gepubliceerd op 06 januari 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de loonvoorwaarden in uitvoering van het "Vlaams intersectoraal akkoord voor de social-profitsector" 2000-2005
11 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de loonvoorwaarden in uitvoering van het "Vlaams intersectoraal akkoord voor de social-profitsector" 2000-2005 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de loonvoorwaarden in uitvoering van het "Vlaams intersectoraal akkoord voor de social-profitsector" 2000-2005.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 november 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001 Loonvoorwaarden in uitvoering van het "Vlaams intersectoraal akkoord voor de social-profitsector" 2000-2005 (Overeenkomst geregistreerd op 20 juli 2001 onder het nummer 58037/CO/305.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers in de kinderdagverblijven, de diensten voor opvanggezinnen, de centra voor ontwikkelingsstoornissen, de diensten voor teleonthaal, het niet-autonoom algemeen welzijnswerk, de diensten voor private gezinsplaatsing, de door Kind en Gezin erkende en gesubsidieerde projecten en de vertrouwenscentra kindermishandeling voorzover zij door de Vlaamse Gemeenschap erkend en gesubsidieerd worden en ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel. HOOFDSTUK II. - Algemeenheden
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan punt 2.1 van het "Vlaams intersectoraal akkoord voor de social-profitsector" 2000-2005.
Art. 3.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de algemene regelen vast welke van toepassing zijn op de voornoemde werkgevers en werknemers. Zij beogen de minimumlonen te bepalen voor de verschillende functies.
Aan de partijen wordt echter de vrijheid overgelaten gunstiger voorwaarden overeen te komen, onder meer rekening gehouden met de bijzondere bekwaamheid en de persoonlijke verdiensten.
De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst mogen geen afbreuk doen aan de bepalingen en de gebruiken die voor de werknemers gunstiger zijn, daar waar dergelijke toestand bestaat. HOOFDSTUK III. - Minimumweddeschalen voor het werklieden- en bediendepersoneel 1. Algemene beginselen Art.4. § 1. Met ingang van 1 januari 2001 worden de minimumjaarlonen voor het werklieden- en bediendepersoneel bepaald overeenkomstig de in bijlage 1 bijgevoegde weddeschalen. § 2. Om de overeenstemmende bruto maandlonen te bepalen, moeten de geïndexeerde baremieke bruto jaarlonen gedeeld worden door twaalf. § 3. Voor de verdere berekeningsmodaliteiten van het brutomaand en het bruto uurloon wordt verwezen naar het bepaalde onder artikel 11 aangaande de koppeling van de lonen en wedden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. 2. Toekenning van loonbarema's Art.5. § 1. Voor het werklieden- en bediendepersoneel worden de loonbarema's per functie vastgesteld overeenkomstig de hierna opgenomen tabellen.
De weddeschalen vermelden de aanvangsleeftijd vanaf de welke de wedde-anciënniteit in voorkomend geval berekend wordt.
Onder dienstanciënniteit wordt verstaan : de anciënniteit berekend op basis van de werkelijke diensten die zonder vrijwillige onderbreking werden verricht in de sector kinderdagopvang en diensten voor opvanggezinnen.
Zij vermelden eveneens de minimale toegangsvereisten waaraan moet voldaan worden om een bepaalde functie te kunnen uitoefenen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK IV. - Gewaarborgd minimumloon op eenentwintig jaar
Art. 6.§ 1. Aan de personeelsleden wordt, vanaf de leeftijd van 21 jaar, een minimum bruto jaarloon gewaarborgd van 12.808,14 EUR, inclusief de haard- of standplaatstoelage. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 102,02 (basis 1988). § 2. De opklimming in de loonschaal wordt toegepast vanaf het ogenblik dat het loon van de loonschaal het gewaarborgd minimum bruto maandloon bereikt of overschrijdt. § 3. Voor werknemers met onvolledige dienstbetrekking wordt het minimum bruto jaarloon in evenredigheid met de arbeidsprestaties gewaarborgd. HOOFDSTUK V. - Toekenning van de haard- of standplaatstoelage
Art. 7.Aan de bij artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde personeelsleden wordt een haard- of standplaatstoelage toegekend volgens de hierna bepaalde modaliteiten.
Art. 8.Een haardtoelage wordt toegekend aan : 1. het gehuwde personeelslid of het personeelslid dat wettelijk samenleeft tenzij de toelage toegekend wordt aan de echtgenoot of aan de persoon met wie hij samenleeft. Onder "samenwonen" wordt verstaan : het onder hetzelfde dak samenleven van twee of meerdere personen die hun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen, zonder graad van bloedverwantschap. Het bewijs wordt geleverd via attestering door de bevoegde gemeentelijke instantie; 2. het alleenstaande personeelslid van wie één of meer kinderen deel uitmaken van het gezin die recht geven op kinderbijslag. Een standplaatstoelage wordt toegekend aan de personeelsleden die geen haardtoelage krijgen.
In het geval dat de twee echtgenoten of wettelijk samenwonenden elk beantwoorden aan de voorwaarden om de haardtoelage te verkrijgen, wordt deze toegekend aan de partner met het laagste bruto jaarloon, zoals dat is vastgesteld voor volledige prestaties. Bij gelijke jaarbedragen kunnen de partners met wederzijds akkoord bepalen wie van beide begunstigde zal zijn van de haardtoelage.
Art. 9.Het jaarlijks bedrag van de haard- of standplaatstoelage wordt, afhankelijk van het bruto jaarloon, vastgesteld volgens onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Indien het bruto jaarloon van een personeelslid het grensbedrag van 15.744,06 EUR respectievelijk 17.866,13 EUR overschrijdt, kan zijn brutoloon, in voorkomend geval vermeerderd met de overeenstemmende haard- of standplaatstoelage, niet minder bedragen dan het grensbedrag, vermeerderd met het bedrag van de overeenstemmende haard- of standplaatstoelage. Ten belope van het verschil wordt de hem toegekend toelage vermeerderd of wordt hem een gedeeltelijke toelage toegekend.
Art. 10.§ 1. De haard- of standplaatstoelage wordt aan personeelsleden met onvolledige dienstprestaties toegekend, in evenredigheid met deze prestaties. § 2. De haard- of standplaatstoelage wordt maandelijks betaald, samen met het loon van de maand waarvoor zij verschuldigd is.
Wanneer in de loop van de maand zich een feit voordoet, dat het recht op de toelage wijzigt, wordt het voordeligste stelsel voor de volledige maand toegepast. Wanneer voor de maand geen volledige maandloon verschuldigd is, wordt de toelage betaald volgens dezelfde voorwaarden als het loon. § 3. Het in aanmerking te nemen loon is dat wat zou worden toegekend indien de deeltijdse betrekking van de werknemer een voltijdse betrekking zou zijn. § 4. In toepassing van voormelde beginselen, dient de haard- of standplaatsvergoeding voor de werknemers die verschillende deeltijdse functies uitoefenen berekend te worden op de wedde voor elke functie afzonderlijk, telkens om te zetten in een voltijdse functie, om het bedrag ervan te kennen. § 5. De toelage wordt berekend op het loon uitgewerkt volgens de weddeschalen, zonder rekening te houden met premies, toeslagen, weddesupplementen en vergoedingen. § 6. De toelage is onderworpen aan de bijdragen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en wordt bij de totale loonmassa gevoegd voor de berekening van het vakantiegeld.
Art. 11.De haard- of standplaatstoelage wordt slechts betaald na overlegging van een door het betrokken personeelslid ondertekende verklaring in dubbel exemplaar, waarvan het model in bijlage wordt gevoegd. Te dien einde bezorgt de werkgever aan het betrokken personeelslid een dergelijk exemplaar (in bijlage III). HOOFDSTUK VI. - Koppeling van de lonen en wedden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen Art.12. § 1. De in deze collectieve arbeidsovereenkomst en haar bijlage opgenomen bedragen zijn uitgedrukt tegen 100 pct. zij worden gekoppeld aan de spilindex 102,02 (basis 1988) op 1 januari 1990, behoudens in deze collectieve arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk bepaalde afwijkingen.
Zij vallen onder toepassing van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. § 2. Iedere maal dat het viermaandelijks gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen één van de spilindexen bereikt of erop wordt teruggebracht, worden de lonen en wedden gekoppeld aan het spilindexcijfer 102,02 opnieuw berekend door er de coëfficiënt 1,02n, "n" op toe te passen, waarin "n" de rang van het bereikt spilindexcijfer vertegenwoordigd. De hierna gepaard gaande verhoging of vermindering wordt toegepast vanaf de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand tijdens dewelke het viermaandelijks gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt.
Voor het berekenen van de coëfficiënt 1,02n worden de breuken van een tienduizendste van een eenheid afgerond tot het hogere tienduizendste of weggelaten, naargelang zij als dan niet 50 pct. van een tienduizendste bereiken.
