gepubliceerd op 16 september 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 november 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende het brugpensioen op 60 jaar
12 AUGUSTUS 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 november 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende het brugpensioen op 60 jaar (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielverzorging;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 november 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende het brugpensioen op 60 jaar.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 12 augustus 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de textielverzorging Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 november 2007 Brugpensioen op 60 jaar (Overeenkomst geregistreerd op 22 januari 2008 onder het nummer 86434/CO/110)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de textielverzorging evenals op de arbeiders en arbeidsters die ze tewerkstellen.
Art. 2.Een regime van aanvullende vergoedingen ten gunste van de bejaarde arbeiders en arbeidsters die worden ontslagen - verder genoemd : brugpensioen - wordt ingesteld.
Dit brugpensioen is gebaseerd op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad en het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het Generatiepact.
Art. 3.Leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarde (periode van 1 januari 2008 tot 30 juni 2009) 3.1. Alle arbeiders die door de werkgever na 31 maart 2007 worden ontslagen zonder dringende reden en waarvan het brugpensioen ingaat na 31 december 2007, hebben recht op brugpensioen en op de aanvullende vergoedingen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, op voorwaarde dat zijn : - op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 60 jaar of ouder zijn; - op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 30 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen.
Het beroepsverleden wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het Generatiepact. 3.2. Alle arbeidsters, die door de werkgever na 31 maart 2007 wordt ontslagen zonder dringende reden en waarvan het brugpensioen ingaat na 31 december 2007, hebben recht op brugpensioen en op de aanvullende vergoedingen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, op voorwaarde dat zij : - op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 60 jaar of ouder zijn; - op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 26 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen.
Het beroepsverleden wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het Generatiepact. 3.3. Om te bepalen of het brugpensioen ingaat voor of na 31 december 2007 wordt geen rekening gehouden met de verlenging van de opzeggingstermijn ingevolge de toepassing van de artikelen 38, § 2 en 38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 4.De leeftijd voorzien in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet bereikt zijn op het ogenblik dat de opzeggingstermijn werkelijk een einde neemt.
Art. 5.Om van dit regime van brugpensioen te genieten moeten de arbeiders en arbeidsters bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen : - gedurende ten minste 5 jaar - desgevallend middels onderbroken periodes - tewerkgesteld geweest zijn in de sector; - gedurende de periode van twaalf maand, onmiddellijk voorafgaan aan de datum van aanvang van het brugpensioen, ononderbroken tewerkgesteld geweest zijn in de onderneming.
Art. 6.De bepalingen inzake de aanvullende vergoeding, zoals bedoeld bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, zijn van toepassing op dit sectoraal brugpensioen.
De werknemers die zijn ontslagen in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst behouden het recht op de aanvullende vergoeding ten laste van het "Gemeenschappelijk Fonds van de textielverzorging", wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
Zij behouden ook het recht op de aanvullende vergoeding ten laste van het "Gemeenschappelijk Fonds van de textielverzorging", ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
Art. 7.De arbeiders en arbeidsters die in uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst met brugpensioen gaan, moeten in de onderneming bij voorkeur vervangen worden door werknemers uit de risicogroepen, zoals voorzien in de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, hoofdstuk XI : "Bepalingen betreffende het interprofessioneel akkoord".
Art. 8.Voor de berekening van de netto refertebezoldiging zal desgevallend rekening worden gehouden met de baremieke verschillen ten opzichte van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimum inkomen overeenkomstig de modaliteiten van de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2003 (koninklijk besluit van 5 juni 2004 - Belgisch Staatsblad van 7 juli 2004).
Art. 9.De aanvullende vergoeding van het brugpensioen en de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen voor de werkloosheidsverzekering (voorzien in de artikelen 141 en 142 van de wet van 29 december 1990) alsook de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage bestemd voor de Rijksdienst voor Pensioenen (ingevoerd door de programmawet van 22 december 1989), met uitzondering van de verhoogde bijdrage voor ondernemingen in herstructurering, worden ten laste genomen door het "Gemeenschappelijk Fonds voor de sociale vooruitgang in de sectoren van de textielverzorging".
De door het hiervoor genoemde fonds uitbetaalde maandelijkse aanvullende vergoeding van het brugpensioen bedraagt minimaal 86,11 EUR. De aanvullende vergoeding brugpensioen wordt na halftijds tijdskrediet en 1/5de loopbaanvermindering in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 berekend op basis van het voltijds loon dat van toepassing zou geweest zijn op het ogenblik van de overgang naar het brugpensioen indien de arbeid(st)er geen tijdskrediet of loopbaanvermindering zou genomen hebben.
Art. 10.Volgens het koninklijk besluit van 7 december 1992 en het koninklijk besluit van 3 mei 2007 zijn alle sancties wegens het niet naleven van de vervangingsplicht, met name : - een eventuele administratieve geldboete; - een forfaitaire compensatoire dagvergoeding voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; - eventuele strafrechtelijke geldboetes.
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2008 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2009.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET