gepubliceerd op 02 februari 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, betreffende de vorming en tewerkstelling van uitzendkrachten
12 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, betreffende de vorming en tewerkstelling van uitzendkrachten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, betreffende de vorming en tewerkstelling van uitzendkrachten.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 januari 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Bijlage Paritair Comité voor de uitzendarbeid Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1999 Vorming en tewerkstelling van uitzendkrachten (Overeenkomst geregistreerd op 11 juni 1999 onder het nummer 50949/COF/322) Wettelijk kader
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten ter uitvoering van : - afdeling IV, hoofdstuk II van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen; - het koninklijk besluit houdende de vormvoorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het akkoord betreffende vorming en tewerkstelling dienen te voldoen, alsook de procedure tot raadpleging van de werknemers die in acht dient genomen te worden bij de sluiting van een akkoord betreffende vorming en tewerkstelling.
Doelstelling van deze collectieve arbeidsovereenkomst
Art. 2.Door het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de vorming en tewerkstelling van uitzendkrachten wensen de ondertekenende partijen zich in te schrijven in de engagementen genomen in het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998.
Toepassingsgebied
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op : a) de uitzendbureaus, bedoeld bij artikel 7, 1, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;b) de uitzendkrachten, bedoeld bij artikel 7, 3, van genoemde wet van 24 juli 1987, die door deze uitzendbureaus worden tewerkgesteld. Inspanningen inzake vorming van uitzendkrachten
Art. 4.De werkgever verbindt er zich toe bijkomende vorming en opleiding te voorzien voor de uitzendkrachten.
Ter ondersteuning van deze maatregel betaalt de werkgever een bijdrage van 0,30 pct. op het loon aan het Sociaal Fonds voor de uitzendkrachten. In correlatie hiermee staat een trekkingsrecht ten gunste van de werkgevers die aantonen vormingsinspanningen te hebben geleverd. De modaliteiten tot uitoefening van dit trekkingsrecht worden door het Sociaal Fonds voor de uitzendkrachten vastgesteld.
Directe werking
Art. 5.Deze overeenkomst heeft een directe werking. Alle werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid zijn er automatisch door gebonden.
Duur van de overeenkomst
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur. Zij treedt in werking (met uitzondering van artikel 4, tweede lid dat in werking treedt op 1 april 1999) op 1 januari 1999 en eindigt op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX