Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 december 2016
gepubliceerd op 19 januari 2017

Koninklijk besluit betreffende de evaluatie en de loopbaan van de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2016011518
pub.
19/01/2017
prom.
12/12/2016
ELI
eli/besluit/2016/12/12/2016011518/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit betreffende de evaluatie en de loopbaan van de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van economisch recht, het boek XIII, artikel XIII.4, vierde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1956 tot vaststelling van het statuut van het personeel van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 mei 2008 houdende hervorming van de loopbanen van de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;

Gelet op het advies van de regeringscommissaris, uitgebracht op 4 november 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 januari 2016;

Gelet op het voorstel van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, uitgebracht op 22 juni 2016;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister belast met Ambtenarenzaken, gegeven op 19 juli 2016;

Gelet op het protocol van de onderhandelingen nr. 117 van het comité IV, gesloten op 26 september 2016;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid enerzijds dat het dringend noodzakelijk is de loopbanen en de weddeschalen van de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, overeenkomstig artikelen 18 en 19 van het koninklijk besluit van 29 december 1956 tot vaststelling van het statuut van het personeel van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, aan te passen aan de bepalingen die ter zake gelden voor het federaal openbaar ambt, en anderzijds dat een juridisch vacuüm dreigt te ontstaan indien dit besluit niet vóór 1 januari 2017, datum van inwerkingtreding van dit besluit, in het Belgisch Staatsblad is gepubliceerd, waardoor de toekenning van de nieuwe weddeschalen voor aan te werven personeelsleden en de toekenning van de nieuwe forfaitaire jaarlijkse verhogingen aan de personeelsleden juridisch onmogelijk is tot de datum van publicatie.

Gelet op het advies nr. 60.543/1 van de Raad van State, gegeven op 5 december 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL 1. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden, zowel vastbenoemd als contractueel, van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

TITEL 2. - Evaluatie

Art. 2.Deze titel is van toepassing op de evaluatie van de personeelsleden, zowel vastbenoemd als contractueel, van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, met uitzondering van de secretaris en de adjunct-secretaris.

Art. 3.In dit besluit moet "de evaluator" worden gelezen als de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris indien het de evaluatie van een personeelslid van niveau A betreft, en als het diensthoofd indien het een personeelslid van niveau B, C en D betreft.

Voor personeelsleden van niveau A die deel uitmaken van een dienst met diensthoofd en die zelf geen diensthoofd zijn, kan de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris de taak van evaluator delegeren. Onder het diensthoofd wordt begrepen : elk vastbenoemd personeelslid aan wie de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris de verantwoordelijkheid over een dienst heeft toegekend en die dientengevolge rechtstreeks gezag uitoefent over de personeelsleden van die dienst.

Art. 4.De evaluatie is hoofdzakelijk gebaseerd op de volgende elementen : 1° het bereiken van de prestatiedoelstellingen vastgelegd tijdens het planningsgesprek en eventueel aangepast tijdens de functioneringsgesprekken;2° het bereiken van de doelstellingen ter ontwikkeling van de competenties van het personeelslid die nuttig zijn voor zijn functie, hierna ontwikkelingsdoelstellingen genoemd. De evaluatie berust eveneens op de volgende elementen : 1° de bijdrage van het personeelslid aan de prestaties van het team waarin hij werkt;2° de beschikbaarheid van het personeelslid voor de gebruikers van de dienst, zowel interne als externe.

Art. 5.De evaluatieperiode bedraagt één jaar, vanaf 1 januari tot 31 december.

De evaluatieperiode begint echter : 1° op de dag waarop het personeelslid in dienst treedt;2° op de dag zelf waarop het personeelslid van functie verandert. Als de evaluatieperiode vóór 1 juli begint, eindigt ze op 31 december.

Als de evaluatieperiode na 30 juni begint, eindigt ze zes maanden later. De volgende periode begint de dag daarna en eindigt op 31 december.

Art. 6.Het personeelslid dat meer dan de helft van de evaluatieperiode afwezig is, krijgt geen evaluatie, maar krijgt ambtshalve de vermelding "voldoet aan de verwachtingen".

Het eerste lid is enkel van toepassing voor de maanden waarin het personeelslid geldelijke anciënniteit verwerft. Het feit dat het personeelslid de laatste trap van zijn weddeschaal heeft bereikt, verhindert zijn vooruitgang binnen de schaalanciënniteit niet.

De niet gepresteerde periodes tengevolge van een deeltijdse arbeidsregeling worden niet als afwezigheden beschouwd in de zin van dit artikel.

Art. 7.Er vindt een functiegesprek plaats in het begin van de evaluatieperiode wanneer het personeelslid in dienst treedt of van functie verandert.

Tijdens het functiegesprek worden de evaluator en het personeelslid het eens over de functiebeschrijving. Indien de evaluator niet de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris is, wordt vooraf een ontwerp van functiebeschrijving door de evaluator opgesteld, in samenwerking met de dienst Personeelswerk, en besproken met de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris. De functiebeschrijving wordt na afloop van het functiegesprek ter goedkeuring voorgelegd aan de secretaris. Indien de secretaris niet akkoord is, legt hij de functiebeschrijving bij een met redenen omklede beslissing vast.

Vanaf het begin van de evaluatieperiode, in voorkomend geval onmiddellijk na het functiegesprek, vindt een planningsgesprek plaats.

Tijdens het planningsgesprek stellen de evaluator en het personeelslid de prestatie- en ontwikkelingsdoelstellingen vast. Indien de evaluator niet de secretaris en, bij afwezigheid de adjunct-secretaris is, wordt vooraf een ontwerp van de prestatie- en ontwikkelingsdoelstellingen door de evaluator opgesteld, in samenwerking met de dienst Personeelswerk, en besproken met de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris.

De prestatie- en ontwikkelingsdoelstellingen worden na afloop van het planningsgesprek ter goedkeuring voorgelegd aan de secretaris, voor zover de evaluator niet de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris is. Indien de secretaris niet akkoord is, legt hij de prestatie- en ontwikkelingsdoelstellingen bij een met redenen omklede beslissing vast.

In het voorkomend geval, moeten de prestatiedoelstellingen verenigbaar zijn met de syndicale voorrechten bepaald in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

De prestatie- en ontwikkelingsdoelstellingen worden aangepast in geval van wijziging van de arbeidsregeling.

Art. 8.Tijdens de evaluatieperiode wordt, telkens dat nodig is, een functioneringsgesprek gehouden tussen de evaluator en het personeelslid. Dit kan zowel op initiatief van de evaluator of het personeelslid, of op vraag van de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris.

Tijdens het functioneringsgesprek kunnen onder meer aan bod komen : 1° oplossingen voor knelpunten in verband met het functioneren van het personeelslid;2° oplossingen voor knelpunten die het bereiken van de afgesproken doelstellingen bemoeilijken;deze kunnen zowel betrekking hebben op de organisatie en de werking van de dienst, de begeleiding door de evaluator als op externe factoren; 3° de ontwikkeling van het personeelslid binnen de huidige functie;4° de loopbaanperspectieven en -verwachtingen van het personeelslid en de ontwikkeling van competenties die hiervoor wenselijk zijn.Voor zover de evaluator niet de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris is, stuurt hij indien nodig de vragen van het personeelslid met betrekking tot de loopbaanperspectieven terug naar de secretaris. De secretaris bezorgt in overleg met de dienst Personeelswerk een antwoord aan het personeelslid.

De prestatie- en ontwikkelingsdoelstellingen kunnen in onderling akkoord worden aangepast tijdens het functioneringsgesprek en worden ter goedkeuring voorgelegd aan de secretaris, voor zover de evaluator niet de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris is.

Indien de secretaris niet akkoord is, organiseert de dienst Personeelswerk een bemiddeling tussen de secretaris, de evaluator en het personeelslid. Indien de bemiddeling mislukt, neemt de secretaris een met redenen omklede beslissing over de eventuele aanpassing van de prestatie- en ontwikkelingsdoelstellingen.

Art. 9.Op het einde van de evaluatieperiode nodigt de evaluator het personeelslid uit voor een evaluatiegesprek.

Het evaluatiegesprek vindt plaats in de laatste maand van de evaluatieperiode of in de maand die volgt op het einde van de evaluatieperiode.

Als het personeelslid op het tijdstip van het gesprek afwezig is, wordt het gesprek verschoven naar de maand die volgt op de werkhervatting.

Art. 10.In geval van verandering van functie binnen het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, wordt de lopende evaluatieperiode afgesloten met een evaluatie indien deze periode ten minste zes maanden heeft geduurd.

Art. 11.Na afloop van het functiegesprek, het planningsgesprek, de functioneringsgesprekken en het evaluatiegesprek stelt de evaluator een verslag op.

