Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 augustus 2003
gepubliceerd op 18 augustus 2003

Koninklijk besluit tot uitvoering van Hoofdstuk VI van Titel II van de programmawet van 5 augustus 2003

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2003003445
pub.
18/08/2003
prom.
12/08/2003
ELI
eli/besluit/2003/08/12/2003003445/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 AUGUSTUS 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Hoofdstuk VI van Titel II van de programmawet van 5 augustus 2003


VERSLAG AAN DE KONING Sire, In de artikelen 8 en 9 van de programmawet van 5 augustus 2003 worden de maximumbedragen vastgesteld waarmee de bijzondere accijns mag verhogen voor ongelode benzine van de GN codes 2710 00 27, 2710 00 29 en 2710 00 32 voor de jaren 2003 tot 2007 en voor gasolie van de GN code 2710 00 69 voor de jaren 2004 tot 2007.

Artikel 10 van de programmawet van 5 augustus 2003 bepaalt dat de bijzondere accijns zal worden verhoogd vanaf de eerste en bij elke vermindering van de vastgestelde maximumprijs vastgesteld door de programma-overeenkomst betreffende de verkoopprijzen van de aardolieproducten afgesloten tussen de Belgische Staat en de petroleumsector, telkens rekening houdend met het feit dat de verhoging van de bijzondere accijns slechts de helft van de verlaging van deze prijzen exclusief BTW mag bedragen, waarbij de jaarlijkse verhoging de bedragen vastgesteld in de artikelen 8 en 9 van de programmawet niet mag overtreffen.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft tot doel de voorwaarden vast te leggen binnen dewelke een verhoogde accijnsheffing dient te geschieden op de voorraden minerale olie die al in verbruik werden gesteld, bij elke verhoging van de bijzondere accijns zoals bepaald in artikel 11 van voormelde programmawet.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

12 AUGUSTUS 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Hoofdstuk VI van Titel II van de programmawet van 5 augustus 2003 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 5 augustus 2003 (1), inzonderheid op artikel 11;

Gelet op de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie (2), laatst gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 december 2002 (3) (4), bekrachtigd door de programmawet van 5 augustus 2003 (1), inzonderheid op artikel 14;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 6 augustus 2003;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 8 augustus 2003;

Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit tot doel heeft de voorwaarden vast te leggen binnen dewelke een verhoogde accijnsheffing dient te geschieden op de voorraden minerale olie die al in verbruik werden gesteld, bij elke verhoging van de bijzondere accijns zoals bepaald in de programmawet van 5 augustus 2003; dat deze verhoging van de bijzondere accijns al kan gebeuren vanaf 1 augustus 2003; dat, in die omstandigheden, dit besluit zonder uitstel dient te worden genomen;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Met inachtneming van het bepaalde in § 3 en onverminderd de bepalingen betreffende de vrijstellingen voorzien bij artikel 16 van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, zijn de ongelode benzine van de GN-codes 2710 00 27, 2710 00 29 en 2710 00 32 en gasolie van de GN-code 2710 00 69, bedoeld bij de artikelen 8 en 9 van de programmawet van 5 augustus 2003 die op de dag van de vermindering van de vastgestelde maximumprijs bedoeld bij artikel 10 van dezelfde programmawet te 0 uur na inverbruikstelling hier te lande voorhanden zijn in de inrichtingen van fabrikanten, van grossiers en half-grossiers en van de depothouders of onderweg zijn met bestemming naar genoemde inrichtingen, onderworpen aan een aanvullende bijzondere accijns gelijk aan de ingestelde verhoging van de bijzondere accijns. § 2. Voor de toepassing van § 1 worden verstaan onder : 1° grossiers en half-grossiers, zij die minerale olie als bedoeld in § 1 hebben geleverd aan een wederverkoper;2° depothouders, alle personen die, in welke hoedanigheid ook houder zijn van de bij § 1 bedoelde minerale olie waarvan zij niet kunnen bewijzen dat zij die olie hebben aangekocht om door henzelf te worden gebruikt of om te worden geleverd anders dan aan wederverkopers, inzonderheid in het kader van de kleinhandel.Dat bewijs wordt geacht niet te zijn geleverd wanneer genoemde olie zich bevindt in tanks, vergaarbakken of andere recipiënten waarvan de betrokkene niet kan aantonen : - ofwel, dat hij ze sedert één maand vóór de dag waarop de verhoging van de bijzondere accijns werd ingesteld doorlopend heeft aangewend voor het opslaan van voor eigen gebruik of voor de behoeften van zijn kleinhandel betrokken minerale olie van dezelfde soort als de opgeslagen olie; - ofwel, dat hij ze heeft ingericht om blijvend te worden aangewend voor het opslaan van voor eigen gebruik of voor de behoeften van zijn kleinhandel bestemde minerale oliën. § 3. Worden nochtans niet belast, de bij § 1 bedoelde oliën die de fabrikanten, grossiers of half-grossiers na inverbruikstelling hier te lande voorhanden hebben in aparte inrichtingen waar zij een bedrijvigheid uitoefenen die niet van aard is de exploitant te doen aanmerken als grossier of half-grossier in de betekenis van § 2.

Art. 2.De aanvullende bijzondere accijns bedoeld bij artikel 1, § 1, is verschuldigd door diegene die de minerale olie die aan deze accijns onderworpen is, op de dag van de betrokken verhoogde accijnsheffing voorhanden heeft.

Voor de onderweg zijnde minerale olie is de aanvullende bijzondere accijns verschuldigd door de geadresseerde.

Art. 3.De bij artikel 1, § 1, vastgestelde aanvullende bijzondere accijns wordt slechts geheven in de mate dat de belastbare hoeveelheid per soort van olie 1 000 liter overtreft.

Art. 4.Onze Minister van Financiën regelt de uitvoeringsmaatregelen in verband met de bij artikel 1, § 1, bedoelde heffing van de aanvullende bijzondere accijns. Hij kan hierbij voorschrijven dat de bezitters en de geadresseerden van belastbare minerale oliën aangifte moeten doen van hun voorraden.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 2003.

Art. 6.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Nice, 12 augustus 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 7 augustus 2003, 2e editie;(2) Belgisch Staatsblad van 20 november 1997;(3) Belgisch Staatsblad van 31 december 2002, 4de editie; (4) Belgisch Staatsblad van 31 december 2002, 4de editie;

^