Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 augustus 2024
gepubliceerd op 06 september 2024

Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van artikel 37 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat en tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 juli 2017 tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid, 78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat

bron
federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst beleid en ondersteuning
numac
2024008394
pub.
06/09/2024
prom.
12/08/2024
ELI
eli/besluit/2024/08/12/2024008394/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 AUGUSTUS 2024. - Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van artikel 37 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat en tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017012980 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid,78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid, 78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat


VERSLAG AAN DE KONING Sire,

Artikel 37 van de wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat kent de bevoegdheid toe aan de Koning, op gezamenlijke voordracht van de Ministers van Financiën en van Begroting, een "statuut" voor de rekenplichtigen uit te werken, dit wil zeggen de vorm en de voorwaarden te bepalen voor de aanstelling van rekenplichtigen alsook van hun plaatsvervangers gedurende hun afwezigheden; de rechten en verplichtingen van deze personen te bepalen alsook de door de administratieve overheid te volgen procedure vast te stellen om de rekenplichtige kwijting te verlenen voor de niet-ingevorderde vastgestelde rechten.

Het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit zet deze wetsbepaling om in een reglementaire tekst die als belangrijkste doel heeft een statuut voor de rekenplichtigen vast te stellen dat zowel de belangen van de Schatkist beschermt als deze van de rekenplichtigen zelf.

Inderdaad, hoewel de rekenplichtige, als beheerder van overheidsgelden en -waarden, een belangrijke financiële functie waarneemt, moet erkend worden dat tot op heden geen omvattend normatief kader voor deze functie werd uitgewerkt. De omschrijving van de taken en van de rechten en plichten van de rekenplichtigen draagt ongetwijfeld bij tot de rechtszekerheid van alle rekenplichtigen.

Daarnaast beoogt dit ontwerp bijdragen tot de harmonisering van de werkvoorwaarden van de rekenplichtigen.

Hoofdstuk I bepaalt het toepassingsgebied van dit koninklijk besluit, namelijk alle aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen rekenplichtigen die behoren tot de diensten van de federale Staat: de federale overheidsdiensten, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en de staatsbedrijven.

Hoofdstuk II formuleert algemene bepalingen: het definieert op algemene wijze de opdracht van de rekenplichtigen en geeft, in overeenstemming met de filosofie van de Copernicushervormingen, de bevoegdheid aan elke minister om de specifieke taakomschrijvingen en procedures uit te werken die van toepassing zijn op de rekenplichtigen van hun dienst.

Hoofdstuk III, dat bestaat uit vier afdelingen, bevat bepalingen met betrekking tot de verantwoordelijkheden en opdrachten van de rekenplichtige. De eerste drie afdelingen betreffen de opdrachten van de rekenplichtigen over gelden en waarden. De vierde afdeling heeft betrekking op de rekenplichtigen der waren. Afdeling 1 preciseert de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige

voor de invordering en inning van de ontvangsten. Afdeling 2 voorziet regels voor het beheer en de bewaring van gelden

en waarden. Afdeling 3 handelt over de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige

inzake betaling van uitgaven. Afdeling 4 handelt over het beheer en de bewaring der waren.

Hoofdstuk IV bepaalt de regels voor de aanstelling van de rekenplichtigen en hun plaatsvervangers. Dit hoofdstuk bestaat uit drie afdelingen. Afdeling 1 regelt de vorm van de aanstelling. In principe worden alle

rekenplichtigen aangesteld door de functioneel bevoegde minister. Afdeling 2 behandelt de aanstellingsvoorwaarden van de rekenplichtige

conform de algemene regelgeving ter zake en voorziet de mogelijkheid voorzien voor de bevoegde functionele minister om specifieke voorwaarden vast te stellen op basis van de specifieke kenmerken van de dienst. Afdeling 3 regelt de vervanging van de rekenplichtige tijdens zijn

afwezigheden. Deze bepalingen zijn erop gericht de continuïteit in het beheer van de dienst van de rekenplichtige te verzekeren en de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de rekenplichtige of van zijn vervanger tijdens deze periodes te regelen.

Hoofdstuk V definieert de rechten en plichten van de rekenplichtige én van zijn administratie. Inderdaad, tegenover de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de rekenplichtige staat de verantwoordelijkheid van de administratie die ertoe is gehouden hem alle middelen ter beschikking te stellen die nodig zijn voor de goede uitoefening van zijn opdracht (op het vlak van personeel, informatie, vorming, materiële middelen).

Hoofdstuk VI behandelt aan het Rekenhof af te leggen rekeningen over het financieel beheer van de rekenplichtigen. Dit hoofdstuk bestaat uit vier afdelingen. Afdeling 1 bevat algemene bepalingen die op de drie soorten rekeningen

van toepassing zijn. Deze afdeling voorziet in de verplichting voor de toezichthoudende ambtenaar of de toezichthoudende dienst om de rekening op te maken indien de rekenplichtige in gebreke blijft. Afdeling 2 betreft de jaarlijkse beheersrekeningen.

Afdeling 3 handelt over de eindebeheersrekeningen: deze worden

opgemaakt wanneer de rekenplichtige zijn ambt tijdelijk of definitief stopzet. Afdeling 4 heeft betrekking op de tekortrekeningen: deze rekeningen

moeten worden ingediend wanneer een tekort wordt vastgesteld bij de rekenplichtige tegen wie de procedure loopt. Dit artikel bepaalt dat de rekenplichtige wordt gehoord door bevoegde personen die een gedetailleerd advies uitbrengen voordat de minister besluit de rekenplichtige al dan niet voor het Rekenhof te dagvaarden, met het oog op de terugbetaling van het tekort. Deze fase vindt dus plaats aan het einde van de administratieve fase van de procedure voor het Rekenhof, d.w.z. nadat het Rekenhof de rekening heeft afgesloten met een tekort maar zonder zich reeds te hebben uitgesproken over de aansprakelijkheid van de rekenplichtige.

Hoofdstuk VII definieert de modaliteiten van het toezicht op de rekenplichtige.

Hoofdstuk VIII heeft betrekking op bepalingen met betrekking tot het artikel 87, § 3 in uitvoering van de voornoemde wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten Hoofdstuk IX voorziet de slotbepalingen.

De structuur van het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit ziet eruit als volgt : Hoofdstuk I. - Toepassingsgebied Hoofdstuk II. - Algemene bepalingen Hoofdstuk III. - De opdrachten van de rekenplichtige Afdeling 1. - Inning en invordering van de ontvangsten

Afdeling 2. - Beheer en bewaring van gelden en waarden

Afdeling 3. - Betaling van uitgaven

Afdeling 4. - Beheer en bewaring der waren

Hoofdstuk IV. - De aanstelling van de rekenplichtige Afdeling 1. - De vorm van de aanstelling

Afdeling 2. - De aanstellingsvoorwaarden

Afdeling 3. - De vervanging van de rekenplichtige

Hoofdstuk V. - Respectieve rechten en plichten van de rekenplichtige en de administratie.

Hoofdstuk VI. - Af te leggen rekeningen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Afdeling 2. - De jaarlijkse beheersrekening

Afdeling 3. - De eindebeheersrekening

Afdeling 4. - De tekortrekening

Hoofdstuk VII. - Het toezicht op de rekenplichtige.

Hoofdstuk VIII - Bepalingen met betrekking tot het artikel 87, § 3 in uitvoering van de voornoemde wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten.

Hoofdstuk IX. - Slotbepalingen.

COMMENTAAR PER ARTIKEL

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en terminologie Artikel 1 Dit artikel bepaalt het toepassingsgebied van dit koninklijk besluit getroffen in uitvoering van de wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.

In overeenstemming met de bovenvermelde wet is dit besluit van toepassing op alle aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen rekenplichtigen die behoren tot één van de diensten, gedefinieerd in de wet: de federale overheidsdiensten van het algemeen bestuur, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en de staatsbedrijven. Wat de aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen rekenplichtigen betreft die niet tot één van deze diensten behoren, wordt verwezen naar de bijzondere organieke bepalingen die hun beheer regelen, evenals, en voor zover dat dit verenigbaar is, naar de principes en regels van het onderhavige besluit.

Dit koninklijk besluit is van toepassing op de twee categorieën van rekenplichtigen: enerzijds de reken-plichtigen belast met het beheer van openbare gelden of waarden, en anderzijds, de rekenplichtigen belast met het beheer van aan de Staat toebehorende waren.

HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen Artikel 2 Dit artikel definieert de taken die behoren tot de verantwoordelijkheid van een rekenplichtige. Dit betekent niet dat elk van deze taken ook effectief door elke rekenplichtige wordt uitgeoefend. Het behoort immers tot de bevoegdheid van elke minister de concrete diverse taken van de rekenplichtigen binnen zijn dienst vast te stellen. Bij de met de inning en invordering belaste administratie van de Federale overheidsdienst Financiën wordt de splitsing voorzien in de uitoefening van de rekenplichtige functies van de invordering van de vastgestelde rechten, enerzijds, en de inning of het effectief ontvangen van de sommen, anderzijds.

De eerste paragraaf geeft een opsomming van de taken van de rekenplichtigen over gelden en waarden. Deze rekenplichtigen hebben het beheer over de (overheids)gelden en waarden die aan hen zijn toevertrouwd. Hun taken situeren zich in de uitvoeringsfase van het ontvangsten- en uitgavenproces : inzake ontvangsten zijn zij verantwoordelijk voor de invordering van de door de ordonnateur vastgestelde rechten en de inning ervan. Dit betekent dat zij gehouden zijn alle gerichte invorderingsopdrachten uit te voeren en dus alle mogelijke middelen in te zetten om de effectieve inning van deze vastgestelde rechten te bekomen.

Zij innen ook de contante rechten. Dit zijn de rechten die niet voorafgaandelijk door de ordonnateur werden vastgesteld, doch worden vastgesteld op het zelfde ogenblik als waarop de inning plaats vindt.

De rekenplichtigen zijn belast met de terugvordering van onverschuldigd betaalde sommen.

De rekenplichtige is ook verantwoordelijk voor de bewaring van hem toevertrouwde financiële middelen: de kasvoorraad, de financiële rekeningen, en waardepapieren van diverse aard, zoals obligaties en Beveks.

Inzake uitgaven is de centraliserend rekenplichtige van de Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën verantwoordelijk voor de uitvoering van alle betalingen van de federale overheidsdiensten van het algemeen bestuur die hem/haar worden toevertrouwd. Hij voert deze betalingen uit overeenkomstig de betalingsopdrachten van de ordonnateurs. Deze worden hem overgemaakt nadat ze binnen elke dienst werden gecontroleerd.

De rekenplichtigen van de federale overheidsdiensten doen enkel zelf betalingen indien zij beschikken over geldvoorschotten die in uitzonderlijke gevallen worden toegestaan door de Minister van Financiën. Daarnaast zijn de rekenplichtigen die ontvangsten verrichten gemachtigd om onverschuldigd geïnde ontvangsten terug te betalen alsook bepaalde uitgaven te doen met derdengelden. Het is belangrijk erop te wijzen dat er een verschil is tussen de terugbetaling van door de rekenplichtige onverschuldigd geïnde ontvangsten en de teruggave van vastgestelde rechten : hier betreft het de teruggaven van fiscale voorheffingen of voorafbetalingen die werden ingehouden of betaald overeenkomstig de fiscale wetten en uitvoeringsbesluiten. Déze teruggaven gebeuren via het normale betalingscircuit, d.w.z. via de centraliserend rekenplichtige van de Thesaurie.

Tenslotte zijn de rekenplichtigen over gelden en waarden belast met de interne financiële verrichtingen met andere rekenplichtigen zoals vb. deze in het kader van de centralisatie van de ontvangsten.

Paragraaf 2 van dit artikel heeft betrekking op de rekenplichtigen der waren. Deze preciseert dat de personen, belast met het bewaken, het bewaren of het gebruiken van de aan de Staat toebehorende waren, zoals omschreven in artikel 36 van de wet, dezen zijn die, naargelang het geval, worden belast met de ontvangst, de bewaring, de handhaving, de opslag, de verdeling en het buiten gebruik stellen van niet toegewezen materieel en consumptie-goederen evenals met elke verrichting met andere rekenplichtigen bedoeld in dit besluit.

Het tweede lid van § 2 definieert wat moet worden verstaan onder niet-toegewezen materieel en consumptiegoederen. Deze omschrijving impliceert dat, zodra materieel of een consumptiegoed ter beschikking is gesteld van personen om hun opdracht te kunnen uitvoeren, dit wordt beschouwd als zijnde toegewezen. Bijgevolg moeten de personen die ze bijhouden niet worden beschouwd als rekenplichtigen over waren. Worden dus in deze paragraaf bedoeld: de diensten zoals centrale bewaarplaatsen, magazijnen, verdeelcentra, centrale leveringsdiensten en arsenalen, evenals de diensten belast met de verkoop van het aan de Staat toebehorende materieel.

De in dit artikel geviseerde rekenplichtigen zullen hun taken vervullen overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen en de uitgewerkte procedures. Zij dienen bij te dragen tot de beheersing van de risico's met betrekking tot de conformiteit van de transacties, de integriteit van de gegevens en de vrijwaring van het patrimonium van de Staat. Dit besluit moet gezien worden in samenhang met de noodzakelijke uitbouw van een adequaat interne controlesysteem en de bijhorende risicobeheersing zoals voorzien in het koninklijk besluit van 17 augustus 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/08/2007 pub. 18/10/2007 numac 2007003450 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Koninklijk besluit betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht sluiten betreffende het interne controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht alsook met de eventuele nog te voorziene wettelijke bepalingen.

Hierbij verwijst het besluit duidelijk in zijn derde paragraaf dat ook de bepalingen opgenomen in het koninklijk besluit van 20 maart 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2023 pub. 06/04/2023 numac 2023030791 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten in uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten zullen moeten gerespecteerd worden. Dienaangaande denken wij o.a. aan de bepalingen van TITEL II, Hoofdstuk 6 van het voormelde KB van 20 maart 2023.

Artikel 3 Dit artikel, dat beantwoordt aan het beginsel van de autonomie van de diensten, verleent aan elke functioneel bevoegde minister de bevoegdheid om bijzondere regels voor zijn dienst vast te stellen.

Deze bijzondere regels hebben betrekking op de praktische administratieve organisatie van elke dienst en zijn er inzonderheid op gericht de operationele taken van alle rekenplichtigen te preciseren in het kader van de wet en dit besluit, zonder dat zij de aansprakelijkheid van de rekenplichtigen mogen beperken.

De uitwerking van een duidelijke taakomschrijving van alle rekenplichtige functies biedt, enerzijds, meer rechtszekerheid aan de rekenplichtigen en is, anderzijds, voor de bevoegde overheid een belangrijk controle-instrument. Uiteraard mogen bijzondere bepalingen die zijn voorzien niet afwijken van de algemene regels vastgesteld op dat vlak.

Hierbij wensen wij op te merken dat de algemene regels op dat vlak worden vastgesteld door de Minister van Begroting in het bijzonder uitgaande van de informatie die voortvloeit uit de bevindingen van de dienst `Federale accountant en Procurement' van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning die de Minister van Begroting helpt zijn taken omschreven in de artikelen 72 en 110 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en de comptabiliteit van de federale Staat te verwezenlijken.

HOOFDSTUK III. - De opdrachten van de rekenplichtige Afdeling 1. - Invordering en inning van de ontvangsten


Artikel 4 De voormelde wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten schrijft het algemeen beginsel van de scheiding van functies voor tussen de verschillende actoren die optreden in het begrotings- en boekhoudkundig proces en stipuleert uitdrukkelijk in artikel 35 de onverenigbaarheid tussen het ambt van rekenplichtige en dat van ordonnateur.

Artikel 4 definieert de onderscheiden taken van de ordonnateur, enerzijds, en de rekenplichtige, anderzijds, op het vlak van de vastgestelde rechten inzake ontvangsten. De ordonnateurs hebben tot taak het bedrag van de te innen schuldvorderingen vast te stellen en deze in de boekhouding als vastgestelde rechten te doen opnemen zodra de in de wet bepaalde voorwaarden zijn vervuld. Deze bepaling beoogt de toepassing van het algemeen wettelijk beginsel volgens hetwelke alle verrichtingen zonder uitstel, getrouw en volledig in de boekhouding dienen te worden opgenomen. De boekhouding op basis van de vastgestelde rechten moet immers een totaalbeeld geven van alle te innen schuldvorderingen en moet toelaten de invordering van alle schuldvorderingen op te volgen.

De ordonnateur geeft onverwijld alle informatie aan de rekenplichtige, zodat deze de nodige maatregelen kan nemen voor de invordering van de vastgestelde rechten met het oog op de inning ervan.

Indien de ordonnateur beslist de vastgestelde rechten te wijzigen moet hij zijn gemotiveerde beslissing onverwijld aan de rekenplichtige meedelen. Ingeval de vastgestelde rechten worden verminderd dient de beslissing van de ordonnateur als een verantwoordingsstuk dat de reken-plichtige van zijn opdracht tot invordering gedeeltelijk ontslaat.

Hierbij dient ook aangestipt te worden dat de taken in verband met de inning enerzijds en met de invordering anderzijds ofwel aan één en dezelfde rekenplichtige kunnen worden toegewezen ofwel aan twee afzonderlijke rekenplichtigen waarbij de ene instaat voor de inning terwijl de andere instaat voor de invordering. Deze laatste manier van werken is onder andere mogelijk bij de inning en invordering van de belasting over de toegevoegde waarde, zonder andere mogelijke inningen en invorderingen uit te sluiten.

De rekenplichtige is verantwoordelijk voor het behoud van de vastgestelde rechten. Dit wil zeggen dat hij tijdig alle nodige maatregelen moet nemen om de inning ervan te bekomen en de verjaring van de hem toevertrouwde rechten te vermijden. Hij is hiervoor als enige verantwoordelijk. Wanneer de rekenplichtige een schuldvordering moet invorderen volgens de door de ministers die de Begroting en Financiën onder hun bevoegdheid hebben vastgestelde modaliteiten bij gebrek aan reglementaire bepalingen terzake, kunnen door die ministers geen specifieke invorderingsmaatregelen aan de rekenplichtige worden opgelegd.

Het laatste lid beoogt de door de ordonnateur vastgestelde rechten die een teruggave betreffen van onverschuldigde betalingen, inhoudingen, gelden en rechten. De rekenplichtige zorgt ervoor dat de nodige maatregelen worden uitgevoerd opdat de bevoegde persoon, bijvoorbeeld de centraliserende rekenplichtige van de administratie van de Thesaurie, de teruggave zou kunnen uitvoeren. Men zou deze teruggaven ook kunnen zien als een negatieve inning.

Artikel 5 De contante rechten zijn degene waarvoor geen voorafgaande invorderingsopdracht van de ordonnateur bestaat. Sommige fiscale ontvangsten zoals de registratierechten, de griffierechten en de hypotheekrechten, zijn contante rechten. Dit geldt eveneens voor bepaalde niet-fiscale ontvangsten zoals de stortingen en terugbetalingen van diverse oorsprong, opbrengsten van de verkoop van publicaties, toevallige ontvangsten, en andere. Er dient op gewezen te worden dat bepaalde ontvangsten die in de tot nog toe gevoerde kasboekhouding als contante rechten werden geboekt, d.w.z. op het ogenblik van de inning, toch voorafgaandelijk kunnen worden vastgesteld, zoals bv. terugbetalingen van ten onrechte uitgekeerde sommen, terugbetalingen van terugvorderbare voorschotten, opbrengsten van verhuur, en andere. In het dubbel boekhoudsysteem, dat de verrichtingen registreert op transactiebasis, moeten ook deze ontvangsten zoveel mogelijk voorafgaandelijk vastgesteld en dus op dat ogenblik worden geboekt.

In tegenstelling tot de vastgestelde rechten, waarbij de vaststelling en de boeking de inning voorafgaan worden de contante rechten vastgesteld en geboekt gelijktijdig met de inning ervan. Voor de ontvangsten in de kas is het door de rekenplichtige afgeleverde ontvangstbewijs het document dat aan de basis ligt voor de registratie van de inning in de boekhouding. De rekenplichtige is er derhalve toe gehouden alle ontvangstbewijzen zonder verwijl te laten boeken en controle uit te oefenen op de juistheid van de boekingen met inbegrip van de geboekte sommen.

Artikel 6 Dit artikel legt aan de rekenplichtigen van de federale overheidsdiensten de verplichting op de geïnde ontvangsten door te storten naar de Schatkist volgens de modaliteiten vast te stellen door de Minister van Financiën. Dit voorschrift is in overeenstemming met het wettelijk principe van de centralisatie van de ontvangsten bij de Minister van Financiën, en het artikel 68 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten.

De vast te stellen modaliteiten hebben betrekking op de periodiciteit van de doorstortingen, de aard van de door te storten ontvangsten, en het maximaal toegestane incasso. Bij de bepaling van dit bedrag zal het nodig zijn rekening te houden met de door de rekenplichtige op zijn kas te verrichten betalingen.

Artikel 7 Dit artikel schrijft voor dat de rekenplichtige de ordonnateur regelmatig informeert over de stand van invordering van de hem toevertrouwde rechten. Zodoende wordt de ordonnateur in kennis gesteld van het resultaat van de door hem geven invorderingsopdrachten en meer algemeen van het resultaat van het beheer waarover hij bij de bevoegde overheid verantwoording is verschuldigd.

De verplichting de ordonnateur te informeren moet op een algemene manier worden opgevat. De verplichting slaat zowel op de ingevorderde rechten, op de geïnde rechten, als op de rechten die niet werden geïnd. Die laatste categorie is inzonderheid belangrijk aangezien het tot de verantwoordelijkheid van de ordonnateur behoort, in voorkomend geval, de invorderingsopdracht te wijzigen of deze, in bepaalde gevallen, op te heffen waardoor de rekenplichtige van zijn invorderingsopdracht wordt ontslagen.

Artikel 8 Zoals hiervoor reeds werd vermeld moet de rekenplichtige alle hem ter beschikking staande middelen aanwenden om de inning te bewerkstellingen van de hem toevertrouwde schuldvorderingen.

Niet alle rekenplichtigen beschikken echter over dezelfde middelen om de betaling van de schuldvorderingen af te dwingen : sommige rekenplichtigen beschikken van in het begin, d.w.z. onmiddellijk bij de vaststelling van het recht, over een uitvoerbare titel om de schuldvordering te innen. Dit is een titel die aan de rekenplichtige de bevoegdheid verleent om de schuldvordering in te vorderen door middel van dwang, indien nodig door beslaglegging op de eigendommen van de schuldenaar. Er zijn gerechtelijke uitvoerbare titels (zoals een vonnis of arrest) en administratieve uitvoerbare titels zoals het kohier inzake belastingen en het dwangbevel waarover sommige rekenplichtigen beschikken.

De rekenplichtigen van de federale overheidsdiensten die tot taak hebben om niet-fiscale ontvangsten in te vorderen beschikken in de meeste gevallen niet over een dergelijke uitvoerbare titel. Zij vorderen de schulden in via een uitnodiging tot betalen, gericht aan de schuldenaar, eventueel gevolgd door een of meerdere al dan niet aangetekende aanmaningen.

Indien hun inspanningen om in te vorderen zonder resultaat blijven, is de rekenplichtige, behoudens afwijkende bepalingen, ertoe gehouden de schuldvordering, vergezeld van alle nodige en nuttige gegevens, voor invordering over te dragen aan de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën, die verantwoordelijk is voor de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldorderingen.

De overdracht van het dossier/de vordering aan voornoemde administratie gebeurt volgens de instructies van deze administratie en in overeenstemming met de boekhoudkundige instructies van de dienst van de federale accountant en procurement van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning voor de niet fiscale ontvangsten.

Artikel 9 Dit artikel regelt de beslissingsbevoegdheid van de ordonnateur of zijn gedelegeerde om de invorderingsopdracht op te schorten. In het bezit van de relevante informatie over de solvabiliteit van de schuldenaar en alle mogelijkheden tot invordering, kunnen de rekenplichtigen van de bevoegde administratie van de federale overheidsdienst Financiën op deze basis aan de ordonnateur of zijn gedelegeerde verzoeken de invorderingsopdracht op te schorten.

Een gelijkaardige procedure kan worden uitgewerkt voor de schuldvorderingen van de rekenplichtigen in het buitenland. In dat geval kan de functioneel bevoegde minister, als ordonnateur, worden gemachtigd de invorderingsopdracht op te schorten.

Zoals reeds hiervoor werd vermeld moeten de andere rekenplichtigen beroep doen op de administratie van de Federale overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en de invordering van fiscale en niet fiscale schuldvorderingen, in geval zij vaststellen dat de schuldvordering niet kan worden ingevorderd met de hen beschikbaar gestelde middelen.

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dus dat de rekenplichtige de ordonnateur of zijn gedelegeerde kan verzoeken de invorderingsopdracht op te schorten indien hij constateert dat er redenen zijn om een vastgesteld recht tijdelijk oninvorderbaar te verklaren. Dit kan in twee gevallen : ofwel indien de schuldenaar onvermogend is, ofwel indien de schuldenaar onvindbaar is. Uiteraard moet de rekenplichtige aantonen dat hij tijdig alle nodige maatregelen voor de invordering heeft getroffen.

Indien de ordonnateur of zijn gedelegeerde beslist dat de schuldvordering tijdelijk oninvorderbaar is wordt ze geboekt als "voor onbepaalde tijd uitgesteld". Deze beslissing betekent niet dat de schuld kwijtgescholden is. Deze rechten blijven verschuldigd. Alleen moet de rekenplichtige niet verdergaan met de invordering ervan zolang de oorzaak van het uitstel niet is opgeheven. De rekenplichtige moet echter de oorzaak van het uitstel blijven opvolgen en opnieuw tot invordering overgaan indien de financiële situatie van de schuldenaar wijzigt of indien hij opnieuw verschijnt.

De vaststelling van de tijdelijke oninvorderbaarheid van een schuldvordering door de ordonnateur of zijn gedelegeerde heeft niet dezelfde betekenis als de kwijtschelding ervan waardoor de schuldenaar van de betaling van zijn schuld wordt ontslagen. Kwijtschelding kan enkel gebeuren krachtens een wet. In tegenstelling tot de schuldvordering waarvan de tijdelijk oninvorderbaarheid wordt vastgesteld, heeft de kwijtschelding tot gevolg dat de schuldvordering zelf verdwijnt zodat ze niet meer kan worden ingevorderd en moet worden geannuleerd in de boekhouding.

Artikel 10 In tegenstelling tot artikel 9, dat handelt over de tijdelijke opschorting van de invordering van een schuldvordering die tijdelijk oninvorderbaar blijkt, regelt dit artikel de bijzondere situatie wanneer de rekenplichtige de mening is toegedaan dat een recht definitief oninvorderbaar is. In dat geval vraagt hij aan de ordonnateur of zijn gedelegeerde, van de invordering van dat recht af te zien en het te doen annuleren.

De nodige administratieve instructies voorzien erin dat de beslissing tot annulatie wordt gemotiveerd, zowel op het vlak van de oninvorderbaarheid van het recht als op het vlak van de niet-aansprakelijkheid van de rekenplichtige.

Uiteraard dient de rekenplichtige op de hoogte te worden gebracht van het feit dat hij van zijn invorderingsopdracht ten aanzien van de rechten wordt ontslagen, waarvan de invordering hem door de bevoegde ordonnateur was toevertrouwd en die werden geannuleerd.

Overigens moet nog worden gepreciseerd dat de annulatie van een vastgesteld recht zich eveneens kan voordoen wanneer de wetgever afstand doet van het burgerlijk vorderingsrecht, waarop het vastgesteld recht gesteund is. In dat geval betekent de annulatie een gewone uitvoeringsmaatregel van een beslissing die door de Wetgever is genomen. Afdeling 2. - Beheer en bewaring van gelden en waarden


Artikel 11 Om hun opdracht correct te vervullen, zijn de rekenplichtigen verplicht om een financiële rekening te openen daar hun ontvangsten en uitgaven via deze rekening zullen uitgevoerd worden.

Elke opening van een financiële rekening wordt voorafgaand toegestaan door de Minister van Financiën. Dit beantwoordt aan de vraag naar een synoptisch overzicht van de bestaande rekeningen en aan de vraag naar transparantie.

De voorwaarden en modaliteiten voor de opening, het gebruik en de afsluiting van de financiële rekeningen worden door de Minister van Financiën vastgesteld. Hij bepaalt bij welke financiële instelling de rekeningen van de federale rekenplichtigen worden geopend. De financiële rekeningen worden geopend bij de financiële instelling waarmee door de Minister van Financiën een beheers-overeenkomst werd afgesloten. Dit belet evenwel niet dat in bepaalde gevallen een rekening bij een andere financiële instelling in België of in het buitenland wordt geopend.

De vast te stellen modaliteiten inzake het gebruik van de rekeningen hebben onder meer betrekking op de periodiciteit van de overschrijvingen van de ontvangsten op de centrale ontvangstenrekening van de Schatkist, de handtekenbevoegdheid en het saldo van de financiële rekeningen. Dit laatste aspect omvat ook de vaststelling van de grenzen binnen dewelke de rekenplichtige betalingen kan doen.

In principe kan de rekenplichtige slechts betalingen doen indien hij over de nodige geldmiddelen beschikt. Het saldo van zijn financiële rekening mag dus niet negatief zijn. Uitzonderingen kunnen bijvoorbeeld worden voorzien voor de in het buitenland verblijvende rekenplichtigen.

Er dienen eveneens modaliteiten vastgesteld te worden voor de afsluiting van de rekeningen : deze hebben onder meer betrekking op de afsluitingsvoorwaarden alsmede op de in acht te nemen termijn.

De opening en de afsluiting van een financiële rekening worden meegedeeld aan de Minister van Begroting en aan het Rekenhof. Deze maatregel is noodzakelijk daar het de FOD Beleid en Ondersteuning is die het centraal informaticasysteem beheert. Elke nieuwe rekening moet in het systeem worden ingebracht om de boekhoudkundige verwerking van de verrichtingen op deze rekening mogelijk te maken.

Daar de invoering van de nieuwe overheidscomptabiliteit een grotere transparantie in de rekeningen en een grotere responsabilisering van de overheidsdiensten beoogt, worden de kosten verbonden aan het beheer van een financiële rekening ten laste genomen door de dienst waartoe de rekenplichtige behoort.

Artikel 12 Dit artikel bepaalt dat de ministers die Begroting en Financiën onder hun bevoegdheid hebben de instructies uitwerken met betrekking tot de door de rekenplichtige in acht te nemen voorschriften voor het beheer en de bewaring van de hem toevertrouwde gelden en waarden, d.w.z. alle documenten met geldwaarde zoals zegels, cheques, en financiële titels zoals obligaties, aandelen en Beveks, zonder anderen uit te sluiten.

Het gaat hier om voorzorgsmaatregelen die de materiële veiligheid van de in kas gehouden gelden en waarden moeten verzekeren. Inzonderheid dient te worden bepaald welk maximum bedrag de rekenplichtige in kas mag houden.

De rekenplichtige moet het orgaan (ambtenaar of dienst) dat is belast met het toezicht, zoals opgenomen in het artikel 31 van dit besluit, schriftelijk op de hoogte brengen van elke toestand of gebeurtenis die het verlies of de diefstal van de hem toevertrouwde gelden en waarden in de hand kunnen werken. Dit gegeven kan nadien een element zijn bij de beoordeling van zijn aansprakelijkheid. Zonder uitstel maakt het orgaan dat is belast met het toezicht hem een ontvangstbericht over. Afdeling 3. - Betaling van uitgaven


Artikel 13 Naast de invordering en inning van de ontvangsten en het beheer en de bewaring van gelden en waarden behoort de uitvoering van de betalingen tot de verantwoordelijkheden van een rekenplichtige. Dit artikel bepaalt dat de rekenplichtige een betaling enkel uitvoert indien hij over een betalingsopdracht van de ordonnateur beschikt. Zoals inzake ontvangsten treedt de rekenplichtige slechts op als uitvoerder van een opdracht van de ordonnateur. Hij is er bijgevolg toe gehouden de betalingen correct uit te voeren overeenkomstig de betalingsopdrachten.

Hij moet ook toezien op de geldigheid van de kwijting na uitvoering van de betaling. Hij moet met andere woorden controleren of het juiste bedrag werkelijk werd betaald aan de rechtmatige schuldeiser, hetzij ten laste van de kas, hetzij door de financiële instelling via zijn financiële rekening.

Zoals voorzien inzake ontvangsten, informeert de rekenplichtige de ordonnateur over de uitvoering van de betalingsopdrachten. Deze rapportering is vooral van belang indien de betaling niet werd uitgevoerd.

Artikel 14 Dit artikel bepaalt, overeenkomstig het wettelijk principe van de kaseenheid, dat alle betalingen van de uitgaven van de federale overheidsdiensten zullen worden uitgevoerd door de centraliserend rekenplichtige van de Thesaurie. De nieuwe overheidscomptabiliteit wordt gevoerd met een geïntegreerd centraal informaticasysteem waarmee elke overheidsdienst "on line" verbonden is.

Alle door een rekenplichtige van een overheidsdienst, van het algemeen bestuur, ondertekende betalingen worden ter beschikking gesteld van de centraliserend rekenplichtige van de Administratie van de Thesaurie van de FOD Financiën, die, volgens de regels van een correct thesauriebeheer, beslist over de beste datum van de uitvoering van de betalingen. Zo zal hij bijvoorbeeld kunnen beslissen om een bepaalde betaling uit te voeren vóór de vervaldag indien de geboden financiële korting voordeliger is dan het tijdelijk beleggen van overheidsgelden of kan hij eventueel een betaling aan een andere overheidsinstelling uitstellen indien deze de financiële middelen niet onmiddellijk nodig heeft voor zijn goede werking.

Alle betalingen die door een overheidsdienst overgemaakt worden aan de centraliserend rekenplichtige van de Thesaurie worden aangerekend op een specifieke onderrekening van de centrale uitgavenrekening van de centraliserend rekenplichtige.

Het komt voor dat de door de centraliserend rekenplichtige aan de financiële instelling overgemaakte betalingen niet werden uitgevoerd omwille van juridische en administratieve redenen (bijvoorbeeld beslag onder derden, scheiding van de begunstigden, overlijden van de begunstigde), of omwille van louter materiële redenen (bijvoorbeeld verkeerd rekeningnummer van de begunstigde, afgesloten rekening, verhuis van de begunstigde bij betaling met circulaire cheque). Deze niet betaalde sommen worden op de desbetreffende specifieke rekeningen teruggestort.

De verwijzing naar 'de aard van het geschil' is ingegeven door het feit dat soms niet onmiddellijk op basis van de gekende gegevens de schuldeiser(s) of het hen toe te wijzen bedrag eenduidig kan worden vastgesteld en dat dienaangaande de nodige bijkomende onderzoeken dienen te worden verricht. Hierbij kunnen volgende gevallen als voorbeeld worden aangebracht: "schuldeisers bij een faillissement, bij een ontbinding van een vennootschap, van een onbeheerde en/of erfloze nalatenschap, het paritas creditorum (het gelijkheidsbeginsel der schuldeisers) bij een collectieve schuldenregeling, bij een minnelijke en/of gerechtelijke aanzuiveringsregeling, enzovoort.

Indien de betaling niet werd uitgevoerd omwille van juridische en administratieve redenen wordt de desbetreffende som door de centraliserend rekenplichtige van de Thesaurie overgemaakt aan de rekenplichtigen der geschillen van de algemene administratie van de inning en invordering van de FOD Financiën. De keuze voor de gecentraliseerde behandeling van dergelijke dossiers is ingegeven door de bedoeling om gelijkaardige gevallen op gelijke wijze te behandelen.

Een decentralisatie zou inderdaad het risico inhouden van een ongelijke behandeling als gevolg van een verschillende interpretatie van de rechtspraak.

Voor de betalingen die niet werden uitgevoerd omwille van materiële redenen wordt gekozen voor een gedecentraliseerde behandeling, dat wil zeggen door de dienst, van het algemeen bestuur (of meer specifiek de ordonnateur) die de betalingsopdracht heeft gegeven. Deze brengt dan zelf de nodige correcties aan alvorens de betaling opnieuw te laten uitvoeren.

Tot slot wordt er de aandacht op gevestigd dat het tweede lid van dit artikel enkel maar van toepassing is op de uitgaven van de federale overheidsdiensten, vermits het gaat over uitgaven die reeds door de centraliserend rekenplichtige werden betaald of die normaliter door zijn tussenkomst zouden worden betaald. Het is niet de bedoeling de tussenkomst van de rekenplichtige van de geschillen uit te breiden tot de uitgaven van de andere diensten die zijn bedoeld in artikel 2 van de wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.

Artikel 15 Dit artikel voorziet in twee uitzonderingen op het algemeen principe van de betaling van de uitgaven van de Federale Overheidsdiensten via de centraliserend rekenplichtige van de Thesaurie.

Het gaat hier om andere dan begrotingsuitgaven, namelijk de terugbetalingen van de door de rekenplichtige ten onrechte geïnde sommen en bepaalde uitgaven voor rekening van derden of derdengelden.

Derdengelden zijn sommen die worden geïnd voor rekening van derden, waarvan de staat dus slechts houder is, maar geen eigenaar, en die op een later tijdstip aan de begunstigden (andere overheidsinstellingen, bedrijven, particulieren ...) moeten doorgestort worden.

De terugbetalingen van ten onrechte geïnde sommen evenals bepaalde derdengelden mogen door de rekenplichtigen zelf die de ontvangsten hebben geïnd, worden uitbetaald volgens de modaliteiten die moeten vastgesteld worden door de functioneel bevoegde minister, in de mate dat hij het best op de hoogte is inzake deze ontvangen gekomen derde gelden.

Het moet worden benadrukt dat niet sslle derdengelden hier worden beoogd : zijn uitgesloten, de fiscale ontvangsten die niet bestemd zijn voor de federale staat doch dienen gestort te worden naar de Gemeenschappen en de Gewesten, de gemeenten en provincies, en aan de sociale zekerheid. Deze bedragen worden gestort via de centraliserend rekenplichtige.

De door deze bepaling bedoelde derdengelden zijn andere sommen die ten behoeve van derden worden geïnd, zoals bij voorbeeld de sommen die worden gestort in het kader van programma's van de Europese Unie voor de organisatie van studiedagen, ter financiële ondersteuning van bepaalde sectoren, enz.

De Minister van Financiën bepaalt of een bepaalde categorie van derdengelden voor de hier voorziene afwijkende betalingswijzen in aanmerking komt.

Rekening houdend dat voorafbetalingen worden ontvangen door mogelijks andere rekenplichtigen dan zij die instaan voor de teruggave van deze voorafbetalingen of delen hiervan en rekening houdend dat deze gevallen zich in het bijzonder voordoen binnen fiscale aangelegenheden werd in de mogelijkheid voorzien dat de Minister van Financiën afwijkende bepalingen kan stellen.

Artikel 16 Dit artikel voorziet een uitzondering op het principe van de centralisatie van betalingen van begrotingsuitgaven: in nauwkeurig bepaalde en beperkte gevallen kunnen door de Minister van Financiën geldvoorschotten aan rekenplichtigen worden toegestaan. Dit is het geval voor betalingen van in het buitenland verblijvende rekenplichtigen van de diplomatieke posten alsook voor opdrachten van de Krijgsmacht in het buitenland. Afdeling 4. - Beheer en bewaring over waren


Artikel 17 Dit artikel past, wat betreft de rekenplichtigen der waren, de tweede alinea toe van artikel 35 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten die bepaalt dat de functie van de voor het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige onverenigbaar is met de functie van ordonnateur.

Dit artikel benadrukt dat alle verrichtingen door de rekenplichtige moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de instructies van de bevoegde beheersautoriteit. Dit betekent dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de beheerder, die de bevoorrading verzekert, de opdracht geeft tot de verdeling, de verkoop of het buiten gebruik stellen en de instructies geeft met betrekking tot de opslag en de handhaving, en de rekenplichtige anderzijds die deze verrichtingen uitvoert.

De rekenplichtige moet de bevoegde beheersautoriteit informeren over de uitvoering van de hem toevertrouwde verrichtingen. Die autoriteit werkt daartoe de nodige regels uit.

Alle verrichtingen moeten in de boekhouding opgenomen worden om de rekeningen te kunnen opmaken overeenkomstig artikel 36, tweede lid, van de wet.

HOOFDSTUK IV. - De aanstelling van de rekenplichtige Afdeling 1. - Vorm van de aanstelling


Artikel 18 Rekening houdende met de specifieke noden van de diensten en met de bekommernis de kandidaten te kunnen aanstellen die het meest geschikt zijn om de taken van rekenplichtige te vervullen, behoort de aanstelling van de rekenplichtigen tot de bevoegdheid van de functioneel bevoegde minister behoudens andere wettelijke of reglementaire bepalingen. Het is inderdaad mogelijk dat de rekenplichtigen in sommige diensten volgens een bijzondere procedure worden aangesteld via een koninklijk besluit.

Om de belangen van de rekenplichtige optimaal te waarborgen, beschrijft het aanstellingsbesluit de specifieke taken die de rekenplichtige moet uitvoeren en vermeldt het de datum waarop hij in functie treedt. Deze vermeldingen zijn bedoeld om de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige te definiëren en af te bakenen.

Een kopie van de aanstellingsbesluiten wordt zonder uitstel overgemaakt aan het Rekenhof. De dienst van de Federale accountant en Procurement bij de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning wordt ingelicht van deze aanstellingen. Afdeling 2. - De aanstellingsvoorwaarden


Artikel 19 In navolging van de opmerking van de Raad van State wordt hierbij vooreerst vermeld dat de algemene regels voor de selectie van ambtenaren zoals bepaald in de vermelde koninklijke besluiten van 2 oktober 1937 en 22 december 2000 steeds van toepassing zijn.

Rekening houdend dat de rekenplichtige handelt met middelen van de Staat is het door de indieners toch raadzaam gevonden dat de functioneel bevoegde minister die de rekenplichtige zal aanstellen en het best geïnformeerd is van de taken van de betrokken rekenplichtige, in zijn dienst, de mogelijkheid dient te hebben om aanvullende selectiecriteria naar voor te brengen die men specifiek kan linken aan de betrokken taken van de betrokken rekenplichtige. Hierbij denken wij aan de specifieke materie, aan de boekhoudkundige kennis, aan de eventueel nodige kennis van inning en invordering, aan eventuele ervaring, aan kennis over de structuur van de organisatie, enzovoort.

Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Raad van State zijn de algemene basisregels steeds op iedereen van toepassing daarnaast is het ook geen verplichting meer zoals in het oorspronkelijke voorstel werd opgenomen dat de bevoegde minister de voorwaarden en vereiste bekwaamheden vastlegt. In de voorliggende tekst is het een toegestane aanvullende voorwaarde geworden welke op elke kandidaat van toepassing zal zijn (om zo tegemoet te komen aan het gelijkheid en het non-discriminatie beginsel) zo de bevoegde minister hiervoor in aanvullende zin opteert. Hieruit dient men ook te besluiten dat de eventuele specifieke elementen bijkomstige maatregelen zijn naast de algemene regels die steeds verplicht dienen nagekomen te worden.

In een tweede lid wordt bepaald dat als men een rekenplichtige wenst aan te stellen overeenkomstig de bepalingen opgenomen in het artikel 18 van dit besluit men ook rekening zal dienen te houden met de verplichtingen ter zake die reeds bestaan en in het bijzonder de bepalingen betreffende de onverenigbaarheden opgenomen in het koninklijk besluit van 20 maart 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2023 pub. 06/04/2023 numac 2023030791 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten in uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten. Wij merken in het bijzonder op dat de functie van rekenplichtige onverenigbaar is met deze van ordonnateur zoals bepaald in het artikel 35, tweede lid van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten. Afdeling 3. - De vervanging van de rekenplichtige

Om de continuïteit te verzekeren in de takenvan een rekenplichtige wordt voorzien in zijn vervanging in elk geval van afwezigheid. Er wordt een onderscheid gemaakt dat gebaseerd is op een dubbel criterium : de duur of de oorzaak van de afwezigheid van de rekenplichtige en de rekenplichtige verantwoordelijkheid :

Artikel 20 voorziet een "waarnemend persoon" voor de afwezigheden van korte duur.

Artikel 21 heeft betrekking op de "plaatsvervangende rekenplichtige" in geval van afwezigheid van lange duur.

Artikel 22 voorziet de aanstelling van een "plaatsvervangend rekenplichtige" in het geval de rekenplichtige onverwacht in de onmogelijkheid verkeert zijn functie uit te oefenen.

Artikel 20 Dit artikel voorziet de mogelijkheid, als de continuïteit van de dienst het vereist, van het aanduiden van een waarnemend persoon om de taken van de rekenplichtige te verzekeren in geval van diens afwezigheid van korte duur van niet langer dan drie maanden.

Het gaat hier om een verlofperiode, een periode van ziekte die korter is dan de periode van langdurige afwezigheid gedefinieerd in artikel 21, vormingsdagen, dagen van afwezigheid wegens verminderde prestaties, enz.

Tijdens deze periodes blijft de rekenplichtige aansprakelijk voor de handelingen uitgevoerd door de waarnemend persoon en is hij ertoe gehouden alle noodzakelijke maatregelen te nemen met het oog op het behoud van de hem toevertrouwde rechten.

Op basis van het advies van de Raad van State moet het worden opgemerkt dat de afwezige rekenplichtige het recht heeft om overeenkomstig de wettelijke aansprakelijkheidsregels die op hem van toepassing zijn (zie met name artikel 8, achtste lid, van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof en artikel 38 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten), aan te tonen dat hem geen fout of nalatigheid kan worden aangewreven, met name wat betreft het toezicht op de waarnemend persoon, of het recht heeft zich te beroepen op een geval van overmacht.

Het zou immers niet te rechtvaardigen zijn dat een rekenplichtige die afwezig is, bijvoorbeeld om medische redenen, onweersprekelijk aansprakelijk is voor handelingen die tijdens zijn afwezigheid worden gesteld door de waarnemend persoon, aangezien de afwezige rekenplichtige in die omstandigheden in principe geen toezicht kan uitoefenen op de handelingen van de waarnemend persoon, die zich trouwens niet in een ondergeschikte positie bevindt.

Artikel 21 Dit artikel regelt de vervanging van de rekenplichtige titularis in geval van een ononderbroken afwezigheid van meer dan drie maanden.

Twee mogelijkheden kunnen zich voordoen : ofwel is de langdurige afwezigheid gekend vanaf de eerste dag van de afwezigheid, ofwel blijkt ze pas na een zekere periode van afwezigheid.

In beide gevallen neemt de plaatsvervangende rekenplichtige zijn functie op vanaf de datum bepaald in zijn aanstellingsbesluit, overeenkomstig de datum waarop de aangestelde of vorige rekenplichtige formeel is ontheven van de hem toevertrouwde taken, hetzij tijdelijk, hetzij definitief.

Wij wensen er de aandacht op te vestigen dat er voor de plaatsvervangende rekenplichtige er sprake is van een `aanstelling' conform het artikel 18 van dit besluit, terwijl er voor een waarnemend persoon er sprake is van een `aanduiding' zijnde zonder aanstellingsbesluit.

De functioneel bevoegde minister stelt de plaatsvervangende rekenplichtige aan in de vorm als omschreven in het artikel 18 van onderhavig besluit. Deze is aansprakelijk voor het beheer van de dienst tot de rekenplichtige titularis opnieuw in functie treedt of tot de aanstelling van een nieuwe rekenplichtige. Als van bij aanvang van de langdurige afwezigheid het duidelijk is dat de rekenplichtige titularis zijn functie in de toekomst niet meer terug zal opnemen kan onmiddellijk een nieuwe rekenplichtige aangesteld worden.

In elk geval dient een eindebeheersrekening te worden opgemaakt door de rekenplichtige waarbij een proces-verbaal van afgifte-overname van het beheer zal worden bijgevoegd.

Artikel 22 Dit artikel voorziet de vervanging van een rekenplichtige die zich onverwacht in de onmogelijkheid bevindt zijn functie uit te oefenen (bijvoorbeeld: overlijden, administratieve of gerechtelijke schorsing...).

Om de continuïteit van de dienst te verzekeren wordt zonder verwijl een plaatsvervangende rekenplichtige aangesteld die de taken van rekenplichtige uitoefent onder zijn eigen verantwoordelijkheid.

HOOFDSTUK V. - Respectieve rechten en plichten van de rekenplichtige en de administratie Artikel 23 Dit artikel bepaalt dat de administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert verplicht is de rekenplichtige, bij zijn aanstelling, op uitdrukkelijke wijze te informeren over zijn opdracht, zijn taken en de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid die hij opneemt.

Teneinde elke betwisting te voorkomen, wordt voorzien dat de administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert de mededeling van deze informatie vastlegt in een geschreven rapport.

De administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert en eventueel het orgaan dat belast is met het toezicht zal, indien nodig, de nieuwe rekenplichtige informeren over het beheer van de rekeningen en/of waarden van de uittredende rekenplichtige, bijvoorbeeld over dossiers met betrekking tot in te vorderen vastgestelde rechten die dichtbij de verjaringsdatum zijn.

Artikel 24 Dit artikel is een logisch vervolg op het vorige. Na de rekenplichtige te hebben geïnformeerd over zijn opdracht, moet de administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert het personeel en materiële middelen ter beschikking stellen nodig voor de goede uitoefening van zijn functie.

Al is de rekenplichtige geheel verantwoordelijk voor zijn beheersdaden, toch kan zijn verantwoordelijkheid slechts beoordeeld worden rekening houdende met zijn werkomgeving.

Indien de rekenplichtige overigens meent dat hij niet over voldoende middelen beschikt, moet hij de administratie waaronder hij ressorteert hiervan schriftelijk op de hoogte brengen.

Er moet hem zo spoedig mogelijk een ontvangstbewijs afgeleverd worden.

De administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert zal zich inzetten om aan zijn verzoek een gunstig gevolg te geven binnen de grenzen van de budgettaire middelen waarover ze beschikt.

Artikel 25 Dit artikel legt aan de rekenplichtige de verplichting op de boeken en staten te houden waarvan de inhoud, de vorm en de periodiciteit voorgeschreven worden door de ministers die de Begroting en Financiën onder hun bevoegdheid hebben. Het gaat om documenten die de rekenplichtige moeten toelaten de continuïteit en de juistheid van de boeking van zijn ontvangsten- en uitgavenverrichtingen op te volgen.

Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op verantwoordelijkheid van de rekenplichtige voor de beveiliging van de documenten en bestanden. De automatisering van bepaalde procedures stelt het probleem van deze verantwoordelijkheid op een andere manier aan de orde. Terwijl de medewerkers van de dienst informatica verantwoordelijk zijn voor de technische uitvoering van de werkzaamheden waarmee zij belast zijn, is dit niet het geval voor wat betreft de invoer van gegevens en de toegang tot de geautomatiseerde bestanden. Het is daarom de bevoegdheid van de ministers die de Begroting en Financiën onder hun bevoegdheid hebben om de respectieve verantwoordelijkheden van de dienst informatica en deze van de rekenplichtige duidelijk vast te leggen.

Het derde lid van dit artikel handelt over de algemene opdracht van toezicht van de rekenplichtige ten aanzien van zijn ambt. De rekenplichtige moet alle noodzakelijke maatregelen van toezicht nemen met betrekking tot het ter zijn beschikking gestelde personeel.

Anderzijds behoort het tot de bevoegdheid van de administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert terzake de nodige instructies op te stellen die bijdragen tot de rechtszekerheid van de rekenplichtigen. Inderdaad, elk tekort veroorzaakt door een medewerker van de rekenplichtige wordt behandeld als een tekort dat door de rekenplichtige zelf werd veroorzaakt, onverminderd het verhaal dat die laatste of de werkgever van de medewerker kan uitoefenen voor de gewone rechtbanken. In een dergelijk geval van tekort, wanneer het Rekenhof de graad van aansprakelijkheid van de rekenplichtige zal onderzoeken volgens de criteria van artikel 38 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, zullen de instructies een belangrijk hulpmiddel zijn bij de beoordeling van zijn aansprakelijkheid.

HOOFDSTUK VI. - Af te leggen rekeningen Afdeling 1. - Algemene bepalingen


Artikel 26 Omwille van de eenvormigheid is de minister van Begroting belast met de uitwerking van de vorm, de inhoud en de wijze van overleggen van de door de rekenplichtige bij het Rekenhof in te dienen rekeningen. Voor wat de rekenplichtigen betreft bevoegd voor de fiscale materies zal dit gebeuren in overleg met de minister van Financiën. Deze bepaling is van toepassing op de jaarlijkse beheersrekening, de eindebeheersrekening en de tekortrekening.

Teneinde de specificiteit van elke dienst te respecteren komt het aan de functioneel bevoegde Minister toe door middel van administratieve reglementen: - het schema van de rekeningen te verspreiden; - de verantwoordingsstukken, andere dan deze vermeld in het huidig artikel, vast te stellen die eveneens bij de rekeningen moeten gevoegd worden; - de termijn te bepalen waarbinnen de rekeningen aan de bevoegde toezichthoudende ambtenaar of de toezichthoudende dienst bedoeld in het artikel 31 van dit besluit moeten overgemaakt worden. In dit kader moet rekening gehouden worden met de termijnen vastgelegd in de wet en in het voorliggende koninklijk besluit inzake overlegging van de rekeningen aan het Rekenhof.

De jaarlijkse beheersrekening moet worden ingediend vóór de 1ste maart van het jaar dat volgt op dat waarvoor ze wordt opgemaakt (artikel 42 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten).

De eindebeheersrekening moet worden ingediend binnen de drie maanden volgend op de stopzetting van het ambt (artikel 28 van het voorliggende koninklijk besluit).

De tekortrekening moet worden ingediend vóór het einde van de derde maand die volgt op de vaststelling van het tekort (artikel 29 van het voorliggende koninklijk besluit ).

Wat betreft de documenten die altijd aan de rekeningen over gelden en waarden moeten worden toegevoegd, worden de volgende preciseringen aangebracht : - de toestand van de vastgestelde rechten moet per categorie van rechten vermelden : de globale bedragen aan in te vorderen rechten, geïnde rechten, negatieve vastgestelde rechten, verjaarde rechten, geannuleerde rechten, in onbepaalde uitstel geboekte rechten, terugbetalingen en de naar het volgend boekjaar overgedragen rechten; - het proces-verbaal van de kastoestand; - onder "rekeninguittreksels" worden niet alleen de uittreksels van de financiële zichtrekeningen bedoeld maar eveneens deze van de effectenrekeningen alsook alle kwitanties met betrekking tot deze; - die documenten geven de toestand weer op het einde van het beheer waarover de rekenplichtige rekening aflegt.

Met betrekking tot de voorlegging van de rekeninguittreksels kunnen de betrokken rekenplichtigen ook verwijzen naar de CODA's en de specifieke CODA-nummers van de betrokken rekeninguittreksels die zijn opgenomen in het boekhoudsysteem (FEDCOM) die door de FOD Beleid en Ondersteuning ter beschikking wordt gesteld aan de betrokken diensten en die ook door de vertegenwoordigers van het Rekenhof steeds raadpleegbaar zijn.

Met betrekking tot de vastgestelde rechten dient men rekening te houden met de toestand van zowel de vastgestelde rechten van de rekenplichtige die instaat voor de inning als deze van de rekenplichtige die instaat voor de invordering voor ogen gehouden te worden. Dit kunnen immers twee afzonderlijke rekenplichtigen zijn. De toestand van de vastgestelde rechten (overgedragen rechten, nieuwe rechten, geïnde rechten, geannuleerde rechten, in onbepaald uitstel gebrachte rechten, ...) maakt integraal deel uit van de rekening en dit geldt in het bijzonder voor de rekenplichtigen die verantwoordelijk zijn voor de inning van de vastgestelde rechten die dienen in te staan voor de `invordering' van de betreffende vastgestelde rechten maar zelf geen inningen doen en in dit kader mogelijks ook geen financiële rekening hebben.

Wat betreft de rekenplichtigen over waren zijn de bepalingen opgenomen in de tweede alinea van artikel 36 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten, die preciseert dat de rekeningen de hoeveelheden en waarden in voorraad moeten weergeven, wat is ingekomen, uitgegaan, verbruikt, verkocht, alsook de vernietigde, de verdwenen of de onbruikbare hoeveelheden.

Deze bepaling is voldoende duidelijk en dient in het huidig besluit niet verder gepreciseerd te worden.

Indien de rekenplichtige zijn rekening niet aflegt binnen de termijn vastgesteld door de functioneel bevoegde minister, moet ze ambtshalve worden opgesteld door de administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert, zoals bepaald in het artikel 7 van de wet van 29 oktober 1846 houdende organisatie van het Rekenhof, onverminderd eventuele sancties, bijvoorbeeld in geval van weigering van de rekenplichtige om deze rekening op te stellen. Een afschrift van deze rekening wordt per aangetekend schrijven toegezonden aan de rekenplichtige. Afdeling 2. - De jaarlijkse beheersrekening


Artikel 27 Elke rekenplichtige dient jaarlijks een rekening van zijn beheer aan het Rekenhof voor te leggen. De verantwoordelijkheid van de rekenplichtige is niettemin beperkt in de tijd : zij heeft betrekking op de periode gaande van de dag van in functie treden tot de laatste dag van het beheer, hierin begrepen de periodes van afwezigheden van korte duur tijdens dewelke een waarnemend persoon zijn taken uitoefent.

Als meerdere rekenplichtigen hetzelfde ambt uitgeoefend hebben gedurende verschillende periodes van het jaar, is het de rekenplichtige in functie op 31 december van het jaar die de beheersrekening opstelt.

In het laatste lid van het artikel 27 is er voorzien dat een afschrift van de door het Rekenhof afgesloten jaarlijkse beheersrekening onverwijld aan de rekenplichtige wordt verzonden door de functioneel bevoegde minister.

Met het oog op de rechten van verdediging van een rekenplichtige die voor het Rekenhof zou worden gedaagd naar aanleiding van een in zijn rekening vastgesteld tekort, moet de rekenplichtige in kennis gesteld zijn van zijn door het Rekenhof afgesloten jaarlijkse beheersrekening, de eindebeheersrekening en/of de tekortrekeningen en in kennis te worden gesteld van de akten (administratieve besluiten) betreffende deze twee laatste rekeningen waarmee het Rekenhof kwijting heeft verleend voor zijn beheer of een tekort in zijn rekening heeft vastgesteld.

