11 juli 2006 over een voorontwerp van wet « tot wijziging van de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/1981 pub. 20/05/2009 numac 2009000343 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenophobie ingegeven daden » (40.689/AV), een voorontwerp van wet « ter bestrijding tegen discriminatie tussen vrouwen en mannen » (40.690/AV) en een voorontwerp van wet « ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie » (40.691/AV), Parl. St., Kamer, 2006-2007, nr. 51-2720/1, 91. (8) Behoudens uitdrukkelijke vantoepassingverklaring door de gemeenschappen.(9) En bijgevolg ook met de bepalingen die eigen zijn aan de regeling van elke sector van de sociale zekerheid.(10) Het gegeven dat de ontwerpen van koninklijk besluit telkens betrekking hebben op een paritair comité dat bevoegd is voor onderwijspersoneel en -instellingen is in dat opzicht niet doorslaggevend, nu de regeling met betrekking tot die paritaire comités niet afwijkt van die met betrekking tot andere paritaire comités en bijgevolg niet als specifiek kan worden beschouwd.Het gaat volgens de Raad van State, afdeling Wetgeving, onder voorbehoud van een andersluidende rechterlijke beoordeling, slechts om de toepassing van een algemene regeling, niet om een nieuwe specifieke regeling.

12 JULI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 1989 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs en tot vaststelling van het aantal leden ervan (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, de artikelen 35 en 36;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1989 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs en tot vaststelling van het aantal leden ervan;

Gelet op het in het Belgisch Staatsblad van 18 januari 2010 bekendgemaakte bericht;

Gelet op advies 48.114/AV - 48.115/AV van de Raad van State, gegeven op 6 juli 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 20 december 1989 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs en tot vaststelling van het aantal leden ervan, worden de bepalingen onder 1° en 2° vervangen als volgt : « 1° de niet gesubsidieerde bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs en hun werkgevers; 2° de niet gesubsidieerde bedienden van de internaten van het gesubsidieerd vrij onderwijs en hun werkgevers;».

Art. 2.Artikel 1, § 1, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de bepalingen onder 3° en 4°, luidende : « 3° de niet gesubsidieerde bedienden van de vrije psycho-medisch-sociale centra gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap en hun werkgevers; 4° de niet gesubsidieerde bedienden van de vrije beheerscentra in het basisonderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap en hun werkgevers.»

Art. 3.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juli 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 20 december 1989, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1990.

^