Onverminderd artikel 17, heeft het personeelslid het recht om zijn aanmerkingen en opmerkingen te laten opnemen in elk verslag, en dit binnen tien werkdagen na ontvangst van het verslag.

Art. 12.Het evaluatieverslag wordt afgesloten met één van de volgende vermeldingen : uitzonderlijk, voldoet aan de verwachtingen, te verbeteren en onvoldoende.

De vermelding in het evaluatieverslag heeft uitwerking op het einde van de evaluatieperiode.

Art. 13.De vermelding "voldoet aan de verwachtingen" wordt toegekend aan het personeelslid dat aan de volgende vier criteria voldoet : 1° het overgrote gedeelte van zijn prestatiedoelstellingen hebben gerealiseerd;2° over de competenties beschikken die noodzakelijk zijn om zijn functie op een bevredigende wijze uit te oefenen of die competenties hebben ontwikkeld als een dergelijke doelstelling tijdens het planningsgesprek was vastgesteld;3° beschikbaar zijn geweest voor de gebruikers van de dienst;4° op een behoorlijke manier hebben bijgedragen tot de teamprestaties. Als het personeelslid aan de eerste drie criteria voldoet, heeft het recht op de vermelding "voldoet aan de verwachtingen", behalve als het niet-nakomen van het laatste criterium van dien aard is dat het de goede werking of het imago van de dienst ernstig schaadt zonder het voorwerp van een tuchtprocedure uit te maken.

Art. 14.De vermelding "te verbeteren" wordt toegekend aan het personeelslid dat : 1° ofwel maar tussen de 50 en 70 % van zijn prestatiedoelstellingen heeft gerealiseerd;2° ofwel de competenties die noodzakelijk zijn om zijn functie op een bevredigende wijze te kunnen blijven uitoefenen niet heeft ontwikkeld terwijl het die doelstelling kreeg toegewezen tijdens het planningsgesprek;3° ofwel weinig beschikbaar was voor de gebruikers van de dienst. De bijdrage tot de teamprestaties wordt beoordeeld als een verzwarend of verzachtend element. Ze kan echter op zich de vermelding "te verbeteren" rechtvaardigen als het niet-nakomen van dat criterium van dien aard is dat het de goede werking of het imago van de dienst ernstig schaadt. Als het personeelslid echter het voorwerp is van een tuchtprocedure voor feiten die dat domein betreffen, mag hier met die feiten geen rekening worden gehouden.

Art. 15.De vermelding "onvoldoende" wordt toegekend aan het personeelslid dat : 1° ofwel minder dan 50 % van zijn prestatiedoelstellingen heeft gerealiseerd;2° ofwel niet de competenties heeft ontwikkeld die noodzakelijk zijn om zijn functie uit te oefenen en die niet meer op een bevredigende wijze kan uitoefenen, terwijl het die ontwikkelingsdoelstelling kreeg toegewezen tijdens het planningsgesprek;3° ofwel niet beschikbaar was voor de gebruikers van de dienst, ondanks de vermaningen die het gedurende de hele periode kreeg en onder voorbehoud dat die feiten geen voorwerp van een tuchtprocedure uitmaken. De bijdrage tot de teamprestaties wordt beoordeeld als een verzwarend of verzachtend element. Als het personeelslid echter het voorwerp is van een tuchtprocedure voor feiten die dat domein betreffen, mag hier met die feiten geen rekening worden gehouden.

Art. 16.De vermelding "uitzonderlijk" wordt toegekend aan het personeelslid dat aan de volgende vier criteria voldoet : 1° niet alleen al zijn prestatiedoelstellingen heeft gerealiseerd maar die in meerdere domeinen ook heeft overtroffen;2° zijn competenties heeft ontwikkeld ver boven de gewone eisen die noodzakelijk zijn om zijn functie op een bevredigende wijze uit te oefenen;3° meer dan gemiddeld heeft bijgedragen tot de teamprestaties;4° uitermate beschikbaar was voor de gebruikers van de dienst.

Art. 17.Indien de evaluator niet de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris is, moet de toegekende vermelding na afloop van het evaluatiegesprek worden goedgekeurd door de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris. Indien de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris niet akkoord is met de toegekende vermelding, neemt hij, na overleg met de evaluator, zelf de evaluatie van het personeelslid over, met wie hij een nieuw evaluatiegesprek voert en aan wie hij na afloop een vermelding toekent. De secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris beslissen eveneens of de delegatie van de evaluatietaak aan het diensthoofd voor de volgende evaluatieperiode wordt ingetrokken. De dienst Personeelswerk brengt het personeelslid daarvan op de hoogte.

Art. 18.Het evaluatieverslag wordt door de evaluator aan het personeelslid betekend binnen de twintig werkdagen na het evaluatiegesprek. Een kopie daarvan wordt aan het hoofd van de dienst Personeelswerk bezorgd.

Art. 19.Als er een termijn van zes maanden is verstreken, te rekenen vanaf het einde van de evaluatieperiode, en er nog geen evaluatiegesprek heeft plaatsgevonden wegens nalatigheid van de evaluator, kent de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris ambtshalve de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" toe aan het personeelslid. Die vermelding geldt met terugwerkende kracht op het einde van de betrokken evaluatieperiode.

Art. 20.Het individueel evaluatiedossier omvat : 1° een identificatiefiche met identiteitsgegevens, graad en klasse;2° de functiebeschrijving en het verslag van het functiegesprek;3° de overeengekomen prestatie- en ontwikkelingsdoelstellingen, alsook het verslag van het planningsgesprek;4° de verslagen van de eventuele functioneringsgesprekken;5° eventuele verzoeken voor een functioneringsgesprek die niet zijn uitgemond in een gesprek;6° de documenten die op verzoek van de secretaris, de adjunct-secretaris, het diensthoofd of het personeelslid zijn toegevoegd;7° in voorkomend geval de aanmerkingen en opmerkingen van het personeelslid gemaakt overeenkomstig artikel 11, tweede lid, het document waaruit de toekenning van de ambsthalve vermelding "voldoet aan de verwachtingen" blijkt, bedoeld in artikel 19;8° de evaluatieverslagen;9° in voorkomend geval, de beroepsdossiers. Het individueel evaluatiedossier is ter beschikking van het personeelslid, van zijn diensthoofd, van de secretaris en de adjunct-secretaris en van de dienst Personeelswerk.

Art. 21.Binnen het dagelijks bestuur van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wordt een beroepscommissie inzake evaluatie opgericht, bestaande uit een Nederlandstalige afdeling en een Franstalige afdeling. De taalrol van het personeelslid, overeenkomstig artikel 15, § 1, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.

Art. 22.§ 1. De beroepscommissie, zowel de Nederlandstalige als de Franstalige afdeling, is samengesteld uit : 1° een voorzitter, lid van het dagelijks bestuur, aangewezen door het dagelijks bestuur op voorstel van de leden van het dagelijks bestuur die de meest representatieve organisaties uit de nijverheid, de diensten, de landbouw, de handel, het ambachtswezen en de niet-commerciële sector vertegenwoordigen;2° twee leden, die lid zijn van het dagelijks bestuur, aangewezen door het dagelijks bestuur op voorstel van de leden van het dagelijks bestuur die de meest representatieve organisaties uit de nijverheid, de diensten, de landbouw, de handel, het ambachtswezen en de niet-commerciële sector vertegenwoordigen;3° drie leden, die lid zijn van het dagelijks bestuur, aangewezen door het dagelijks bestuur op voorstel van de leden van het dagelijks bestuur die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen. § 2. De beroepscommissie telt evenveel werkende als plaatsvervangende leden. § 3. De leden van de Nederlandstalige afdeling hebben het Nederlands als moedertaal, de leden van de Franstalige afdeling hebben het Frans als moedertaal. Met moedertaal wordt bedoeld de taal die het lid heeft gekozen op de inlichtingenfiche bij de benoeming tot lid van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

Art. 23.Elke afdeling van de beroepscommissie beraadslaagt geldig als minstens vier van haar leden aanwezig zijn, ten belope van twee leden, aangewezen door het dagelijks bestuur op voorstel van de leden van het dagelijks bestuur die de meest representatieve organisaties uit de nijverheid, de diensten, de landbouw, de handel, het ambachtswezen en de niet-commerciële sector vertegenwoordigen, bij wie de voorzitter gerekend wordt, en twee leden aangewezen door het dagelijks bestuur op voorstel van de leden van het dagelijks bestuur die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen.

Wanneer de voorzitter afwezig of verhinderd is, wijzen de leden bedoeld onder artikel 22, § 1, 2°, onderling een voorzitter van de zitting aan.

Wanneer er meer dan vier leden aanwezig zijn en op het tijdstip van de stemming het aantal leden aangewezen door het dagelijks bestuur op voorstel van de leden van het dagelijks bestuur die de meest representatieve organisaties uit de nijverheid, de diensten, de landbouw, de handel, het ambachtswezen en de niet-commerciële sector vertegenwoordigen, en het aantal leden aangewezen door het dagelijks bestuur op voorstel van de leden van het dagelijks bestuur die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen, niet gelijk is, wordt de pariteit hersteld door loting. De voorzitter neemt niet deel aan de loting.

Art. 24.Binnen de twintig werkdagen na de kennisgeving van het evaluatieverslag kan het personeelslid een schriftelijk beroep instellen tegen het evaluatieverslag en de vermelding die hem toegekend is. Het beroep wordt ingesteld bij de dienst Personeelswerk, die onmiddellijk, bij voorkeur per e-mail, een ontvangstbericht stuurt en het beroep onverwijld doorgeeft aan de bevoegde afdeling van de beroepscommissie. De dienst Personeelswerk bezorgt deze ook een afschrift van het in artikel 20 bedoeld individueel evaluatiedossier.

Het beroep is opschortend. In voorkomend geval vangt de in artikel 28 bepaalde periode van zes maanden slechts aan op de dag na die waarop de secretaris aan het personeelslid het advies van het dagelijks bestuur meedeelde.

Art. 25.§ 1. Het personeelslid enerzijds en het diensthoofd, de secretaris en, bij afwezigheid, de adjunct-secretaris anderzijds worden ambtshalve opgeroepen om gehoord te worden.

De bovengenoemden verschijnen in eigen persoon. Ze mogen zich niet laten vertegenwoordigen. Het personeelslid kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

De stemming is geheim. Bij staking van stemmen bepaalt de voorzitter de strekking van het advies. § 2. De beroepscommissie beraadslaagt zonder het personeelslid te horen, op basis van alleen het evaluatiedossier, wanneer het personeelslid niet geantwoord heeft op de eerste en de tweede oproeping. § 3. De afwezigheid van de evaluator belet de beroepscommissie niet te beraadslagen.

Art. 26.Het met redenen omkleed advies van de beroepscommissie bestaat, hetzij uit een voorstel van behoud van de toegekende vermelding, hetzij uit een voorstel van een gunstigere vermelding.

De voorzitter van de bevoegde afdeling van de beroepscommissie deelt het advies mee aan de secretaris en aan het personeelslid binnen de vijftien werkdagen en bezorgt er een kopie van aan de dienst Personeelswerk.

Art. 27.Indien de beroepscommissie heeft voorgesteld de vermelding te wijzigen, neemt de secretaris de beslissing hetzij de vermelding te wijzigen overeenkomstig het advies van de beroepscommissie, hetzij de oorspronkelijke vermelding te bevestigen.

Hij deelt zijn beslissing aan het personeelslid in beroep mee binnen de twintig werkdagen na de ontvangst van het advies.

Indien de beroepscommissie heeft voorgesteld de vermelding te behouden, wordt deze definitief. De secretaris brengt er het personeelslid onmiddellijk van op de hoogte en deelt hem het advies mee.

Art. 28.In afwijking van artikel 5 bedraagt de evaluatieperiode die onmiddellijk volgt op de toekenning van de vermelding "onvoldoende" aan een personeelslid zes maanden. Deze periode wordt verlengd pro rata van de dagen verlof of afwezigheid die om welke reden dan ook zijn toegekend. Ze wordt eveneens pro rata verlengd wanneer het personeelslid deeltijds werkt.

Art. 29.Indien in de drie jaren na de toekenning van de eerste vermelding "onvoldoende" een tweede vermelding "onvoldoende" wordt gegeven, zelfs als ze niet opeenvolgend zijn, ontslaat de secretaris het personeelslid omwille van beroepsongeschiktheid.

De periode van drie jaar wordt verlengd met de som van de verlofdagen of afwezigheiddagen die het personeelslid tijdens die periode heeft genoten, als die meer dan 90 dagen bedragen.

Als artikel 6 werd toegepast, wordt, in afwijking van het tweede lid, deze periode van drie jaar echter verlengd met de duur van de evaluatieperiode die werd afgesloten met de ambtshalve vermelding "voldoet aan de verwachtingen".

Art. 30.De artikelen 28 en 29 zijn niet van toepassing wanneer de vermelding "onvoldoende" wordt toegekend in het kader van de uitoefening van een hogere functie.

Deze vermelding en de vermelding "te verbeteren" stellen ambtshalve een einde aan de aanwijzing in een hogere functie.

Voor de beschouwde evaluatieperiode, bekomt het vastbenoemde personeelslid ambtshalve de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" voor de functie, de klasse of het niveau waarin hij is benoemd.

In afwijking van het derde lid krijgt het vastbenoemde personeelslid de vermelding "uitzonderlijk" in de functie van de klasse of het niveau waarin hij benoemd is, als hij de vermelding "uitzonderlijk" krijgt in de functie verbonden aan de uitoefening van de hogere functie.

Art. 31.Aan de wegens beroepsongeschiktheid ontslagen vastbenoemde personeelslid wordt een vergoeding wegens ontslag toegekend.

Deze vergoeding is gelijk : 1° aan twaalfmaal de laatste maandbezoldiging indien hij ten minste twintig jaar dienst heeft;2° aan achtmaal de laatste maandbezoldiging indien hij ten minste tien jaar dienst heeft;3° aan zesmaal de laatste maandbezoldiging indien hij minder dan tien jaar dienst heeft. Voor de toepassing van dit artikel moet onder "bezoldiging" worden verstaan elke wedde, elk loon of elke vergoeding in de plaats van wedde of loon, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de consumptieprijsindex.

De in aanmerking te nemen bezoldiging is die welke verschuldigd is voor volledige prestaties, eventueel met inbegrip van de haard of standplaatstoelage, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de consumptieprijsindex.

TITEL 3. - Geldelijke loopbaan HOOFDSTUK 1. - Bezoldiging Afdeling 1. - Weddeschalen

Art. 32.Het personeelslid bekomt één van de weddeschalen die zijn verbonden aan zijn graad of aan zijn klasse.

Bij ontstentenis van bepalingen die hem een andere weddeschaal toekennen, krijgt het personeelslid de eerste weddeschaal van zijn graad of zijn klasse.

Art. 33.Elke weddeschaal bevat dertig trappen.

In zijn weddeschaal bekomt het personeelslid de trap die overeenstemt met zijn geldelijke anciënniteit.

Art. 34.De graad van administratief medewerker omvat de weddeschalen NDA1, NDA2, NDA3, NDA4 en NDA5.

De graad van technisch medewerker omvat de weddeschalen NDT1, NDT2, NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.

De graad van medewerker keuken/schoonmaak omvat de weddeschalen DC1, DC2, DC3 en DC4.

Art. 35.De graad van administratief assistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.

De graad van technisch assistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.

Art. 36.De graad van administratief deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.

De graad van technisch deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.

De graad van financieel deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.

De graad van ICT-deskundige omvat de weddeschalen NBI1, NBI2, NBI3, NBI4 en NBI5.

Art. 37.De klasse A1 omvat de weddeschalen NA11, NA12, NA13, NA14, NA15 en NA16.

De klasse A2 omvat de weddeschalen NA21, NA22, NA23, NA24 en NA25.

De klasse A3 omvat de weddeschalen NA31, NA32, NA33, NA34 en NA35.

De klasse A4 omvat de weddeschalen NA41, NA42, NA43 en NA44.

De klasse A5 omvat de weddeschalen NA53 en NA54.

Art. 38.De in de artikelen 34 tot 37 bedoelde weddeschalen zijn dezelfde als deze die van toepassing zijn op de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. Afdeling 2. - Geldelijke anciënniteit

Art. 39.De geldelijke anciënniteit is opgebouwd uit twee componenten : 1° deze die wordt erkend als verworven bij de indiensttreding;2° deze die wordt verworven als personeelslid na de indiensttreding. Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit gelden dezelfde bepalingen als deze die van toepassing zijn op de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, met dien verstande dat de taak van de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde wordt uitgeoefend door de secretaris of de adjunct-secretaris, en dat de taak van de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie wordt uitgeoefend door het dagelijks bestuur van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Afdeling 3. - Wedde

Art. 40.Het personeelslid bekomt elke maand één twaalfde van de jaarwedde.

Voor deze wedde geldt de indexeringsregeling en ze is verbonden aan de spilindex 138,01. Bij de berekening ervan wordt geen rekening gehouden met de derde decimaal in het eindresultaat.

Art. 41.Het personeelslid dat deeltijds presteert, wordt pro rata betaald.

Het voltijds of deeltijds presterende personeelslid dat slechts tijdens een gedeelte van de maand diensten heeft geleverd, wordt op evenredige wijze bezoldigd.

Dit deel wordt uitgedrukt in een breuk waarvan de teller het aantal reëel gepresteerde dagen is en de noemer het aantal arbeidsdagen.

Indien het aantal uren varieert naargelang van de dagen, zijn de teller en de noemer de overeenstemmende uuraantallen.

Art. 42.Wanneer de bevordering in weddeschaal, de bevordering naar een hoger niveau of naar een hogere klasse niet toegekend wordt op de eerste dag van de maand, heeft ze slechts uitwerking op de eerste dag van de volgende maand.

De wedde wordt na vervallen termijn betaald.

De wedde van de maand waarin een vastbenoemde personeelslid overlijdt, is integraal verschuldigd.

Art. 43.Het vastbenoemde personeelslid aan wie een nieuwe weddeschaal toegekend wordt, behoudt zijn vroegere wedde zolang deze gunstiger is. Afdeling 4. - Schaalanciënniteit

Art. 44.De schaalanciënniteit is de geldelijke anciënniteit die als personeelslid is verworven, volgens de desbetreffende bepalingen die van toepassing zijn op de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, in een bepaalde weddeschaal. Ze wordt berekend vanaf de eerste dag van de volledige maand waarop het personeelslid deze weddeschaal geniet.

Het personeelslid dat de laatste trap van zijn weddeschaal geniet, blijft zijn schaalanciënniteit opbouwen.

Art. 45.Het contractueel personeelslid dat in dezelfde graad of dezelfde klasse vastbenoemd wordt of een nieuwe arbeidsovereenkomst krijgt, behoudt zijn weddeschaal en zijn schaalanciënniteit.

Dit artikel is niet van toepassing wanneer de arbeidsovereenkomst sinds meer dan 12 maanden beëindigd is. Afdeling 5. - Bevordering in weddeschaal

Art. 46.De secretaris en de adjunct-secretaris worden respectievelijk bezoldigd in de weddenschalen NA54 en NA53. De artikelen 47 tot en met 51 zijn niet op hen van toepassing.

Art. 47.Het personeelslid wordt van de eerste naar de tweede weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse bevorderd op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de twee volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste drie jaar schaalanciënniteit tellen;2° drie keer in zijn weddeschaal de vermelding `uitzonderlijk' of de vermelding `voldoet aan de verwachtingen' hebben gekregen. In afwijking van het eerste lid wordt het personeelslid van de eerste naar de tweede weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse bevorderd op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de drie volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste twee jaar schaalanciënniteit tellen;2° twee keer in zijn weddeschaal de vermelding `uitzonderlijk' hebben gekregen;3° de vermelding `te verbeteren' noch de vermelding `onvoldoende' in zijn weddeschaal hebben gekregen.

Art. 48.In de niveaus B, C en D wordt het personeelslid bevorderd naar de hogere weddeschaal die niet de tweede weddeschaal van zijn graad is, op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de twee volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste zes jaar schaalanciënniteit tellen;2° zes keer in zijn weddeschaal een van de volgende vermeldingen `uitzonderlijk' of `voldoet aan de verwachtingen' hebben gekregen. In afwijking van het eerste lid wordt het personeelslid bevorderd naar de hogere weddeschaal die niet de tweede weddeschaal van zijn graad is, op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de drie volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vier jaar schaalanciënniteit tellen;2° vier keer in zijn weddeschaal de vermelding `uitzonderlijk' hebben gekregen;3° de vermelding `te verbeteren' noch de vermelding `onvoldoende' in zijn weddeschaal hebben gekregen. In afwijking van het eerste en het tweede lid gebeurt de bevordering naar de weddeschaal NDT6 overeenkomstig artikel 47.

Art. 49.In niveau A, wordt het personeelslid bevorderd naar de hogere weddeschaal die niet de tweede weddeschaal van zijn klasse is, op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de twee volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vijf jaar schaalanciënniteit tellen;2° vijf keer in zijn weddeschaal een van de volgende vermeldingen `uitzonderlijk' of `voldoet aan de verwachtingen' hebben gekregen. In afwijking van het eerste lid wordt het personeelslid bevorderd naar de hogere weddeschaal die niet de tweede weddeschaal van zijn klasse is, op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de drie volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vier jaar schaalanciënniteit tellen;2° vier keer in zijn weddeschaal de vermelding `uitzonderlijk' hebben gekregen;3° de vermelding `te verbeteren' noch de vermelding `onvoldoende' in zijn weddeschaal hebben gekregen. In afwijking van het eerste en tweede lid, gebeurt de bevordering naar de weddeschaal NA16 overeenkomstig artikel 47.

Art. 50.Voor de toepassing van de artikelen 47, eerste lid, 48, eerste lid, en 49, eerste lid, wordt de vermelding verkregen na afloop van de periode bedoeld in artikel 28 evenwel niet in aanmerking genomen voor de voorwaarde vermeld onder 2°.

Art. 51.In afwijking van de artikelen 48 en 49 kan de contractueel niet naar een schaal worden bevorderd die hoger is dan de derde schaal van zijn graad of klasse.

In afwijking van het eerste lid kan de medewerker keuken/ schoonmaak bevorderd worden tot de laatste schaal van zijn graad. Afdeling 6. - Weddeschaal in het kader van de bevordering door

overgang naar het hogere niveau, de bevordering naar de hogere klasse of de verandering van graad

Art. 52.Het vastbenoemde personeelslid dat naar het hogere niveau is bevorderd, krijgt de eerste weddeschaal van zijn graad of klasse.

In afwijking van het eerste lid krijgt het vastbenoemde personeelslid dat is bevorderd naar het hogere niveau en bezoldigd in de weddeschaal bedoeld in de kolom 1 van de onderstaande tabel de weddeschaal van zijn graad of klasse vermeld in de kolom 2 :

Kolom 1/Colonne 1

Kolom 2/Colonne 2

B3

NA12

B4

NA12

B5

NA13

NBI3

NA12

NBI4

NA13

NBI5

NA14

C3

B2/NBI2

C4

B2/NBI2

C5

B3/NBI3

NDT3

C2

NDT4

C3

NDT5

C3

NDT6

C4

NDA4

C2

NDA5

C2


Art. 53.Het vastbenoemde personeelslid dat naar de hogere klasse is bevorderd, krijgt de eerste weddeschaal van zijn klasse.

In afwijking van het eerste lid krijgt het vastbenoemd personeelslid dat bevorderd wordt naar de hogere klasse en bezoldigd wordt in de weddeschaal bedoeld in de kolom 1 van de onderstaande tabel, de weddeschaal van zijn klasse vermeld in de kolom 2 :

Kolom 1/Colonne 1

Kolom 2/Colonne 2

NA12

NA22

NA13

NA23

NA14

NA24

NA15

NA25

NA16

NA25

NA23

NA32

NA24

NA33

NA25

NA34

NA34

NA42

NA35

NA43


Art. 54.Het vastbenoemde personeelslid dat een verandering van graad krijgt, geniet de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde weddeschaal van zijn nieuwe graad, naargelang hij de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde weddeschaal van zijn vroegere graad genoot. Hij neemt zijn schaalanciënniteit mee alsook de vermeldingen die hij in deze weddeschaal heeft gekregen.

Art. 55.In afwijking van artikel 54 geniet het vastbenoemde personeelslid dat verandert van de graad van administratief medewerker naar die van technisch medewerker de weddeschaal NDT3 als hij de weddeschaal NDA4 genoot, en de weddeschaal NDT4 als hij de weddeschaal NDA5 genoot.

In afwijking van artikel 54 geniet het vastbenoemde personeelslid dat verandert van de graad van technisch medewerker naar die van administratief medewerker de weddeschaal NDA5 als hij de weddeschaal NDT6 genoot. HOOFDSTUK 2. - Overgangsmaatregelen ten voordele van de personeelsleden in functie bij de inwerkingtreding van dit besluit

Art. 56.Met uitzondering van de artikelen 59, 61 en 69, zijn de bepalingen van deze titel niet van toepassing op de secretaris en de adjunct-secretaris die op 31 december 2016 in functie zijn. De secretaris in functie op 31 december 2016 blijft bezoldigd in de oude weddeschaal A53. De adjunct-secretaris in functie op 31 december 2016 blijft bezoldigd in de oude weddeschaal A52. Hun wedde verschuldigd overeenkomstig de oude weddeschaal, berekend rekening houdend met artikel 69, wordt voor de secretaris in functie op 31 december 2016 beperkt tot het maximumbedrag van de oude weddeschaal A53, en voor de adjunct-secretaris in functie op 31 december 2016 tot het maximumbedrag van de oude weddeschaal A52.

Art. 57.Het personeelslid dat vóór 4 februari 2013 voor een gecertificeerde opleiding is ingeschreven en na de inwerkingtreding van dit besluit voor die opleiding slaagt, wordt, voor de toepassing van deze titel, beschouwd als zijnde geslaagd vóór de inwerkingtreding ervan.

Art. 58.§ 1. Het personeelslid dat een premie voor competentieontwikkeling geniet bij de inwerkingtreding van dit besluit of dat het genot ervan bekomt na de inwerkingtreding ervan overeenkomstig artikel 57, behoudt deze tot het verstrijken van de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding waaruit deze premie voortvloeit.

De geldigheidsduur verloopt en verstrijkt volgens de bepalingen die van kracht waren op 31 december 2016.

De premie wordt berekend en uitbetaald volgens de modaliteiten die van kracht waren op 31 december 2016.

Het bedrag van de premie voor competentieontwikkeling is gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

De premie voor competentieontwikkeling wordt in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en het pensioen.

De premie voor competentieontwikkeling wordt jaarlijks in eenmaal uitbetaald in de maand september, op grond van de tijdens de twaalf voorafgaande maanden verrichte prestaties. § 2. In afwijking van artikel 61 bekomt het in paragraaf 1 bedoelde vastbenoemd personeelslid dat, volgens de bepalingen van kracht op 31 december 2016, aan het einde van de geldigheidsduur naar de oude hogere weddeschaal bevorderd zou zijn geweest, op die datum deze vooruitgang in deze hogere oude weddeschaal. Deze oude weddeschaal is herberekend, overeenkomstig artikel 69, op basis van de geldelijke anciënniteit die hij op 1 januari 2017 zal hebben bereikt. § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde personeelslid van wie de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding tussen 1 januari 2014 en 31 december 2016 afloopt zonder dat hij de in de tweede paragraaf bedoelde vooruitgang in weddeschaal geniet behoudt het voordeel van deze premie voor competentieontwikkeling tot 31 december 2016 indien het aan de twee volgende voorwaarden voldoet : 1° niet in de voorwaarden zijn geweest om zich tussen 1 januari 2013 en 3 februari 2013 voor een nieuwe gecertificeerde opleiding in te schrijven;2° geen bevordering door overgang naar een hoger niveau noch bevordering naar de hogere klasse bekomen gedurende deze periode. De premie wordt berekend en uitbetaald volgens de modaliteiten die van kracht waren op 31 december 2013.

Art. 59.In deze titel verwijzen de woorden `oude weddeschaal' naar de weddeschalen zoals deze op 31 december 2016 van kracht waren voor de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

Art. 60.De vermeldingen `zeer goed', `goed', `onvoldoende' en `slecht', toegekend sinds 1 januari 2014 volgens de beoordelingsprocedure voorzien in hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 29 december 1956 tot vaststelling van het statuut van het personeel bij het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, worden respectievelijk gelijkgesteld met de vermeldingen `uitzonderlijk', `voldoet aan de verwachtingen', `te verbeteren' en `onvoldoende'.

Art. 61.§ 1. In afwijking van afdeling 1 van hoofdstuk 1 van titel 3 en onverminderd artikel 69 behoudt het personeelslid de oude weddeschaal waarin het bezoldigd werd bij de inwerkingtreding van dit besluit.

In afwijking van het eerste lid, bekomt het vastbenoemd personeelslid dat bij de inwerkingtreding van dit besluit in de oude weddeschaal A11 is bezoldigd, de oude weddeschaal A12 die, overeenkomstig artikel 69 op basis van de geldelijke anciënniteit die hij op 1 januari 2017 zal hebben bereikt, is herberekend. Hij bekomt deze oude weddeschaal op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij zes jaar dienstanciënniteit telt die in de oude weddeschaal A11 verworven is.

Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen in aanmerking de werkelijke diensten, zoals omschreven in artikel 85, tweede lid, die het vastbenoemde personeelslid binnen het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven heeft verricht in enigerlei hoedanigheid, desgevallend met inbegrip van de werkelijk gepresteerde diensten in de hoedanigheid van contractueel personeelslid binnen het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. § 2. De geldelijke anciënniteit van het in dit artikel bedoelde personeelslid wordt niet herberekend bij de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 62.Het personeelslid dat de bepalingen van artikel 61, § 1, geniet, bekomt, zo nodig met terugwerkende kracht, op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij drie jaar geldelijke anciënniteit telt die verworven is sinds 1 januari 2014 en na de indiensttreding een bonificatie die `eerste schaalbonificatie' genoemd wordt.

Om het voordeel van het eerste lid te bekomen moet het personeelslid drie keer de vermelding `voldoet aan de verwachtingen' of de vermelding `uitzonderlijk' hebben bekomen, en slechts voor zover het in een evaluatieperiode overeenkomstig titel 2 de vermelding `voldoet aan de verwachtingen' of de vermelding `uitzonderlijk' heeft bekomen.

Art. 63.In afwijking van artikel 62 bekomt het personeelslid dat de bepalingen van artikel 61, § 1, geniet de eerste schaalbonificatie, zo nodig met terugwerkende kracht, op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij twee jaar geldelijke anciënniteit telt die verworven is sinds 1 januari 2014 en na de indiensttreding, indien het twee keer de vermelding `uitzonderlijk' heeft bekomen en geen enkele keer de vermelding `te verbeteren' noch de vermelding `onvoldoende', en slechts voor zover het in de eerste evaluatieperiode overeenkomstig titel 2 de vermelding `uitzonderlijk' heeft bekomen.

Art. 64.In afwijking van de artikelen 62 en 63 wordt de eerste schaalbonificatie verminderd met het bedrag van de in artikel 58, §§ 1 en 3, bedoelde premie voor competentieontwikkeling. Ze is nooit negatief.

Art. 65.§ 1. Het in de artikelen 62 en 63 bedoelde personeelslid bekomt een bonificatie die `schaalbonificatie' genoemd wordt, op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het zes jaar geldelijke anciënniteit telt vanaf de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie heeft bekomen.

Om het voordeel van dit artikel te bekomen moet het personeelslid zes keer de vermelding `voldoet aan de verwachtingen' of de vermelding `uitzonderlijk' hebben behaald sinds de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie bekwam.

In afwijking van het tweede lid moet het personeelslid om het voordeel van dit artikel te bekomen wat betreft de eerstvolgende schaalbonificatie na de eerste schaalbonificatie, vijf keer de vermelding `voldoet aan de verwachtingen' of de vermelding `uitzonderlijk' hebben behaald sinds de maand waarin het een eerste schaalbonificatie bekwam, zonder rekening te houden met de vermelding `voldoet aan de verwachtingen' of de vermelding `uitzonderlijk' toegekend volgens een evaluatieperiode overeenkomstig titel 2 die noodzakelijk is voor het verkrijgen van de eerste schaalbonificatie overeenkomstig de artikelen 62 en 63. § 2. In afwijking van paragraaf 1, bekomt het in de artikelen 62 en 63 bedoelde personeelslid van niveau A een bonificatie die `schaalbonificatie' genoemd wordt op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het vijf jaar geldelijke anciënniteit telt vanaf de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie heeft bekomen.

Om het voordeel van dit artikel te bekomen moet het personeelslid vijf keer de vermelding `voldoet aan de verwachtingen' of de vermelding `uitzonderlijk' hebben behaald sinds de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie bekwam.

In afwijking van het tweede lid moet het personeelslid van niveau A, om het voordeel van dit artikel te bekomen wat betreft de eerstvolgende schaalbonificatie na de eerste schaalbonificatie, vier keer de vermelding `voldoet aan de verwachtingen' of de vermelding `uitzonderlijk' hebben behaald sinds de maand waarin het een eerste schaalbonificatie bekwam, zonder rekening te houden met de vermelding `voldoet aan de verwachtingen' of de vermelding `uitzonderlijk' toegekend volgens de evaluatieperiode overeenkomstig titel 2 die noodzakelijk is voor het verkrijgen van de eerste schaalbonificatie overeenkomstig de artikelen 62 en 63.

Art. 66.In afwijking van artikel 65 bekomt het personeelslid een schaalbonificatie na vier jaar geldelijke anciënniteit indien het vier keer de vermelding `uitzonderlijk' heeft behaald en geen enkele keer de vermelding `te verbeteren' of de vermelding `onvoldoende' sinds de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie bekwam.

In afwijking van het eerste lid bekomt het personeelslid de eerstvolgende schaalbonificatie na de eerste schaalbonificatie na vier jaar geldelijke anciënniteit indien het drie keer de vermelding `uitzonderlijk' heeft behaald en geen enkele keer de vermelding `te verbeteren' of de vermelding `onvoldoende' sinds de maand waarin het een eerste schaalbonificatie bekwam, zonder rekening te houden met de vermelding `voldoet aan de verwachtingen' of de vermelding `uitzonderlijk' toegekend volgens de evaluatieperiode overeenkomstig titel 2 die noodzakelijk is voor het verkrijgen van de eerste schaalbonificatie overeenkomstig de artikelen 62 en 63.

Art. 67.Voor de toepassing van het tweede lid van de artikelen 62 en 65, §§ 1 en 2, wordt de vermelding verkregen na afloop van de periode bedoeld in artikel 28 evenwel niet in aanmerking genomen.

Art. 68.In afwijking van de artikelen 62, 63, 65 en 66 wordt de som van de wedde verschuldigd overeenkomstig de weddeschaal, berekend rekening houdend met artikel 69, de eerste schaalbonificatie en de verschillende schaalbonificaties beperkt tot het maximumbedrag van de hoogste schaal van de graad of de beschouwde klasse, op dezelfde wijze als voor de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

Het maximumbedrag wordt voor de vastbenoemde personeelsleden die bij de inwerkingtreding van dit besluit een oude weddeschaal genieten evenwel opgetrokken tot het bedrag van de laatste trap van deze oude weddeschaal wanneer hun hoogste trap bij de inwerkingtreding van dit besluit hoger ligt dan het in het eerste lid bedoelde maximumbedrag.

Art. 69.Vanaf 1 januari 2017 wordt de verhoging verbonden aan de vooruitgang naar de hogere trap van de oude weddeschalen, zoals deze op 31 december 2016 van kracht waren voor de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven vastgesteld op : 1° 27 euro voor de weddeschaal DT1;2° 180 euro voor de weddeschalen DT2, DT3, DT4 en DT5;3° 122 euro voor de weddeschalen DA1, DA2, DA3 en DA4;4° 200 euro voor de weddeschalen van niveau C;5° 256 euro voor de weddeschalen BI1, BI2, BI3 en BI4;6° 270 euro voor de andere weddeschalen van niveau B;7° 258 euro voor de weddeschalen van de klasse A1;8° 196 euro voor de weddeschalen van de klasse A2;9° 206 euro voor de weddeschalen van de klasse A3;10° 256 euro voor de weddeschalen van de klassen A4 en A5;11° 200 euro voor de andere weddenschalen. Wat de toepassing van het eerste lid betreft gebeurt de vooruitgang een keer per jaar en wordt de vroegere weddeschaal beschouwd als een weddeschaal die een onbeperkt aantal trappen omvat.

Dit artikel is van toepassing op elke verhoging verbonden aan de anciënniteit die wordt uitgevoerd vanaf 1 januari 2017.

Art. 70.De eerste schaalbonificaties en de schaalbonificaties maken deel uit van de jaarwedde.

De bedragen van de eerste schaalbonificaties en de schaalbonificaties worden bepaald in de bijlage.

De bijlage bevat tabel I en tabel II.

Art. 71.§ 1. De bedragen van de eerste schaalbonificaties zijn deze bepaald in de bijlage, tabel II, voor : 1° het personeelslid dat in de laatste weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse bij de inwerkingtreding van dit besluit is bezoldigd;2° het personeelslid dat geen premie voor competentieontwikkeling bij de inwerkingtreding van dit besluit, onverminderd artikel 57, geniet;3° het vastbenoemd personeelslid dat overeenkomstig artikel 58, § 2, een bevordering in weddeschaal naar de oude hogere weddeschaal bekomt aan het einde van de geldigheidsduur van zijn gecertificeerde opleiding indien deze oude hogere weddeschaal de laatste weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse was. De bedragen zijn bepaald in de bijlage, tabel I, voor de andere personeelsleden.

De oude weddeschalen CA3 en CT3 worden beschouwd als de laatste weddeschalen van het niveau C alsook de weddeschaal 22B. § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 1°, bekomt het personeelslid dat bezoldigd is in de oude weddeschaal A12 of DT1 het in de bijlage, tabel I, bepaald bedrag indien het een premie voor competentieontwikkeling geniet bij de inwerkingtreding van dit besluit. § 3. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 2°, bekomen het vastbenoemde personeelslid die op 3 februari 2013 geen jaar niveauanciënniteit had en het contractueel personeelslid die niet sedert een jaar op dit niveau in dienst was op dezelfde datum het in de bijlage, tabel I, bepaalde bedrag.

Deze paragraaf is niet van toepassing op het personeelslid dat zich volgens de bepalingen van kracht op 3 februari 2013 onmiddellijk voor een gecertificeerde opleiding had kunnen inschrijven.

Art. 72.De bedragen van de schaalbonificaties zijn deze bepaald in de bijlage, tabel II, voor : 1° het personeelslid dat in de laatste of de voorlaatste weddeschaal van zijn graad of klasse is bezoldigd;2° het personeelslid dat reeds één schaalbonificatie heeft genoten na de eerste schaalbonificatie, met uitzondering van de vastbenoemde personeelsleden die bij de inwerkingtreding van dit besluit in de schaal A12 zijn bezoldigd. De bedragen zijn bepaald in de bijlage, tabel I voor de andere personeelsleden.

Art. 73.Het contractueel personeelslid kan na de eerste bonificatie slechts één bonificatie genieten.

Dit artikel is niet toepasselijk op de medewerker restaurant/schoonmaak.

Art. 74.In afwijking van de artikelen 32 en 45 geniet het personeelslid dat contractueel is bij de inwerkingtreding van dit besluit en dat later vastbenoemd wordt, de tweede schaal van zijn graad of zijn klasse indien hij de eerste schaalbonificatie van zijn graad of van zijn klasse heeft genoten.

Het geniet de derde weddeschaal van zijn graad of zijn klasse, indien hij een schaalbonificatie heeft bekomen na zijn eerste schaalbonificatie.

Onverminderd de artikelen 32 en 74, eerste en tweede lid, en in afwijking van artikel 45 behoudt het personeelslid dat contractueel is bij de inwerkingtreding van dit besluit en dat later vastbenoemd wordt in dezelfde graad of klasse, in het geval zijn nieuwe wedde lager zou zijn, zijn oude wedde tot wanneer hij in de nieuwe weddenschaal die verbonden is aan zijn graad of klasse, een wedde bekomt die minstens daaraan gelijk is.

De geldelijke anciënniteit die hij verkregen heeft, hetzij tussen 1 januari 2014 en de datum waarop hij de eerste schaalbonificatie verkrijgt, hetzij sedert de maand waarin hij zijn laatste schaalbonificaite heeft verkegen, wordt gevaloriseerd als schaalanciënniteit. De vermeldingen gekregen tijdens de periode van gevaloriseerde geldelijke anciënniteit worden meegenomen.

Dit artikel is ook van toepassing op het contractueel personeelslid dat een nieuwe arbeidsovereenkomst krijgt binnen een termijn van twaalf maanden sinds het einde van zijn vorige arbeidsovereenkomst bij het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

Art. 75.Het vastbenoemde personeelslid die een toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt krijgt en vervolgens bevorderd wordt in de graad of de klasse die overeenstemt met de betrekking die hij heeft uitgeoefend, behoudt in voorkomend geval zijn oude wedde en zijn toelage als de wedde verkregen in de weddeschaal verbonden aan zijn nieuwe graad of aan zijn nieuwe klasse minder gunstig is dan zijn oude wedde verhoogd met zijn toelage.

Het vastbenoemde personeelslid behoudt dit voordeel totdat hij in zijn nieuwe weddeschaal een wedde verkrijgt die gelijkwaardig is aan die verbonden aan zijn oude graad of zijn oude klasse, verhoogd met zijn toelage.

Voor de toepassing van dit artikel moet onder "oude wedde en zijn toelage" worden verstaan de wedde, het weddecomplement, het weddesupplement en de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt verschuldigd op de dag voor de datum van de bevordering naar het hogere niveau of naar de hogere klasse.

Art. 76.De vastbenoemde personeelsleden die een bevordering door overgang naar het niveau C krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, genieten de eerste weddeschaal van hun graad die hun in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze graad genieten een verhoging waarborgt van minstens 500 euro ten opzichte van de jaarwedde waarin ze worden bezoldigd.

Art. 77.De vastbenoemde personeelsleden die een bevordering door overgang naar het niveau B krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, genieten de eerste weddeschaal van hun graad die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze graad genieten een verhoging waarborgt van minstens 750 euro ten opzichte van de jaarwedde waarin ze worden bezoldigd.

Art. 78.De vastbenoemde personeelsleden die een bevordering door overgang naar het niveau A krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, genieten de eerste weddeschaal van hun klasse die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze op het niveau A genieten een verhoging waarborgt van minstens 1.500 euro ten opzichte van de jaarwedde waarin ze bezoldigd worden.

Art. 79.De vastbenoemde personeelsleden die een bevordering naar de klassen A2, A3 of A4 krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, genieten de eerste weddeschaal van hun klasse die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze klasse genieten een verhoging van minstens 3.000 euro waarborgt ten opzichte van de jaarwedde waarin ze bezoldigd worden. Indien geen enkel weddeschaal hen deze verhoging waarborgt, dan genieten ze de laatste weddeschaal van de klasse.

Dit artikel is niet van toepassing op de bevordering in weddeschaal naar de oude weddeschaal A21 bedoeld in artikel 58, § 2.

Art. 80.In afwijking van de artikelen 76 tot 79 verkrijgt het vastbenoemde personeelslid, als na de bevordering naar het hogere niveau of naar de hogere klasse wordt vastgesteld dat hij een gunstiger wedde zou hebben verkregen in het lagere niveau of de lagere klasse na toepassing van de artikelen 58, § 2, 61, § 1, tweede lid, 62 tot 66, telkens deze wedde wanneer hij in de weddeschaal verbonden aan de graad of de klasse waarin hij benoemd is geen wedde geniet die minstens gelijkwaardig is.

Voor de toepassing van het eerste lid krijgt het vastbenoemde personeelslid fictief en jaarlijks in het lagere niveau of in de lagere klasse de vermelding "voldoet aan de verwachtingen", als hij in de graad of de klasse waarin hij benoemd is tenminste dezelfde vermelding heeft verkregen.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "gunstiger wedde in het lagere niveau of de lagere klasse" verstaan de wedde, verhoogd met de schaalbonificaties, de complementen, de weddecomplementen en de weddesupplementen.

Art. 81.De vastbenoemde personeelsleden die een verandering van graad bekomen worden bezoldigd in de eerste weddeschaal van deze graad die hen in de trap die met hun geldelijke anciënniteit overeenstemt een jaarwedde waarborgt die minstens gelijk is aan de jaarwedde waarin ze bezoldigd worden. Indien geen enkele weddeschaal hen deze gelijkheid waarborgt, genieten ze de laatste weddeschaal van deze graad. De geldelijke anciënniteit die hij verkregen heeft, hetzij tussen 1 januari 2014 en de datum waarop hij de eerste schaalbonificatie verkrijgt, hetzij sedert de maand waarin hij zijn laatste schaalbonificatie heeft verkregen, wordt gevaloriseerd als schaalanciënniteit. De vermeldingen gekregen tijdens de periode van gevaloriseerde geldelijke anciënniteit worden meegenomen.

In geval van toepassing van artikel 58, § 2, eerste lid, na de verandering van graad, is het eerste lid opnieuw van toepassing.

Art. 82.Wat de toepassing van de artikelen 76 tot 80 betreft, is de jaarwedde de som van de wedde verbonden aan hun oude weddeschaal, berekend overeenkomstig artikel 69, en de schaalbonificaties die ze genoten hebben. Er wordt geen rekening gehouden met weddesupplementen of -complementen, noch met premies of toelagen.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met de vermindering van de eerste schaalbonificatie bedoeld in artikel 64.

Art. 83.De vastbenoemde personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van dit besluit de titel van een afgeschafte graad droegen, behouden die titel op individuele basis.

TITEL 4. - Administratieve loopbaan

Art. 84.Bevordering tot een graad van een hoger niveau, tot een klasse van niveau A wanneer het vastbenoemde personeelslid deel uitmaakt van een lager niveau, of tot een hogere klasse, en verandering van graad zijn alleen mogelijk als er een vacante betrekking is.

Op voorstel van de secretaris beslist het dagelijks bestuur of in een vacante betrekking wordt voorzien door een selectie voor overgang naar een hoger niveau of een hogere klasse, door verandering van graad, door werving of door de indienstneming van een personeelslid met een arbeidsovereenkomst.

Om een bevordering door overgang naar een hoger niveau, door overgang naar de hogere klasse of een verandering van graad te verkrijgen, moet het vastbenoemde personeelslid zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden.

Art. 85.De procedure voor de bevordering door overgang naar het hogere niveau verloopt via een examen, waarvan de inhoud en de modaliteiten door het dagelijks bestuur worden vastgesteld. Voor dit examen komen alleen de vastbenoemde personeelsleden van niveaus B, C en D in aanmerking die minstens vier jaar werkelijke diensten binnen het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven hebben verricht en die geen "onvoldoende" of "te verbeteren" hebben gekregen tijdens hun laatste evaluatie, voorafgaand aan de beslissing van het dagelijks bestuur overeenkomstig artikel 84, tweede lid.

Het vastbenoemde personeelslid wordt geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich bevindt in een administratieve stand op grond waarvan hij, krachtens zijn statuut, zijn activiteitswedde of bij gemis daarvan, zijn aanspraak op bevordering in zijn weddeschaal behoudt.

Een selectie voor overgang naar het hogere niveau staat open : - voor bevordering tot de eerste klasse van niveau A : voor alle vastbenoemde personeelsleden van niveau B; - voor bevordering tot een graad van niveau B : voor alle vastbenoemde personeelsleden van niveau C; - voor bevordering tot een graad van niveau C : voor alle vastbenoemde personeelsleden van niveau D.

Art. 86.De procedure voor de bevordering door overgang naar de hogere klasse verloopt via een vergelijkend onderzoek door het dagelijks bestuur van de verdiensten van de kandidaten en hun geschiktheid voor het uitoefenen van de te begeven functie, zoals verduidelijkt in de functieomschrijving. De selectie voor overgang naar de klassen A2, A3, A4 staat open voor de vastbenoemde personeelsleden van niveau A die geen "onvoldoende" of "te verbeteren" hebben gekregen tijdens hun laatste evaluatie, voorafgaand aan de beslissing overeenkomstig artikel 84, tweede lid.

Om tot de klasse A2 te worden bevorderd moet het vastbenoemde personeelslid ten minste twee jaar klasseanciënniteit in A1 hebben.

Om tot de klasse A3 te worden bevorderd moet het vastbenoemde personeelslid ten minste vier jaar klasseanciënniteit in A2 of ten minste zes jaar klasseanciënniteit in A1 of ten minste zes jaar klasseanciënniteit in A1 en A2 samen hebben.

Om tot de klasse A4 te worden bevorderd moet het vastbenoemde personeelslid in de klasse A3 benoemd zijn.

Voor de berekening van de klasseanciënniteit, worden de werkelijke diensten, zoals omschreven in artikel 85, tweede lid, aangerekend vanaf de datum waarop het vastbenoemde personeelslid in de beschouwde klasse werd opgenomen, met inbegrip van de werkelijke gepresteerde diensten in de hoedanigheid van contractueel personeelslid in dezelfde klasse.

Aan de klasseanciënniteitsvoorwaarde wordt voldaan op de datum waarop het bericht van vacante betrekking wordt meegedeeld. Aan de andere voorwaarden wordt voldaan op diezelfde datum.

Als het bericht van vacante betrekking op verschillende wijzen werd meegedeeld overeenkomstig artikel 88 wordt aan de voorwaarden voldaan op de datum die het gunstigst is voor het vastbenoemde personeelslid.

Art. 87.De procedure voor een verandering van graad verloopt via een vergelijkend onderzoek door het dagelijks bestuur van de verdiensten van de kandidaten en hun geschiktheid voor het uitoefenen van de te begeven functie, zoals verduidelijkt in de functieomschrijving.

Art. 88.§ 1. De beslissing van het dagelijks bestuur om in een vacante betrekking te voorzien door een selectie voor overgang naar een hoger niveau of een hogere klasse of door een verandering van graad, wordt ter kennis gebracht van de vastbenoemde personeelsleden die overeenkomstig de voorwaarden van de artikelen 85, 86 en 87 in aanmerking komen voor de bevordering of de verandering van graad.

Het vacaturebericht wordt ten minste meegedeeld op een van de volgende wijzen : 1° hetzij langs elektronische weg waarbij de ontvangst ervan door het vastbenoemde personeelslid wordt bevestigd;2° hetzij door overhandiging aan het vastbenoemde personeelslid in ruil voor een door hem ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt;3° hetzij met een aangetekend schrijven naar het door het vastbenoemde personeelslid laatst meegedeelde adres. Het vacaturebericht bevat alle elementen betreffende de vacante betrekking teneinde aan de kandidaten toe te laten te solliciteren met alle kennis van zaken. § 2. Voor een bevordering of een verandering van graad wordt alleen rekening gehouden met de kandidaatstellingen van de benoembare vaste personeelsleden die gesolliciteerd hebben binnen een termijn van 10 werkdagen, die ingaat op de eerste werkdag volgend op de dag : 1° waarop het vacaturebericht elektronisch werd meegedeeld en de ontvangst ervan door het vastbenoemde persooneelslid werd bevestigd;2° waarop het vacaturebericht aan het vastbenoemde personeelslid werd overhandigd en waarvoor een ontvangstbewijs werd opgemaakt dat het vastbenoemde personeelslid heeft ondertekend en de datum van ontvangst vermeldt;3° waarop het vacaturebericht door middel van een aangetekend schrijven werd aangeboden op het door het vastbenoemde personeelslid laatst meegedeelde adres. Wanneer het vacaturebericht werd meegedeeld op meerdere in het eerste lid bedoelde wijzen is de termijn die van toepassing is die, die het gunstigst is voor het vastbenoemde personeelslid. § 3. De kandidaatstelling kan bezorgd worden per brief verzonden naar het in het vacaturebericht vermelde adres volgens een van de wijzen vermeld in § 2, 1°, 2° en 3°. De kandidaatstelling bezorgd volgens de modaliteiten bedoeld in § 2, 1° en 3° is enkel tegenstelbaar mits de kandidaat over een ontvangstmelding beschikt die werd afgeleverd door de dienst Personeelswerk. § 4. De vastbenoemde personeelsleden kunnen bij voorbaat dingen naar elke betrekking die tijdens hun afwezigheid open zou worden verklaard.

De geldigheid van een dergelijke kandidaatstelling is beperkt tot één maand.

Art. 89.§ 1. Het dagelijks bestuur maakt een voorstel van rangschikking van de kandidaten en stelt een voorstel tot bevordering of tot verandering van graad op. Het voorstel van rangschikking en het voorstel tot bevordering of tot verandering van graad worden schriftelijk of elektronisch, meegedeeld aan de vastbenoemde personeelsleden die hun kandidatuur geldig hebben ingediend.

Deze mededeling vermeldt daarnaast ten minste de volgende informatie : 1° De mogelijkheid voor het vastbenoemde personeelslid dat zich benadeeld acht, om binnen de tien werkdagen na de mededeling een bezwaar in te dienen bij het dagelijks bestuur;2° de mogelijkheid om te vragen door het dagelijks bestuur te worden gehoord;3° het deel van het proces-verbaal van de zitting van het dagelijks bestuur betreffende de rangschikking en het voorstel van bevordering;4° de mogelijkheid om het dossier te raadplegen. De schriftelijke of elektronische vraag om het dossier te raadplegen wordt gericht aan de dienst Personeelswerk. De raadpleging van het dossier gebeurt met naleving van het vertrouwelijk karakter van de informatie die op andere vastbenoemde personeelsleden betrekking zou hebben. § 2. Het vastbenoemde personeelslid dient zijn bezwaar in op een van de volgende wijzen : per aangetekend schrijven, per overhandigde brief of via elektronische weg. Het bezwaarschrift ingediend per overhandigde brief of via elektronische weg is slechts tegenstelbaar mits de kandidaat over een ontvangstmelding beschikt die werd afgeleverd door de dienst Personeelswerk.

Indien het vastbenoemd personeelslid vraagt om gehoord te worden, verschijnt hij persoonlijk. Hij mag zich noch laten bijstaan, noch laten vertegenwoordigen.

Als het regelmatig opgeroepen vastbenoemde personeelslid zonder geldige verontschuldiging niet verschijnt, wordt de procedure wat hem betreft als afgesloten beschouwd.

Het dagelijks bestuur spreekt zich uit op grond van het schriftelijke of elektronische bezwaarschrift, zelfs indien het vastbenoemde personeelslid zich op een geldige verontschuldiging kan beroepen, zodra de klacht een tweede maal op een zitting werd geagendeerd. § 3. Indien ingevolge het onderzoek van het bezwaarschrift, het oorspronkelijke voorstel van rangschikking en voorstel van bevordering of verandering van graad niet verandert, wordt deze beslissing enkel meegedeeld aan de kandidaat die een bezwaarschrift heeft ingediend.

Indien het dagelijks bestuur een nieuwe rangschikking voorstelt, wordt deze volgens de in paragraaf 1 bedoelde procedure, meegedeeld aan alle kandidaten die geldig hun kandidatuur hebben ingediend.

Indien opnieuw een vastbenoemd personeelslid zich benadeeld acht, kan hij volgens de in paragraaf 2 bedoelde procedure een bezwaarschrift indienen. Tijdens een bevorderingsprocedure kan elk vastbenoemd personeelslid slechts eenmaal vragen om gehoord te worden.

Aan het einde van een nieuwe beraadslaging maakt het dagelijks bestuur het definitieve voorstel van rangschikking bekend aan alle kandidaten die hun kandidatuur geldig hebben ingediend. § 4. Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 88 wordt verstaan onder werkdag : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen.

Art. 90.De bevordering tot een hoger niveau of een hogere klasse of de verandering van graad worden door de Raad op met redenen omkleed advies van het dagelijks bestuur verleend aan het vastbenoemde personeelslid dat het meest geschikt wordt geacht voor het uitoefenen van de te begeven functie.

De datum van de bevordering tot een hoger niveau of een hogere klasse of de verandering van graad wordt in de notulen van de vergadering van de Raad vermeld en ter kennis gebracht van de vastbenoemde personeelsleden die hun kandidatuur hebben ingediend, door middel van een uittreksel dat voor eensluidend is verklaard.

TITEL 5. - Wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 91.In het koninklijk besluit van 29 december 1956 tot vaststelling van het statuut van het personeel bij het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wordt artikel 4 vervangen als volgt : "Art.4. De Raad kan personeelsleden aanwerven door middel van een arbeidsovereenkomst. Een personeelslid kan door middel van een arbeidsovereenkomst eveneens worden aangeworven in de graad van medewerker keuken-schoonmaak."

Art. 92.In hetzelfde besluit worden de artikelen 5 tot en met 7 opgeheven.

Art. 93.In hetzelfde besluit wordt in artikel 8 de zinsnede "van artikel 12 der wet dd. 20 september 1948" vervangen door de zinsnede "van artikel XIII.22 van het Wetboek van economisch recht".

Art. 94.In hetzelfde besluit wordt in artikel 9 het tweede lid opgeheven.

Art. 95.In hetzelfde besluit wordt het Hoofdstuk IV. - Beoordeling, dat de artikelen 14 tot en met 17 omvat, opgeheven.

Art. 96.In hetzelfde besluit wordt artikel 18 vervangen als volgt : "

Art. 18.Op grond van een verslag van de secretaris stelt het dagelijks bestuur de wedde van ieder personeelslid in de schaal van zijn graad vast, met name : 1° bij zijn indiensttreding;2° in geval van wijziging van de weddeschalen;3° in geval van verandering van graad;4° in geval van verlies van in aanmerking komende diensten. Het dagelijks bestuur kan de secretaris opdracht geven de overige bevorderingen tot een hogere wedde verlenen. Deze worden om de drie maanden vermeld in een overzichtsstaat die aan de regeringscommissaris wordt toegezonden."

Art. 97.In hetzelfde besluit wordt in artikel 24 het woord "beoordelingsdossier" vervangen door het woord "individueel evaluatiedossier".

Art. 98.In hetzelfde besluit wordt artikel 28 opgeheven.

Art. 99.In hetzelfde besluit wordt artikel 30bis vervangen als volgt : "

Art. 30bis.Inzake disponibiliteit zijn de op het rijkspersoneel toepasselijke bepalingen eveneens van toepassing op de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven."

Art. 100.In hetzelfde besluit wordt in artikel 31 de woorden "vorig artikel" vervangen door de woorden "artikel 30".

Art. 101.In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerst lid wordt de bepaling onder 9° opgeheven;2° het laatste lid wordt opgeheven.

Art. 102.In hetzelfde besluit wordt artikel 34 vervangen als volgt : "

Art. 34.Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd heeft eveneens de definitieve ambstneerlegging zonder opzegging tot gevolg."

Art. 103.In hetzelfde besluit wordt in artikel 35 de zinsnede "14 tot 17" opgeheven.

Art. 104.Het koninklijk besluit van 9 mei 2008 houdende hervorming van de loopbanen van de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wordt opgeheven.

Art. 105.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017 met uitzondering van de artikelen 58, § 3, 60 en 62 tot en met 73 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2014.

Art. 106.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 december 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS

BIJLAGE

Tabel I/Tableau I

Tabel I/Tableau II

GRAAD OF KLASSE GRADE OU CLASSE

eerste schaal bonificatie première bonification d'échelle

schaal bonificatie bonification d'échelle

eerste schaal bonificatie première bonification d'échelle

schaal bonificatie bonification d'échelle

administratief medewerker collaborateur administratif

1000

1000

400

800

technisch medewerker collaborateur technique

1000

1000

400

800

medewerker keuken/schoonmaak collaborateur restaurant/nettoyage

800

200

200

200

administratief assistant assistant administratif

1700

1700

500

1000

technisch assistantassistant technique

1700

1700

500

1000

administratief deskundige expert administratif

2000

2000

500

1000

technisch deskundige expert technique

2000

2000

500

1000

financieel deskundige expert financier

2000

2000

500

1000

ICT-deskundigeexpert ICT

2500

2500

500

1000

klasse/classe A1

3000

3000

800

3000

klasse/classe A2

3000

3000

800

1800

klasse/classe A3

3000

3000

800

1800

klasse/classe A4

2000

3000

800

1000


Gezien om gevoegd te worden bij Ons koninklijk besluit van 12 december 2016 betreffende de evaluatie en de loopbaan van de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS

^