Het overmaken van de hiervoor beschreven documenten (en akten) is ook belangrijk om een adequate interne controle, en de ermee verbonden noodzakelijke transparantie betreffende de rekeningen van de rekenplichtigen te kunnen verzekeren. Dit is in het bijzonder van belang voor de stafdirecteur budget- en beheerscontrole of de financieel verantwoordelijke van de dienst, die ervoor moet zorgen dat de rekeningen van de dienst een getrouw beeld geven.

Overeenkomstig artikel 8, derde lid, van de wet van 29 oktober 1846 houdende de organisatie van het Rekenhof, zendt het Rekenhof de rekeningen die zij heeft goedgekeurd en haar administratieve besluiten zonder verwijl door naar de bevoegde functionele minister. De functioneel bevoegde minister dient onmiddellijk na ontvangst van de vermelde rekeningen en akten een afschrift ervan aan de betrokken rekenplichtige over te maken.

Wij wensen er ook de aandacht op te vestigen dat de kennisgeving van de jaarlijkse beheersrekening door het Rekenhof enkel betrekking heeft op de afsluiting van de rekening en niet op de kennisgeving van een administratieve akte van het Rekenhof. Immers, bij het afsluiten van de jaarlijkse beheersrekening wordt er namelijk enkel een afsluitformule op de rekening (ondertekend door een raadsheer) aangebracht. In dit geval is er dus geen administratieve akte van het Rekenhof zoals dat het geval is bij de eindebeheersrekeningen en de tekortrekeningen. Afdeling 3. - De eindebeheersrekening


Artikel 28 In geval van tijdelijke of definitieve stopzetting van het ambt van rekenplichtige, moet een eindebeheersrekening opgemaakt worden. Dit is niet het geval voor de periodes van afwezigheid van korte duur waarin een waarnemend persoon de hem opgelegde taken verzekert onder de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige.

In beginsel moet de rekenplichtige zelf de eindebeheers-rekening opstellen. In geval de rekenplichtige in gebreke blijft er een op te stellen of in geval van overlijden van de rekenplichtige, wordt deze taak opgedragen aan het orgaan dat is belast met het toezicht en dit overeenkomstig artikel 7 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. Als de erfgenamen niet hebben deelgenomen aan het opstellen van de rekening wordt hen via aangetekende zending een kopie bezorgd door het orgaan dat is belast met het toezicht.

De termijn voor overlegging van de eindebeheersrekening aan het Rekenhof bedraagt drie maanden te rekenen vanaf de stopzetting van het ambt.

Dit artikel legt ook de procedure vast van de afgifte-overname van het beheer tussen de uittredende en de nieuwe rekenplichtige : in alle gevallen moet een proces-verbaal van afgifte-overname opgesteld worden. Dit wordt ondertekend door : - hetzij de uittredende rekenplichtige en de in functie tredende rekenplichtige (nieuw of plaatsvervangend); - hetzij, ingeval van overlijden van de rekenplichtige, of andere gevallen voorzien in het artikel 22 van dit besluit, door het orgaan dat is belast met het toezicht en de plaatsvervangende rekenplichtige.

In het laatste lid van het artikel 28 is er voorzien dat de functioneel bevoegde minister onverwijld een afschrift, van de door het Rekenhof afgesloten eindebeheersrekening en van de akte waarbij het Rekenhof in voorkomend geval kwijting geeft aan de rekenplichtige, over aan de betrokken rekenplichtige. De redenen hiervoor zijn reeds nader beschreven bij het laatste lid van het bovenvermeld artikel 27. Afdeling 4. - De tekortrekening


Artikel 29 Naast de jaarrekeningen en de eindebeheersrekeningen bestaat er een derde categorie van rekeningen : het gaat om bijzondere rekeningen, opgesteld als gevolg van de vaststelling van een tekort in de schrifturen van de rekenplichtige. Er wordt nadrukkelijk op gewezen dat het begrip tekort niet enkel slaat op het materiële tekort aan gelden, waarden of waren maar eveneens op het tekort ontstaan door geïnde maar niet geboekte ontvangsten, het niet invorderen van vastgestelde rechten en het tekort ontstaan door onregelmatige uitgaven.

Als in de schrifturen van de rekenplichtige een manco voorkomt, moet de rekenplichtige gevraagd worden het bij te passen; zo niet wordt hij in tekort gesteld. Een manco vindt zijn oorsprong in de volgende situaties: - in ontvangstbezwaring ten belope van geïnde maar niet-geboekte ontvangsten; - in ontvangstbezwaring ten belope van niet ingevorderde vastgestelde rechten; - verwerping van als onregelmatig beschouwde uitgaven: het is belangrijk hier te benadrukken dat een niet verschuldigde betaling in principe geen onregelmatige uitgave uitmaakt en dus geen aanleiding geeft tot een tekort voor zover de Schatkist een vastgesteld recht verwerft voor hetzelfde bedrag jegens de begunstigde van de betaling.

Deze terugvordering wegens onverschuldigde betaling vormt een in te vorderen vastgesteld recht; - binnenkomende of buitengaande waren die niet geboekt werden; - vaststelling van onregelmatige geachte verdeling, verkoop of buitengebruikstelling: het betreft elke verrichting die niet in overeenstemming is met de bevelen en richtlijnen uitgevaardigd door de beherende overheid; - diefstal, verlies of abnormale beschadiging van gelden, waarden of waren; onder abnormale beschadigingen worden verstaan de beschadigingen die zich niet zouden voorgedaan hebben indien de rekenplichtige alle nodige maatregelen tot bewaring van de fondsen, waarden en waren waarover hij het toezicht heeft, had genomen.

De in tekortstelling gebeurt als volgt: - opstelling door het orgaan dat is belast met het toezicht van een proces-verbaal met vermelding van het bedrag, de datum waarop en de omstandigheden waarin het tekort is ontstaan; - opstelling van een bijzondere tekortrekening door de rekenplichtige.

De rekening moet aan het Rekenhof wordt overgelegd voor het einde van de 3e maand die volgt op de vaststelling van het tekort.

In het laatste lid van het artikel 29 is er voorzien dat de functioneel bevoegde minister onverwijld een afschrift aan de rekenplichtige verzendt van de door het Rekenhof afgesloten tekortrekening en van de akte waarbij het Rekenhof het tekort heeft vastgesteld. De redenen hiervoor zijn reeds nader beschreven bij het laatste lid van het bovenvermeld artikel 27.

Artikel 30 Het onderzoek en de beoordeling van de aansprakelijkheid van de rekenplichtige in geval van tekort behoort tot de rechtsprekende opdracht van het Rekenhof. De procedure die het Rekenhof volgt bij de uitoefening van deze bevoegdheid is vastgelegd in de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, aldus gewijzigd bij de wet van 3 april 1995. Indien de afgesloten rekening een tekort vertoont, is het de functioneel bevoegde minister die beslist binnen het kader van de wettelijke en reglementaire bepalingen, in het bijzonder het artikel 8, van het vierde tot zesde lid, van de wet van 29 oktober 1846, of de rekenplichtige voor het Rekenhof moet worden gedagvaard met het oog op de terugbetaling van het tekort.

Om de rekenplichtige een bijkomende zekerheid te bieden, bepaalt de functioneel bevoegde minister de modaliteiten onder dewelke de rekenplichtige zal gehoord worden en stelt de daarvoor toegestane personen aan. Van dit onderhoud maken de aangestelde personen een proces-verbaal op dat bestemd is voor de functioneel bevoegde minister op basis waarvan hij beslist de rekenplichtige in tekort voor het Rekenhof te vervolgen of het na te laten als hij het tekort als gerechtvaardigd acht zich op overmacht te beroepen. De tussenkomst van de bevoegde personen biedt de mogelijkheid aan de rekenplichtige zich ingeval van tekort te verantwoorden.

HOOFDSTUK VII. - Het toezicht op de rekenplichtige Artikel 31 In het kader van de interne controlesystemen wordt op elke rekenplichtige een administratief toezicht uitgeoefend volgens de nadere regels bepaald door de functioneel bevoegde minister van wie hij afhangt. Dit toezicht kan bijvoorbeeld worden uitgeoefend door een toezichtambtenaar of door een dienst.

De modaliteiten van het toezicht, die afhangen van de eigenheid van elke dienst, hebben bijvoorbeeld betrekking op de organisatie van het toezicht, alsook op zijn periodiciteit en op de vorm en de manier waarop daarover wordt gerapporteerd.

Het tweede lid omschrijft de minimale opdrachten die deel uitmaken van het toezicht op een rekenplichtige. Het toezicht moet slaan op het beheer van de rekenplichtige, de controle van de overeenstemming van de rekeningen met de gegevens geregistreerd in de boekhouding, met inbegrip van de vastgestelde rechten, evenals op het nazicht van de kastoestand van de rekenplichtige. Het orgaan dat is belast met het toezicht dient een proces-verbaal op te stellen van de uitgevoerde controles.

Het derde lid voorziet in een grondig nazicht van het beheer wanneer de rekenplichtige zijn ambt tijdelijk of definitief stopzet of wanneer er een tekort is. In geval van tekort dient het orgaan dat met het toezicht is belast een proces-verbaal op te stellen van de omstandigheden die het tekort hebben veroorzaakt.

De processen-verbaal worden toegevoegd aan de rekeningen die aan het Rekenhof worden overgelegd.

HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen met betrekking tot het artikel 87, § 3 in uitvoering van de voornoemde wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten Artikel 32 Dit artikel heeft tot doel te verduidelijken dat artikel 87, § 3 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat werd uitgevoerd door de artikelen 7 tot 10 van het koninklijk besluit van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017012980 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid,78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid, 78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.

Met de, in het voormelde koninklijk besluit, vermelde begrotingsontwerpen heeft men het definitieve, door de bevoegde minister of door het beheersorgaan goedgekeurde begrotingsontwerp voor ogen.

HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen Artikel 33 De bepalingen van dit besluit treden in werking op 1 januari van het jaar volgende op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. Er werd geopteerd voor de 1 januari aangezien ook de beheersrekeningen die dienen afgelegd te worden dienen te gebeuren per kalenderjaar.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie en de Noordzee, P. VAN TIGCHELT Door delegatie voor de Staatssecretaris voor Begroting en Consumentenbescherming, Alexia BERTRAND De Vice-eerste minister en minister van Justitie en Noordzee, P. VAN TIGCHELT


Raad van state, afdeling Wetgeving Advies 76.232/4 van 22 mei 2024 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de uitvoering van artikel 37 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat en tot wijziging van het koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid, 78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat' Op 23 april 2024 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Begroting en Consumentenbescherming, toegevoegd aan de Minister van Justitie en Noordzee verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de uitvoering van artikel 37 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat en tot wijziging van het koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid, 78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 22 mei 2024. De kamer was samengesteld uit Bernard BLERO, kamervoorzitter, Géraldine ROSOUX en Dimitri YERNAULT, staatsraden, Christian BEHRENDT, assessor, en Charles Henri VAN HOVE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Julien GAUL, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Bernard BLERO. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 22 mei 2024.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ALGEMENE OPMERKINGEN 1.1. Artikel 37 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten `houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat' luidt als volgt: "Op gezamenlijke voordracht van de Minister van Financiën en van de Minister van Begroting bepaalt de Koning: 1° de vorm en de voorwaarden voor de aanstelling van de rekenplichtigen, alsook voor hun plaatsvervangers tijdens hun afwezigheden;2° de rechten en verplichtingen van die personen; 3° de door de administratieve overheid te volgen procedure voor het beheer van vastgestelde rechten, wanneer de rekenplichtige alle noodzakelijke invorderingsdaden heeft vervuld." De memorie van toelichting van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten bevat de volgende precisering in verband met die bepaling: "Aan de Koning wordt de reglementaire bevoegdheid gegeven een `statuut' van rekenplichtige uit te werken, evenals van hun vervangers tijdens hun afwezigheid (voorwaarden van de aanstelling, rechten en verplichtingen)."1 1.2. Artikel 18, eerste lid, van het ontwerp luidt als volgt: "Behoudens andersluidende wettelijke of reglementaire bepalingen worden de rekenplichtigen en hun plaatsvervangers aangesteld door de functioneel bevoegde minister of door zijn gedelegeerde." Het verslag aan de Koning bevat in dat verband de volgende precisering: "Rekening houdende met de specifieke noden van de diensten en met de bekommernis de kandidaten te kunnen aanstellen die het meest geschikt zijn om de taken van rekenplichtige te vervullen, behoort de aanstelling van de rekenplichtigen tot de bevoegdheid van de functioneel bevoegde minister of van zijn gedelegeerde, behoudens andere reglementaire bepalingen. Het is inderdaad mogelijk dat de rekenplichtigen in sommige diensten volgens een bijzondere procedure worden aangesteld via een koninklijk besluit."

Artikel 19 van het ontwerp luidt als volgt: "Volgens de verantwoordelijkheden eigen aan de functie zal de functioneel bevoegde minister(s) de voorwaarden en de vereiste bekwaamheden vastleggen om in deze functies benoemd te kunnen worden." Het verslag aan de Koning bevat in dat verband de volgende precisering: "De betrokken functioneel bevoegde Minister(s) stelt(en) de voorwaarden en vereiste bekwaamheden vast om voor een van deze functies te kunnen aangesteld worden. Dit zou kunnen zijn, het moeten beschikken over een bepaalde beroepservaring in deze materie.

Het komt ook toe aan de functioneel bevoegde minister om zo nodig selectieproeven te organiseren en het programma van de te kennen materie te bepalen."2 1.3. De delegaties die artikel 19 van het ontwerp aan de functioneel bevoegde ministers verleent, zijn om de volgende redenen niet aanvaardbaar.

Enerzijds zijn delegaties van verordenende bevoegdheden aan een minister slechts aanvaardbaar ten aanzien van met name de artikelen 37, 105 en 108 van de Grondwet indien ze betrekking hebben op bijkomstige maatregelen of detailkwesties. Dat is niet het geval met de delegaties waarover het hier gaat, in zoverre ze de functioneel bevoegde ministers de bevoegdheid verlenen de voorwaarden en procedure te bepalen voor de aanstelling van de rekenplichtigen die onder hun dienst ressorteren.3 Anderzijds verleent artikel 19 van het ontwerp de functioneel bevoegde ministers de bevoegdheid de voorwaarden en procedure te bepalen voor de aanstelling van de rekenplichtigen - en hun vervangers -4 die onder hun dienst ressorteren, waardoor het de toepassing lijkt uit te sluiten van de algemene regels inzake de selectie van het rijkspersoneel, zoals die welke voortvloeien uit het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 `houdende het statuut van het rijkspersoneel' en uit het koninklijk besluit van 22 december 2000 `betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel'.5 Het verslag aan de Koning geeft echter geen voldoende concrete en afdoende redenen die aantonen dat het, ten aanzien van het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie, bij het toepassen van de algemene regels inzake selectie van het rijkspersoneel of in voorkomend geval bij het vaststellen van algemene regels in het ontwerp die van toepassing zijn op de aanstelling van de rekenplichtigen - en onverminderd specifieke delegaties aan ministers - onmogelijk zou zijn rekening te houden met "de specifieke noden van de diensten en met de bekommernis de kandidaten te kunnen aanstellen die het meest geschikt zijn om de taken van rekenplichtige te vervullen".

Gelet op het voorgaande is artikel 19 niet aanvaardbaar.

Het ontwerp moet dienovereenkomstig worden herzien. 2. Het voorliggende ontwerp maakt het mogelijk dat de "gedelegeerde" van de minister verordenende bevoegdheden uitoefent. In principe kan niet aanvaard worden dat regelgevende bevoegdheid wordt toegekend aan een ambtenaar die geen politieke verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van een democratisch verkozen vergadering, omdat dit afbreuk doet aan het beginsel van de eenheid van de verordenende macht. Bovendien ontbreken de waarborgen waarmee de klassieke regelgeving gepaard gaat, zoals die inzake de bekendmaking, de preventieve controle door de afdeling Wetgeving en de duidelijke plaats in de hiërarchie der normen. Een dergelijke delegatie kan alleen worden aanvaard wanneer het gaat om maatregelen met een beperkte en technische draagwijdte of wanneer de maatregelen betrekking hebben op de organisatie van de dienst.6 Het staat niet vast dat de volgende delegaties als dergelijke maatregelen kunnen worden beschouwd: de delegaties vervat in artikel 3 (specifieke regels voor de dienst waaronder de rekenplichtige ressorteert), in artikel 11, tweede lid (voorwaarden voor de opening en de afsluiting van de financiële rekeningen), in artikel 15, eerste lid (regels voor het doen van de uitgaven vermeld in de punten 1° en 2° ) en tweede lid (bepalingen en procedures die afwijken van artikel 15, eerste lid, 2° ), in artikel 25, eerste lid (vaststelling van de inhoud en periodiciteit van de boeken en staten), in artikel 26, derde lid (termijn waarbinnen de rekeningen van de rekenplichtigen moeten worden overgelegd aan de bevoegde interne overheden), in artikel 30, eerste lid (regels volgens welke de rekenplichtige wordt gehoord), en in artikel 31, vijfde lid (regels voor het toezicht op de rekenplichtige). Daaruit volgt dat de bevoegdheden in kwestie uitsluitend aan de functioneel bevoegde minister horen te worden verleend, tenzij die delegaties ten aanzien van de hierboven vermelde beginselen kunnen worden verantwoord, wat volgens de afdeling Wetgeving bij de huidige stand van het dossier niet het geval is.

BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF 1. Aangezien het ontwerp in bepaalde opzichten regels inzake de organisatie van de boekhoudkundige en begrotingsverrichtingen vaststelt die verder gaan dan de machtigingen die artikel 37 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten aan de Koning verleent, dient in het eerste lid ook artikel 29 van die wet te worden vermeld, zoals de gemachtigden van de staatssecretaris hebben beaamd. Ook moet artikel 66 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten worden vermeld, in zoverre het de rechtsgrond van artikel 16 van het ontwerp vormt, zoals de gemachtigden van de staatssecretaris hebben uitgelegd. 2. Het tweede lid moet worden weggelaten, aangezien het koninklijk besluit van 20 maart 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2023 pub. 06/04/2023 numac 2023030791 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten `tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat' waarnaar het verwijst, door het ontwerp noch gewijzigd noch opgeheven wordt. Aangezien dat koninklijk besluit deel uitmaakt van het juridische kader dat op de rekenplichtigen van toepassing is, kan het echter wel, zoals de gemachtigden van de staatssecretaris hebben voorgesteld, in de aanhef worden vermeld in de vorm van een overweging, na de opgave van de aanhefverwijzingen. 3. Het koninklijk besluit van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017012980 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid,78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten `tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid,78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat', waarvan het opschrift bij artikel 32 van het ontwerp wordt gewijzigd, moet worden vermeld in een nieuw tweede lid.4. Krachtens de rechtsgronden die in het eerste lid worden vermeld, hoeft het ontwerp niet te worden vastgesteld na overleg in de Ministerraad.Om die reden, en ook om niet de indruk te wekken dat zo'n overleg nog zou moeten plaatsvinden over wijzigingen die men naderhand zou overwegen, moet de vermelding in het vijftiende lid "en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers" worden weggelaten.

DISPOSITIEF

Artikel 2 Paragraaf 3 moet worden herschreven. Nu kan hij immers worden opgevat als een uitlegging van het koninklijk besluit van 20 maart 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2023 pub. 06/04/2023 numac 2023030791 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten, terwijl de steller van het ontwerp enkel de verplichtingen en verantwoordelijkheden in herinnering wil brengen die krachtens dat besluit rusten op de rekenplichtige als adressaat van dat besluit.(7)

Artikel 14 In het verslag aan de Koning zou men, eventueel aan de hand van voorbeelden, moeten uitleggen wat in paragraaf 2, eerste lid, dient te worden verstaan onder de woorden "en de aard van het betalingsgeschil dit vereist", zodat duidelijk kan worden vastgesteld wat de specifieke strekking van die voorwaarde is ten opzichte van de "juridische en/of administratieve redenen", die ook in de voorliggende bepaling worden vermeld.

Artikel 15 1. In het eerste lid, 2°, moeten de woorden "van bepaalde categorieën" worden weggelaten in zoverre het, zoals uit het verslag aan de Koning blijkt, de bedoeling is dat enkel de overdracht van fiscale ontvangsten aan andere instanties dan de federale Staat wordt uitgesloten van de ontworpen maatregel. Als dat niet de bedoeling is, moeten de categorieën van uitgaven nader worden bepaald in het dispositief. 2. In tegenstelling tot wat in het verslag aan de Koning wordt gesteld, is er in het tweede lid niet uitdrukkelijk sprake van een "voorafgaand akkoord van de Minister van Financiën". Er moet voor overeenstemming worden gezorgd tussen het dispositief en het verslag aan de Koning.

Artikel 16 In het dispositief dient nader te worden bepaald, in voorkomend geval ten aanzien van de uitleg in het verslag aan de Koning, welke begrotingsuitgaven precies in aanmerking komen voor voorschotten overeenkomstig artikel 66 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten. Het woord "bepaalde" is niet nauwkeurig genoeg.

Voorts stelt het verslag aan de Koning dat "[d]e voorwaarden en de wijze waarop deze voorschotten aan de rekenplichtigen zullen worden toegekend, ter beschikking gesteld en kunnen worden aangewend, worden vastgesteld door de Minister van Financiën", wat geen bevestiging vindt in het dispositief.

Er moet op dat punt voor overeenstemming worden gezorgd tussen het dispositief en het verslag aan de Koning.

Artikelen 18 tot 23 Wanneer het gaat om de aanstelling van de rekenplichtigen, is in sommige bepalingen in de Franse tekst sprake van "nomination"8 en in andere van "désignation",9 wat in sommige opzichten niet erg coherent is.10 Uit de uitleg in het verslag aan de Koning blijkt dat dat verschil in terminologie gevolgen zou hebben voor de juridische situatie, de rechten en de plichten van de rekenplichtigen in kwestie,11 zonder dat die gevolgen evenwel duidelijk worden aangegeven of in voorkomend geval gerechtvaardigd ten aanzien van het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie.

De artikelen 18 tot 23, en in voorkomend geval het verslag aan de Koning, moeten worden herzien in het licht van deze opmerking, onverminderd algemene opmerking 1.

Artikel 18 Op basis van artikel 18 en van het verslag aan de Koning kan niet worden opgemaakt wat de juridische situatie, de rechten en de plichten zijn van de vervangend rekenplichtige die samen met de rekenplichtige-titularis zou worden "aangesteld" wanneer die laatste in functie is of eventueel zijn functie opnieuw opneemt.

De voorliggende bepaling en het verslag aan de Koning moeten in het licht van deze opmerking worden herzien.

Artikel 20 1. Artikel 20 van het ontwerp bepaalt: "In geval van afwezigheid van korte duur van de rekenplichtige en zo er nog geen plaatsvervanger werd aangesteld, wordt een waarnemend rekenplichtige aangeduid door de bevoegde overheid.In voorkomend geval oefent de waarnemend rekenplichtige de taken uit onder de aansprakelijkheid van de afwezige ambtsbekledende rekenplichtige tot zijn terugkeer." Die bepaling geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Enerzijds is ze alleen toelaatbaar op voorwaarde dat het vermoeden in kwestie weerlegbaar is, in die zin dat de afwezige rekenplichtige het recht heeft om overeenkomstig de wettelijke aansprakelijkheidsregels die op hem van toepassing zijn,12 aan te tonen dat hem geen fout of nalatigheid kan worden aangewreven, met name wat betreft het toezicht op de "waarnemend" rekenplichtige, of het recht heeft zich te beroepen op een geval van overmacht.

Het zou immers niet te rechtvaardigen zijn dat een rekenplichtige die afwezig is, bijvoorbeeld om medische redenen, onweersprekelijk aansprakelijk is voor handelingen die tijdens zijn afwezigheid worden gesteld door de "waarnemend" rekenplichtige, aangezien de afwezige rekenplichtige in die omstandigheden in principe geen toezicht kan uitoefenen op de handelingen van de "waarnemend" rekenplichtige, die zich trouwens niet in een ondergeschikte positie bevindt.

Anderzijds valt op grond van het verslag aan de Koning niet in te zien waarom de "waarnemend" rekenplichtige op zijn beurt niet persoonlijk aansprakelijk zou zijn voor zijn eigen handelingen, hoewel de voornoemde aansprakelijkheidsregels geen onderscheid maken tussen een "rekenplichtige-titularis", een "plaatsvervangend" en een "waarnemend" rekenplichtige en hoewel de Koning er daarenboven niet uitdrukkelijk toe wordt gemachtigd die aansprakelijkheidsregels te differentiëren.

Ter vergelijking: de "tijdelijke" rekenplichtige, bedoeld in artikel 22 van het ontwerp, is wél aansprakelijk voor de handelingen die hij stelt.

Artikel 20 en het verslag aan de Koning moeten in het licht van het voorgaande worden herzien. 2. De gemachtigden van de staatssecretaris hebben uitgelegd dat het begrip "korte duur" overeenstemt met een kortere periode dan die welke wordt bedoeld in artikel 21, wat ter wille van de duidelijkheid nader zou moeten worden aangegeven in het dispositief.3. In de voorliggende bepaling wordt, in tegenstelling tot in artikel 21, niet nader bepaald welke verantwoordelijkheden de "plaatsvervangend" rekenplichtige heeft die overeenkomstig artikel 20 de rekenplichtige-titularis vervangt in geval van afwezigheid van korte duur.De bepaling moet opnieuw onderzocht en in voorkomend geval aangevuld worden.

Artikel 21 1. Aangezien de "langdurige afwezigheid" luidens het verslag aan de Koning een ononderbroken afwezigheid van drie maanden vormt, moeten de woorden "In geval van langdurige afwezigheid en uiterlijk na een ononderbroken periode van drie maanden" worden vervangen door de woorden "In geval van een ononderbroken afwezigheid van drie maanden".2. Wat het tweede lid betreft, rijst de vraag waarom de steller van het ontwerp niet bepaalt dat de "plaatsvervangend" rekenplichtige rechtstreeks kan worden aangesteld als nieuwe "rekenplichtige-titularis" ingeval die laatste definitief van zijn functie zou zijn ontheven. Het tweede lid moet in het licht van deze opmerking worden herzien. 3. Het vierde lid bepaalt dat de "rekenplichtige-titularis" onderworpen blijft aan de rechtsmacht van het Rekenhof tot op "de datum waarop de plaatsvervangende of nieuwe rekenplichtige in functie treedt". Die bepaling geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Enerzijds ziet de afdeling Wetgeving niet in hoe te rechtvaardigen valt dat de "rekenplichtige-titularis" aansprakelijk is voor de handelingen die gesteld worden tussen het ogenblik dat hij, overeenkomstig het eerste lid, officieel ontheven wordt van zijn toegewezen taken en de "de datum waarop de plaatsvervangende of nieuwe rekenplichtige in functie treedt", aangezien hij niet meer bij machte is zijn functie uit te oefenen zodra hij van zijn taken wordt ontheven.

Anderzijds blijkt uit de uitleg in het verslag aan de Koning niet waarom de "rekenplichtige-titularis" na de datum waarop de plaatsvervangend rekenplichtige of de nieuwe rekenplichtige in functie treedt, niet langer onderworpen zou kunnen zijn aan de rechtsmacht van het Rekenhof voor de handelingen die hij in het kader van zijn functie heeft gesteld voordat hij overeenkomstig het eerste lid uit die functie werd ontheven.

Het vierde lid moet in het licht van deze opmerking worden herzien.

Artikel 22 1. Als de steller van het ontwerp met de woorden "tijdelijke rekenplichtige" wil verwijzen naar de gevallen die worden bedoeld in het koninklijk besluit van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/12/2018 pub. 14/01/2019 numac 2018015630 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit inzake de toepassing van uitzendarbeid in bepaalde federale diensten, in overheidsbedrijven en in HR Rail in uitvoering van artikel 48 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers sluiten `inzake de toepassing van uitzendarbeid in bepaalde federale diensten, in overheidsbedrijven en in HR Rail in uitvoering van artikel 48 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers', blijkt de term "aangesteld" inadequaat.2. Er dient te worden voorzien in soortgelijke regels als in artikel 21, vierde lid,13 inzake de aansprakelijkheid van de "rekenplichtige-titularis" in het geval dat in artikel 22 wordt bedoeld. Artikelen 23 tot 25 De vraag rijst waarom in het dispositief het begrip "bevoegde overheid" wordt gebruikt in plaats van de uitdrukking "de minister of zijn gemachtigde".

De bepaling moet opnieuw onderzocht en in voorkomend geval herzien worden.

Artikel 26 1. In het verslag aan de Koning wordt een "overleg met de functioneel bevoegde ministers" over de niet-fiscale aangelegenheden voorzien. Als het de bedoeling is een juridische verplichting tot overleg in te voeren, naar het voorbeeld van wat wordt bepaald met betrekking tot de minister van Financiën, moet het dispositief worden aangevuld zodat het die verplichting verankert.

Als dat niet het geval is, moet het verslag aan de Koning worden herzien zodat elke onduidelijkheid dienaangaande wordt weggenomen. 2. Het begrip "bevoegde interne overheden" in het derde lid is niet nauwkeurig genoeg.Als het de bedoeling is te verwijzen naar de ambtenaar of de toezichthoudende dienst die in artikel 31 worden bedoeld, dient dat duidelijker te worden bepaald. 3. Het vijfde lid, eerste zin, moet worden aangevuld met de woorden "overeenkomstig artikel 7 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof". Dezelfde woorden moeten worden ingevoegd in artikel 28, tweede lid, na het woord "toezicht".

Artikel 28 De steller van het ontwerp moet nagaan of de regel vervat in het vierde lid, in fine, niet eveneens van toepassing moet zijn op sommige gevallen die in artikel 21 worden geregeld.

Artikel 29 Aangezien de rekenplichtige in principe aansprakelijk is voor alle tekorten in zijn rekeningen, onverminderd de toepasselijke aansprakelijkheidsregels of het inroepen van een geval van overmacht, moet de steller van het ontwerp zich ervan vergewissen dat artikel 29 de gevallen die leiden tot een tekortrekening exhaustief vermeldt.

Artikel 30 In het tweede lid dient niet te worden gestipuleerd dat de personen die ertoe gemachtigd zijn de rekenplichtige te horen, hun advies "in alle objectiviteit en onafhankelijkheid" moeten uitbrengen, aangezien dat vereiste voortvloeit uit het algemene beginsel van onpartijdigheid.14

Artikel 32 In de inleidende zin van de Nederlandse tekst moeten de woorden "van 31 juli 2017" worden ingevoegd. Ook moet in dat verband worden toegezien op de overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het ontworpen opschrift. In de Franse tekst van het ontworpen opschrift moet het woord "portant" worden ingevoegd voor het woord "exécution".

Artikel 33

Artikel 33 stelt dat de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 oktober 1992 `betreffende de ambten van centraliserend rekenplichtige en van rekenplichtige der geschillen bij het Ministerie van Financiën', "zo zij niet in tegenspraak zijn met de bepalingen van dit besluit, en zo zij niet door andere wettelijke of reglementaire bepalingen zijn opgeheven, van toepassing [blijven]".

Aangezien het koninklijk besluit van 22 oktober 1992 louter een wijzigingsbesluit is, is het uitgewerkt zodra het in werking is getreden.

Dienovereenkomstig heeft artikel 33 vanuit juridisch oogpunt geen enkel nut in zoverre het betrekking heeft op het koninklijk besluit van 22 oktober 1992 en niet op de handelingen die bij dat besluit worden gewijzigd.

Ten slotte zou de voorliggende bepaling, zelfs als ze betrekking zou hebben op een besluit dat op zichzelf staande bepalingen bevat, grote moeilijkheden opleveren qua rechtszekerheid, aangezien men er niet uit kan opmaken welke bepalingen van het besluit in kwestie nog van kracht zijn.

Gelet op het voorgaande moet artikel 33 worden weggelaten.

De griffier, De voorzitter, Ch.-H. VAN HOVE B. BLEROT _______ Nota's 1 Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50-1870/001, 86. 2 De machtiging om "zo nodig selectieproeven te organiseren en het programma van de te kennen materie te bepalen" staat echter niet uitdrukkelijk in het dispositief vermeld. 3 In tegenstelling tot artikel 37 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten, stelt artikel 29, tweede lid, van die wet op zijn beurt uitdrukkelijk: "De Koning kan aan de ministers van wie de diensten afhangen delegatie verlenen tot de opmaak van eraan verbonden bijzondere regels." 4 Zie hierover de artikelen 20, 21 en 22 van het ontwerp. 5 In het verslag aan de Koning wordt niets gezegd over hoe de steller van het ontwerp het statuut van de rekenplichtigen opvat ten aanzien van de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 en in voorkomend geval de bepalingen van de andere koninklijke besluiten die inzake het federaal openbaar ambt van toepassing zijn. 6 Zie in die zin advies 74.891/4 van 11 december 2023 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 3 maart 2024Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/03/2024 pub. 22/03/2024 numac 2024002119 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit houdende de certificering van ambtenaren en diensten bij selecties sluiten `houdende de certificering van ambtenaren en diensten bij selecties'. 7 Zie in dat verband de formulering van artikel 36 van het koninklijk besluit van 20 maart 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2023 pub. 06/04/2023 numac 2023030791 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten: "De aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen rekenplichtigen dienen de wettelijke en reglementaire bepalingen op te volgen, in het bijzonder deze opgenomen in het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 37 van de [ wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten]." 8 Artikel 18, derde lid, artikel 21, tweede lid, en artikel 22 van het ontwerp. 9 Artikel 18 eerste, tweede en vierde lid, en artikel 19 van het ontwerp. 10 Zo bepaalt artikel 18 van de Franse tekst van het ontwerp bijvoorbeeld dat de rekenplichtigen en hun plaatsvervangers "sont désignés" en dat "un comptable remplaçant peut être nommé en même temps que le comptable justiciable titulaire", terwijl de artikelen 21 en 22, die naar artikel 18 verwijzen, bepalen dat de plaatsvervangend rekenplichtige en de tijdelijke rekenplichtige "sont nommés", en artikel 21 eveneens gewag maakt van de situatie waarin "un nouveau comptable justiciable est nommé dans les formes définies à l'article 18 du présent arrêté". 11 In de commentaar op artikel 21 staat in dat verband immers het volgende: "Wij wensen er de aandacht op te vestigen dat er voor de plaatsvervangende rekenplichtige er sprake is van een 'aanstelling' conform het artikel 18 van dit besluit, terwijl er voor een waarnemend rekenplichtige er sprake is van een 'aanduiding' zijnde zonder aanstellingsbesluit." 12 Zie met name artikel 8, achtste lid, van de wet van 29 oktober 1846 `op de inrichting van het Rekenhof' en artikel 38 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten. 13 Onverminderd de opmerkingen over die bepaling die in dit advies worden gemaakt. 14 Zoals de afdeling Bestuursrechtspraak heeft opgemerkt, onderzoeken degenen die dienen te interveniëren in een bestuurlijke beslissing de situatie objectief, zonder vooroordelen of vooringenomenheid (RvS (15e k.) 22 februari 2024, nr. 258.895, Vitello).


12 AUGUSTUS 2024. - Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van artikel 37 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat en tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017012980 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid,78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid, 78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, artikels 29, 37, 66 en 87, § 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017012980 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid,78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid,78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat;

Gelet op het protocol nr. 841 van het Comité van de federale overheidsdiensten, gemeenschappen en de gewesten, van 17 april 2024;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 januari 2024;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 22 februari 2024;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 23 februari 2024;

Gelet op het advies nr. 76.232/4 van de Raad van State, gegeven op 22 mei 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de noodzakelijkheid een statuut te verlenen aan de aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen rekenplichtigen die behoren tot de diensten van de federale Staat;

Overwegende dat de vaststelling van een statuut van de aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen rekenplichtigen bijdraagt tot de rechtszekerheid voor de betrokkenen;

Overwegende dat het aangewezen is nadere bepalingen te geven over de aanstelling en de verantwoordelijkheden/aansprakelijkheden voor de functie van rekenplichtige;

Overwegende dat de taken van de rekenplichtigen niet allemaal identiek zijn;

Overwegende dat de begrippen van het begrip `verantwoordelijk en verantwoordelijkheid' zijn opgenomen in het artikel 1, 2° van het koninklijk besluit van 20 maart 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2023 pub. 06/04/2023 numac 2023030791 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten in uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en de comptabiliteit van de federale Staat, en dat de aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen rekenplichtige één van de actoren is, opgenomen in dit besluit;

Overwegende dat de diensten in de loop der tijd een grotere autonomie hebben verkregen en zij zodoende zowel onderling als binnen een dienst soms anders georganiseerd zijn;

Overwegende dat men bij het bepalen van de specifieke modaliteiten wenst rekening te houden met de eigenheden van elk van de betrokken diensten en de functioneel bevoegde minister dit het best kan inschatten;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 20 maart 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2023 pub. 06/04/2023 numac 2023030791 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten in uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en de comptabiliteit van de federale Staat, in het kader van de organisatie van de budgettaire en boekhoudkundige verrichtingen ook elementen heeft opgenomen die op de rekenplichtige van toepassing zijn;

Overwegende meer duidelijkheid te brengen over de uitvoering het artikel 87, § 3 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat;

Op gezamenlijk voorstel van de Minister van Financiën, van Justitie en de Staatssecretaris van Begroting,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Het onderhavige besluit is van toepassing op de aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen rekenplichtigen die behoren tot de diensten omschreven in artikel 2, eerste lid 1°, 2° en 4° " van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.

HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.§ 1. De rekenplichtige over gelden en waarden, zoals bedoeld in artikel 35 van de voornoemde wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten, is, naargelang van het geval, belast met de inning, de invordering van de vastgestelde rechten, de terugvordering van onverschuldigd betaalde sommen en de teruggave van onverschuldigd geïnde ontvangsten, de inning van de contante rechten, de betaling van overheidsuitgaven, de bewaring van overheidsgelden en -waarden, evenals met elke verrichting met andere rekenplichtigen bedoeld in dit besluit. § 2. De rekenplichtige der waren, zoals bedoeld in artikel 36 van de voornoemde wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten, is, naargelang het geval, belast met de ontvangst, de bewaring, de handhaving, de opslag, de verdeling en het buiten gebruik stellen van niet toegewezen materieel en consumptiegoederen evenals met elke verrichting met andere rekenplichtigen, bedoeld in dit besluit.

Onder niet-toegewezen materieel en consumptiegoederen moet worden verstaan, elke andere dan financiële waarde, met uitsluiting van onroerende goederen en materieel en goederen die onroerend door bestemming zijn geworden, die worden bijgehouden met het oog op het voldoen van de noden van andere personen dan diegene die ze bijhouden. § 3. De aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen rekenplichtigen zijn verplicht de wettelijke en reglementaire bepalingen na te leven, in het bijzonder die van het koninklijk besluit van 20 maart 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2023 pub. 06/04/2023 numac 2023030791 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten tot uitvoering van het artikel 29 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.

Art. 3.De functioneel bevoegde minister is de minister van wie de rekenplichtige afhangt. Hij stelt de specifieke regels op voor zijn dienst, die echter niet mogen afwijken van de algemeen geldende bepalingen op dat vlak.

HOOFDSTUK III. - De opdrachten van de rekenplichtige Afdeling 1. - Inning en Invordering van de ontvangsten


Art. 4.De door de ordonnateurs opgestelde, te innen, schuldvorderingen en die als vastgestelde rechten zijn geboekt, moeten in de schrifturen van de rekenplichtige worden opgenomen.

Onverminderd de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen neemt de rekenplichtige de nodige maatregelen voor de inning en/of de invordering van de vastgestelde rechten overeenkomstig de innings- en/of de invorderingsopdrachten van de ordonnateur, in voorkomend geval, overeenkomstig de door de functioneel bevoegde minister bepaalde modaliteiten. Hij is verantwoordelijk voor het behoud van de vastgestelde rechten.

Hij neemt daarenboven de nodige maatregelen om onverschuldigde betalingen, inhoudingen, gelden en rechten en de ten onrechte geïnde sommen terug te betalen.

Art. 5.De contante rechten worden gelijktijdig met hun vaststelling geboekt en geïnd. De rekenplichtige is er derhalve toe gehouden alle ontvangsten en/of ontvangstbewijzen zonder verwijl te (laten) boeken en controle uit te oefenen op de juistheid van de boekingen met inbegrip van de geboekte sommen.

Art. 6.Na kwijting van de op zijn financiële rekening verrichte betalingen stort de rekenplichtige die behoort tot een dienst van het algemeen bestuur, zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, 1° van de voornoemde wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten, zijn ontvangsten op de centrale ontvangstenrekening van de schatkist volgens de instructies van de Minister van Financiën.

Art. 7.De rekenplichtige informeert de ordonnateur regelmatig over de stand van de invordering van de hem toevertrouwde rechten, overeenkomstig de door de functioneel bevoegde minister bepaalde bepalingen dienaangaande.

Art. 8.Indien de middelen die ter zijner beschikking staan hem niet hebben toegelaten het recht te innen/in te vorderen, is de rekenplichtige, behoudens afwijkende bepalingen, gehouden het dossier/de vordering over te maken aan de administratie van de federale overheidsdienst Financiën bevoegd voor de inning en de invordering van de fiscale en de niet-fiscale vorderingen.

De overdracht van het dossier/de vordering aan voornoemde administratie gebeurt volgens de instructies van deze administratie en in overeenstemming met de boekhoudkundige instructies van de diensten van de federale accountant en procurement van de federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning voor de niet fiscale ontvangsten.

Art. 9.Op basis van het door de rekenplichtige verstrekte verantwoordingen kan de ordonnateur vaststellen dat het recht tijdelijk niet invorderbaar is en beslissen om de invorderingsopdracht op te schorten.

De rechten waarvoor de opdracht tot invordering werd opgeschort worden geboekt als "in onbepaald uitstel" en worden via de beheersrekening ter kennis gebracht van het Rekenhof.

Als er zich alsnog een mogelijkheid voordoet om de vordering te innen en/of in te vorderen moet de rekenplichtige alle invorderingsprocedures opnieuw hervatten en alle zorgvuldigheden in acht nemen.

Art. 10.Op basis van de verantwoordingsstukken die door de rekenplichtige of de met de inning en invordering belaste administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën worden overgelegd, kan de ordonnateur besluiten dat een recht definitief oninbaar is en vat de vastgelegde procedure aan voor de annulering ervan.

De rekenplichtige en het Rekenhof worden op de hoogte gebracht van de geannuleerde rechten.

Een recht of deel van een recht kan slechts geannuleerd worden op basis van een wettelijke basis. Afdeling 2. - Beheer en bewaring van gelden en waarden


Art. 11.De rekenplichtige verricht zijn ontvangsten en uitgaven via de financiële rekening die hij beheert.

De Minister van Financiën stelt de voorwaarden en modaliteiten vast voor de opening, het gebruik en de afsluiting van de financiële rekeningen.

De Minister van Begroting en het Rekenhof worden onverwijld van de opening en de afsluiting van de financiële rekeningen op de hoogte gebracht.

De kosten die voortvloeien uit het beheer van de financiële rekeningen vallen niet ten laste van de rekenplichtige.

Art. 12.Onverminderd de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen stelt de functioneel bevoegde minister de door de rekenplichtige in acht te nemen voorschriften vast voor het beheer en de bewaring van de hem toevertrouwde gelden en waarden.

De rekenplichtige licht het orgaan dat belast is met het toezicht via een schriftelijk verslag in over elke gebeurtenis of toestand die de bewaring van de hem toevertrouwde gelden of waarden in gevaar kan brengen. Zonder uitstel wordt een ontvangstbericht van dit verslag overgemaakt aan de betrokken rekenplichtige. Afdeling 3. - Betaling van uitgaven


Art. 13.De rekenplichtige zorgt voor de goede uitvoering van de betalingen overeenkomstig de betalingsopdrachten van de ordonnateurs.

