Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 juli 2006
gepubliceerd op 22 augustus 2006

Reglement vastgesteld bij toepassing van artikel 10, § 1, eerste lid, en § 4, van het koninklijk besluit van 30 december 1976 tot uitvoering van artikel 59quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2006022610
pub.
22/08/2006
prom.
12/07/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JULI 2006. - Reglement vastgesteld bij toepassing van artikel 10, § 1, eerste lid, en § 4, van het koninklijk besluit van 30 december 1976 tot uitvoering van artikel 59quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971


Het Beheerscomité van het Fonds voor arbeidsongevallen, Gelet op de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op artikel 59quater, vierde lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 530 van 31 maart 1987 en vervangen bij de wet van 24 december 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 december 1976 tot uitvoering van sommige bepalingen van artikel 59quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op artikel 10, § 1, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 december 1987 en 1 december 2003 en op artikel 10, § 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 december 2003;

Na hierover te hebben beraadslaagd op de vergadering van 17 maart 2003, Besluit :

Artikel 1.Het Fonds voor arbeidsongevallen kan afzien van de toepassing van artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 december 1971 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de zeelieden, wanneer de reder ter zeevisserij de premies heeft betaald vóór het einde van het kwartaal dat volgt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de door de aangifte gedekte periode, op voorwaarde dat de reder de premies gewoonlijk niet buiten de vastgestelde termijnen heeft betaald en dat de aangiften binnen deze termijn werden ingediend.

Art. 2.Het Fonds voor arbeidsongevallen kan afzien van de toepassing van artikel 6, derde lid, van het koninklijk besluit van 28 december 1971 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de zeelieden, wanneer de reder ter koopvaardij de premies heeft betaald vóór het einde van het kwartaal dat volgt op het verstrijken van de termijn vastgesteld in artikel 16, § 1, a), tweede lid, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1936 houdende wijziging en samenordening van de statuten van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden onder Belgische vlag, op voorwaarde dat de reder zijn premies gewoonlijk niet buiten de genoemde termijn heeft betaald en de gedetailleerde staat van de afhoudingen binnen de voorgeschreven termijn heeft ingediend.

Art. 3.Het Fonds voor Arbeidsongevallen kan afzien van de toepassing van artikel 9 van het koninklijk besluit van 30 december 1976 tot uitvoering van sommige bepalingen van artikel 59quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 voor de in artikel 59, 4° en 5°, van de wet bedoelde bedragen, wanneer de werkgever de bijdragen voor ambtshalve aansluiting en de terug te vorderen bedragen heeft betaald binnen de drie maanden die volgen op de datum van de notificatie van de schuldvordering.

Tijdens de reglementaire termijn moet de werkgever evenwel een voorschot van 10 pct. van het hoofdbedrag hebben betaald.

Art. 4.Het Fonds voor Arbeidsongevallen kan afzien van de invordering van de opslag verschuldigd bij toepassing van artikel 9 van voornoemd koninklijk besluit van 30 december 1976 voor de in artikel 59, 9°, van de wet bedoelde bedragen, wanneer de verzekeringsonderneming de bedragen heeft betaald vóór het einde van het kwartaal dat volgt op het verstrijken van de hierna sub 1° tot 5° vermelde termijnen, en op voorwaarde dat zij de aan het F.A.O. verschuldigde bedragen gewoonlijk niet buiten deze termijnen heeft betaald, of wanneer de verzekeringsonderneming de kapitalen heeft betaald uiterlijk de tiende dag na : 1° het verstrijken van de termijn vastgesteld in artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 12 april 1984 tot uitvoering van artikel 59quinquies van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 voor de gevallen bedoeld in artikel 2, tweede lid, en in artikel 6, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit van 12 april 1984;2° het verstrijken van de termijn vastgesteld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 12 april 1984 tot uitvoering van artikel 59quinquies van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 voor de gevallen bedoeld in artikel 2, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit van 12 april 1984;3° het verstrijken van de termijn vastgesteld in de artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 tot uitvoering van artikel 51ter van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;4° het verstrijken van de termijn vastgesteld in artikel 4, vierde lid, van het koninklijk besluit van 13 januari 1983 tot uitvoering van artikel 42bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;5° het verstrijken van de termijnen vastgesteld in artikel 10, § 1, tweede en derde lid, en § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 januari 1983 tot uitvoering van artikel 42bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

Art. 5.Het Fonds voor Arbeidsongevallen kan afzien van de invordering van de opslag verschuldigd bij toepassing van artikel 9 van voornoemd koninklijk besluit van 30 december 1976 voor de in artikel 59bis, 1°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 bedoelde bijkomende vergoedingen, wanneer de verzekeringsonderneming de bijkomende vergoedingen heeft betaald vóór het einde van het kwartaal dat volgt op het verstrijken van de termijn vastgesteld in artikel 28bis, vierde lid, van de wet en op voorwaarde dat zij de aan het F.A.O. verschuldigde bedragen gewoonlijk niet buiten de vastgestelde termijn heeft betaald, of wanneer de verzekeringsonderneming de bijkomende vergoedingen heeft betaald uiterlijk de tiende dag na het verstrijken van de termijn vastgesteld in artikel 28bis, vierde lid, van de wet.

Art. 6.Het Fonds voor Arbeidsongevallen kan afzien van de invordering van de opslag verschuldigd bij toepassing van artikel 9 van het koninklijk besluit van 30 december 1976 tot uitvoering van sommige bepalingen van artikel 59quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 voor de in artikel 59bis, 2°, van de wet bedoelde bedragen, wanneer de verzekeringsonderneming de bijdrage op de definitieve wiskundige reserves heeft betaald vóór het einde van het kwartaal dat volgt op het verstrijken van de termijn vastgesteld in artikel 8, tweede lid, van voornoemd koninklijk besluit van 30 december 1976, op voorwaarde dat zij deze bijdrage gewoonlijk niet buiten de vastgestelde termijnen heeft betaald en dat de aangifte binnen de vastgestelde termijnen werd ingediend, of wanneer de verzekeringsonderneming de bijdrage heeft betaald uiterlijk de tiende dag na het verstrijken van de termijn vastgesteld in artikel 8, tweede lid, van voornoemd koninklijk besluit van 30 december 1976.

Art. 7.Het Fonds voor Arbeidsongevallen kan eveneens afzien van de invordering van de opslag verschuldigd bij toepassing van artikel 9 van voornoemd koninklijk besluit van 30 december 1976 voor de in artikel 59bis, 3°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 bedoelde bedragen, wanneer de verzekeringsonderneming de rentekapitalen heeft betaald vóór het einde van het kwartaal dat volgt op het verstrijken van de termijn vastgesteld in artikel 51bis, eerste lid, van de wet, op voorwaarde dat zij deze rentekapitalen gewoonlijk niet buiten de vastgestelde termijn heeft betaald, of wanneer de verzekeringsonderneming de rentekapitalen heeft betaald uiterlijk de tiende dag na het verstrijken van de termijn vastgesteld in artikel 51bis, eerste lid, van de wet.

Art. 8.Het Fonds voor Arbeidsongevallen kan afzien van verdere invordering van zijn schuldvorderingen aan bijdragen voor ambtshalve aansluiting en premies van 50,00 EUR of minder en van zijn schuldvorderingen aan bijdrage- en premieopslagen en/of verwijlintresten van 50,00 EUR of minder.

Dat geldt ook wanneer zijn schuldvordering aan gerechtskosten minder dan 50,00 EUR bedraagt.

Wanneer zijn schuldvordering minder dan 100,00 EUR bedraagt, kan het ervan afzien de curator van het faillissement van zijn schuldenaar in aanvaarding te dagvaarden.

Het Fonds voor Arbeidsongevallen kan eveneens afzien van de invordering van elke schuldvordering van minder dan 248,00 EUR in geval van faillissement van de schuldenaar, wanneer uit de inlichtingen verstrekt door de curator duidelijk blijkt dat deze schuldvordering niet zal kunnen worden afgelost.

Art. 9.Het Fonds voor Arbeidsongevallen kan afzien van verdere invordering van zijn schuldvorderingen door beslag onder derden op de bezoldigingen van zijn schuldenaar, wanneer deze het in artikel 1409, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek vastgestelde bedrag niet overschrijden of wanneer zijn schuldvordering uitsluitend uit opslagen en intresten bestaat.

Het kan eveneens van verdere gedwongen tenuitvoerlegging afzien, wanneer de waarde van de goederen waarop beslag is gelegd, onvoldoende blijkt om de kosten te dekken die aan de voortzetting van de procedure verbonden zijn.

Art. 10.Het Fonds voor Arbeidsongevallen kan eveneens afzien van de invordering van elke schuldvordering van minder dan 124,00 EUR ten laste van een in het buitenland gevestigde schuldenaar. Het kan eveneens van de invordering van deze schuldvorderingen afzien, wanneer de schuldenaar in België geen gekende woon- noch verblijfplaats heeft.

Art. 11.De bepalingen van de artikelen 8, 9 en 10 van dit reglement zijn slechts van toepassing op de reders en op de werkgevers.

Art. 12.Het reglement van 21 december 1989 vastgesteld in toepassing van artikel 10, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 30 december 1976 tot uitvoering van artikel 59quater van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 wordt opgeheven.

Art. 13.Dit reglement heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2004.

Brussel, 12 juli 2006.

De Voorzitter van het Beheerscomité, P. DESMAREZ De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^