Art. 14.§ 1. De betalingen van uitgaven van een dienst van het algemeen bestuur, zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, 1° van de voornoemde wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten, worden uitgevoerd door de centraliserend rekenplichtige van de administratie van de Thesaurie. § 2. Wanneer een vordering om juridische en/of administratieve redenen niet rechtstreeks aan de schuldeiser kan worden betaald worden de overeenkomstige gelden door de centraliserende rekenplichtige overgemaakt aan de rekenplichtigen der geschillen, van de administratie van de federale overheidsdienst Financiën belast met inning en invordering, die voor de betaling zullen zorgen.

De betaling die wegens materiële redenen niet wordt uitgevoerd, wordt teruggestort op de financiële rekening van de centraliserende rekenplichtige, die de bevoegde ordonnateur hiervan in kennis stelt.

Na vaststelling van de reden van de terugkeer, zorgt de bevoegde ordonnateur, hetzij voor een nieuwe betalingsopdracht aan de schuldeiser of zijn rechthebbende ofwel, indien de aard van het geschil dit vereist, geeft hij opdracht de som bij de rekenplichtigen van de geschillen te storten die zal instaan voor de betaling ervan.

Deze handelingen worden enerzijds in de boekhoudingen van de betrokken diensten van het algemeen bestuur en anderzijds in de schrifturen van de betrokken rekenplichtige van de geschillen opgenomen.

Art. 15.In afwijking van artikel 14, § 1, worden de hierna genoemde uitgaven uitgevoerd door de rekenplichtige die de desbetreffende ontvangsten heeft verkregen, volgens de modaliteiten vast te stellen door de functioneel bevoegde minister: 1° de terugbetaling van de ten onrechte geïnde sommen;2° de betaling van uitgaven voor rekening van derden met uitsluiting van de overdracht van fiscale ontvangsten aan andere instanties dan de federale Staat. Voor bovengenoemde uitgaven, met name met betrekking tot fiscale aangelegenheden, kan de minister van Financiën afwijkende bepalingen /procedures voorzien.

Art. 16.In afwijking van artikel 14, § 1, kunnen in beperkt aantal gevallen, meer bepaald voor betalingen van in het buitenland verblijvende rekenplichtigen van de diplomatieke posten of voor opdrachten van de Krijgsmacht in het buitenland, budgettaire uitgaven worden betaald door de rekenplichtige aan wie de Minister van Financiën voorschotten heeft toegekend. Afdeling 4. - Beheer en bewaring der waren


Art. 17.Overeenkomstig de instructies van de bevoegde beheersautoriteit voert de rekenplichtige der waren de verrichtingen uit inzake ontvangst, handhaving van de staat, opslag, verdeling en de buitengebruikstelling van de waren die hij in bewaring heeft.

De rekenplichtige der waren licht de bevoegde beheersautoriteit in over de goede uitvoering van de verrichtingen die hem werden toevertrouwd, overeenkomstig de door die autoriteit vastgestelde modaliteiten.

Elke verrichting moet in de boekhouding worden opgenomen.

HOOFDSTUK IV. - De aanstelling van de rekenplichtige Afdeling 1. - Vorm van de aanstelling


Art. 18.Behoudens andersluidende wettelijke of reglementaire bepalingen worden de rekenplichtigen aangesteld door de functioneel bevoegde minister.

Het aanstellingsbesluit beschrijft de specifieke taken van de rekenplichtige en stelt de datum vast vanaf dewelke de rekenplichtige het beheer opneemt.

Een kopie van het aanstellingsbesluit wordt zonder uitstel overgemaakt aan het Rekenhof, en de dienst van de federale accountant en procurement bij de federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning wordt ingelicht van deze aanstelling. Afdeling 2. - De aanstellingsvoorwaarden


Art. 19.Onverminderd de algemene regels voor de selectie van ambtenaren, zoals bepaald in de koninklijke besluiten van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en deze van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel, kan de bevoegde functionele minister specifieke voorwaarden vaststellen op basis van de specifieke kenmerken van de dienst.

Om aangesteld te kunnen worden mag de betrokkene geen andere functie uitoefenen die onverenigbaarheid met zich mee zou brengen overeenkomstig de artikelen 68 tot 70 van het koninklijk besluit van 20 maart 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2023 pub. 06/04/2023 numac 2023030791 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten, tot uitvoering van artikel 29 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat. Afdeling 3. - De vervanging van de rekenplichtige


Art. 20.In geval van afwezigheid van korte duur van niet langer dan drie maanden van de rekenplichtige kan een waarnemend persoon aangeduid worden, door de administratie waaronder hij ressorteert, om taken te verzekeren onder de aansprakelijkheid van de afwezige rekenplichtige tot zijn terugkeer.

Art. 21.In geval van een ononderbroken afwezigheid van drie maanden, wordt de rekenplichtige afhankelijk van de situatie, op het zelfde ogenblik als de aanstelling van een plaatsvervangend of nieuwe rekenplichtige, van zijn toegewezen taken tijdelijk of definitief ontheven.

De plaatsvervangende rekenplichtige of de nieuwe rekenplichtige wordt aangesteld in de vorm als omschreven in het artikel 18 van onderhavige besluit.

De plaatsvervangend rekenplichtige staat in voor het beheer en de taken van de rekenplichtige onder zijn eigen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid en dit totdat de rekenplichtige titularis opnieuw in functie treedt of totdat een nieuwe rekenplichtige in functie treedt.

Art. 22.Ingeval de rekenplichtige onverwacht in de onmogelijkheid verkeert zijn functie uit te oefenen, onder andere bij overlijden, administratieve of gerechtelijke schorsing, enz., wordt er onmiddellijk een plaatsvervangende rekenplichtige aangesteld overeenkomstig artikel 18 van onderhavige besluit.

HOOFDSTUK V. - Respectieve rechten en plichten van de rekenplichtige en de administratie

Art. 23.Bij zijn aanstelling moet elke rekenplichtige worden ingelicht over zijn opdracht, over de taken en de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheid die op hem rusten, evenals over de rechten en verplichtingen die daaruit voortvloeien, door de administratie waaronder hij ressorteert.

Daarnaast ontvangt de rekenplichtige alle informatie die nuttig is voor het vervullen van zijn functie, in het bijzonder met betrekking tot het beheer van gelden en waarden van de uittredende rekenplichtige.

De administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert maakt van het verstrekken van die informatie een schriftelijk verslag op.

Art. 24.De administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert stelt de rekenplichtige het personeel en de middelen ter beschikking nodig voor de goede uitoefening van zijn functies.

Wanneer de rekenplichtige de hem ter beschikking gesteld personeel en middelen onvoldoende acht, brengt hij de administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert via een omstandig schrijven op de hoogte die hem zo spoedig mogelijk de ontvangst ervan moet bevestigen.

Art. 25.De rekenplichtige houdt de boeken en staten waarvan de inhoud, de vorm en de periodiciteit worden voorgeschreven door de ministers die de Begroting en Financiën onder hun bevoegdheid hebben.

De rekenplichtige neemt alle noodzakelijke maatregelen voor de beveiliging van de al dan niet geïnformatiseerde documenten en bestanden waarvan hij het beheer heeft.

De rekenplichtige neemt ook alle nodige maatregelen van toezicht ten aanzien van het aan hem ter beschikking gestelde personeel.

De administratie waaronder de rekenplichtige ressorteert stelt de nodige instructies op met betrekking tot rechten en verplichtingen van het ter beschikking gestelde personeel teneinde bij te dragen tot de rechtszekerheid van de rekenplichtigen.

HOOFDSTUK VI. - Af te leggen rekeningen Afdeling 1. - Algemene bepalingen


Art. 26.De Minister van Begroting bepaalt de vorm, de inhoud en de wijze van overmaken van de af te leggen rekeningen aan het Rekenhof voor de rekenplichtigen bevoegd voor niet-fiscale materies.

De Minister van Begroting bepaalt in overleg met de Minister van Financiën de vorm, de inhoud en de wijze van overmaken van de af te leggen rekeningen aan het Rekenhof door de rekenplichtigen bevoegd voor de fiscale materies.

De functioneel bevoegde minister stelt vast welke verantwoordingsdocumenten tot staving van de aan het Rekenhof overgelegde rekeningen moeten worden voorgelegd en bepaalt de termijn waarbinnen de rekeningen van de rekenplichtigen moeten worden overgelegd aan de toezichthoudende ambtenaar of de toezichthoudende dienst bedoeld in het artikel 31 van dit besluit.

Onverminderd het vorige lid, moeten de volgende documenten altijd aan de rekeningen over gelden en waarden worden toegevoegd: 1° een toestand van de vastgestelde rechten;2° de rekeningenuittreksels alsook het proces-verbaal van de kastoestand, die de laatst gekende toestand van elke rekening weergeven over welke de rekenplichtige rekening dient af te leggen;3° de bewijzen van ontvangsten en betalingen in speciën of via elektronische betaalsystemen. Indien de rekenplichtige zijn beheersrekening niet binnen de in lid drie gestelde termijn indient, wordt de rekening ambtshalve opgesteld door de administratie waaronder hij ressorteert, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. Een kopie van die rekening wordt per aangetekende brief aan de rekenplichtige toegezonden. Afdeling 2. - De jaarlijkse beheersrekening


Art. 27.Overeenkomstig de artikelen 36 en 42 van de voornoemde wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten, legt elke rekenplichtige jaarlijks rekening van zijn beheer af aan het Rekenhof.

De jaarlijkse beheersrekening wordt afgelegd door de rekenplichtige die in functie is op 31 december van het betrokken jaar.

De functioneel bevoegde minister maakt onverwijld een afschrift van de door het Rekenhof afgesloten jaarlijkse beheersrekening over aan de rekenplichtige. Afdeling 3. - De eindebeheersrekening


Art. 28.Ingeval van tijdelijke of definitieve stopzetting van zijn ambt, maakt de rekenplichtige een eindebeheersrekening op.

Ingeval de rekenplichtige in gebreke blijft er één op te stellen of in geval van overlijden van de rekenplichtige maakt het toezichtsorgaan ambtshalve een eindebeheersrekening op, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. Bij overlijden van de rekenplichtige zal de eindebeheersrekening opgemaakt worden op datum van overlijden van de rekenplichtige en een kopie ervan zal toegezonden worden aan de erfgenamen van de overleden rekenplichtige.

De eindebeheersrekening moet aan het Rekenhof overgelegd worden binnen de drie maanden te rekenen vanaf de stopzetting van het ambt.

In het geval het beheer wordt overgenomen door een andere rekenplichtige wordt aan de eindebeheersrekening een proces-verbaal van afgifte-overname van het beheer toegevoegd. Dit proces-verbaal wordt ondertekend door de uittredende rekenplichtige enerzijds, en door de nieuwe of plaatsvervangende rekenplichtige, anderzijds. In de gevallen voorzien in artikel 22 van dit besluit wordt het proces-verbaal ondertekend door de toezichtsorgaan enerzijds, en door de plaatsvervangende rekenplichtige, anderzijds.

De functioneel bevoegde minister maakt onverwijld een afschrift van de door het Rekenhof afgesloten eindebeheersrekening evenals van de akte waarbij het Rekenhof in voorkomend geval kwijting aan de rekenplichtige verleent, over aan de rekenplichtige. Afdeling 4. - De tekortrekening


Art. 29.Als in de schrifturen van de rekenplichtige een manco voorkomt hetzij ingevolge een in ontvangstbezwaring ten belope van geïnde maar niet-geboekte ontvangsten of van niet-ingevorderde vastgestelde rechten, hetzij door de verwerping van als onregelmatig beschouwde uitgaven, hetzij ingevolge het niet inboeken van binnenkomende of buitengaande waren, hetzij ingevolge de vaststelling van een onregelmatig geachte verdeling, verkoop of buitengebruikstelling, of nog door diefstal, verlies of abnormale beschadiging van gelden, waarden of waren, dient de rekenplichtige te worden gevraagd het manco bij te passen, zo niet zal hij ten belope van dat manco in tekort moeten worden gesteld.

De in tekortstelling gebeurt via een proces-verbaal opgesteld door de toezichtsambtenaar dat noodzakelijkerwijze het bedrag, de datum waarop en de omstandigheden waarin het tekort is ontstaan vermeldt.

Op basis van dat proces-verbaal moet de rekenplichtige onverwijld een "bijzondere tekortrekening" opstellen.

De tekortrekening moet aan het Rekenhof overgelegd worden voor het einde van de derde maand die volgt op de vaststelling van het tekort.

De functioneel bevoegde minister maakt onmiddellijk een afschrift van de door het Rekenhof afgesloten tekortrekening en van de akte waarbij het Rekenhof het tekort heeft vastgesteld, over aan de rekenplichtige.

Art. 30.De rekenplichtige wiens beheersrekening door het Rekenhof werd afgesloten met een tekort, wordt gehoord door de daarvoor bevoegde personen binnen de diensten, overeenkomstig de door de functioneel bevoegde minister vastgelegde modaliteiten.

Deze personen zullen hun advies uitbrengen in een aan de functioneel bevoegde minister gericht rapport, op basis waarvan hij tot al dan niet dagvaarden van de rekenplichtige voor het Rekenhof zal beslissen.

HOOFDSTUK VII. - Het toezicht op de rekenplichtige

Art. 31.Elke rekenplichtige of groep van rekenplichtigen is onderworpen aan toezicht door een toezichthoudende ambtenaar of door een toezichthoudende dienst aangesteld door de functioneel bevoegde minister.

Het orgaan dat belast is met het toezicht controleert de overeenstemming tussen de beheersrekening en de boekhoudgegevens, met inbegrip van de vastgestelde rechten, alsook de kastoestand van de rekenplichtige en maakt van deze uitgevoerde controles processen-verbaal op.

In geval van tijdelijke of definitieve stopzetting van het ambt van de rekenplichtige, alsook in geval van de vaststelling van een tekort, voert het orgaan dat is belast met het toezicht een grondig nazicht uit van het beheer van de rekenplichtige en stelt hiervan een proces-verbaal op.

De hierboven bedoelde processen-verbaal worden aan de beheersrekeningen toegevoegd.

De modaliteiten met betrekking tot het toezicht worden door de minister, onder dewelke de rekenplichtige valt, opgesteld.

HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen met betrekking tot het artikel 87, § 3 in uitvoering van de voornoemde wet van 22 mei 200 3.

Art. 32.Het opschrift van het koninklijk besluit van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017012980 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid,78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid, 78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat wordt vervangen door het volgende opschrift : " Koninklijk besluit van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 31/07/2017 pub. 24/08/2017 numac 2017012980 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid,78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid, 78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1 en § 3, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003368 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat".

HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 33.Dit besluit treedt in werking op 1 januari van het jaar volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 34.De minister bevoegd voor Financiën en de minister bevoegd voor Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te l'Ile d'Yeu, 12 augustus 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM De Minister van Justitie en Noordzee, P. VAN TIGCHELT Door delegatie voor de Staatssecretaris voor Begroting en Consumentenbescherming, A. BERTRAND De Vice-eerste Minister en minister van Justitie en Noordzee, P. VAN TIGCHELT


^