Onder spilindexcijfers moeten worden verstaan de getallen behorend tot een reeks waarvan het eerste 102,02 is, en elk van de volgende wordt bekomen door het voorgaande te vermenigvuldigden met 1,02 terwijl de delen van honderdsten van een punt worden afgerond op het naasthogere honderdste of worden verwaarloosd. § 3. Het geïndexeerde baremieke bruto maandloon is gelijk aan het door twaalf gedeelde geïndexeerde baremieke bruto jaarloon, terwijl alle decimalen worden verwaarloosd. Het geïndexeerde baremieke bruto uurloon wordt berekend met inbegrip van de honderdsten. § 4. In afwijking van § 1 worden bij uitdrukkelijke vermelding in deze collectieve arbeisovereenkomst de modaliteiten van indexering toegepast voorzien bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. HOOFDSTUK VII. - Loontoeslagen
Art. 13.Deze loontoeslagen doen geen afbreuk aan bestaande toeslagen voor zover deze voordeliger zijn, zij komen in de plaats van minder voordelige toeslagen. § 1. Loontoeslag voor zondagswerk.
Voor bepaalde prestaties verstrekt op zondag, wordt onder de hierna vermelde modaliteiten, een loontoeslag van 100 pct. op het bruto uurloon toegekend aan de hierna bepaalde personeelsleden : 1. de toeslag wordt toegekend aan alle personeelsleden, behalve aan degenen die een weddeschaal hebben die hoger is dan deze van licentiaat;2. in het bruto uurloon mag de haard- of standplaatsvergoeding niet verrekend worden, behoudens wanneer het gewaarborgd minimumloon wordt uitgekeerd.Andere premies, toeslagen, vergoedingen en andere weddesupplementen worden evenmin in aanmerking genomen voor berekening van deze loontoeslag; 3. deze toeslag is niet cumuleerbaar met de loontoeslag voor wettelijke feestdagen.Zij heeft er evenwel voorrang op; 4. deze toeslag is wel cumuleerbaar met de toeslagen voor nachtdienst;5. deze toeslag wordt enkel toegekend voor de prestaties verricht tussen nul en vierentwintig uur. § 2. Loontoeslag voor wettelijke feestdagen. 1. Er wordt onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten als voor de loontoeslag voor zondagswerk, aan alle personeelsleden, behalve aan degenen die een weddeschaal genieten van licentiaat (L1) of hoger, een weddesupplement toegekend voor de prestaties verstrekt op wettelijke feestdagen.Dit supplement wordt bepaald op 50 pct. van het subsidieerbaar bruto uurloon van de belanghebbende. 2. Deze loontoeslag is niet cumuleerbaar met de toeslag voor zondagprestaties bedoeld bij het vorige artikel, maar wel met de toeslagen voor de nachtdienst.3. Voor de dagen waarop gewerkt wordt in vervanging van een feestdag die op zondag valt, worden geen loontoeslagen toegekend. § 3. Weddesupplementen voor zaterdagwerk.
Een weddesupplement van 0,99 EUR wordt betaald aan alle personeelsleden voor elk effectief gepresteerd uur op zaterdag.
Het gedeelte van een uur dat een prestatie eventueel omvat, wordt afgerond tot het volle uur indien het gelijk is aan of meer beloopt dan dertig minuten; het valt weg indien het deze duur niet bereikt.
Cumul is evenwel niet mogelijk met weddesupplementen voor nachtprestaties en voor feestdagen.
Art. 14.Loontoeslagen, enkel voor de erkende kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen : Aan de werknemer die 's nachts of in onderbroken dienst moet werken, dit wil zeggen een dienst bij dag welke met minstens vier achtereenvolgende uren wordt onderbroken, wordt een toeslag van 20 pct. op het werkelijke loon toegekend pro rata de duur van de effectief verrichte onregelmatige arbeidsprestaties. HOOFDSTUK VIII. - Anciënniteit
Art. 15.De opgebouwde anciënniteitsrechten blijven behouden. Voor nieuwe aanwervingen vanaf 1 januari 2001 wordt rekening gehouden met de periode gedekt door een arbeidsovereenkomst in de diverse deelsectoren als genoemd in het Vlaams intersectoraal voorakkoord voor de social-profitsectoren (zie bijlage IV). HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 16.De artikelen en/of onderdelen ervan die in de eerste kolom van onderstaande tabel worden vermeld, hebben betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst. Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van de inwerkingtreding van de collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 17.Voor de periode vanaf de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 gelden in plaats van de in bijlage 1 gevoegde tabellen van bedragen in euro, de in bijlage II gevoegde tabellen van bedragen in Belgische frank.
Art. 18.1. Voor de erkende kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen : Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001. Voor de baremaverhogingen (artikelen 3, 4 en 5) zal deze inwerkingtreding in 5 fasen gebeuren : 84 pct.van het streefbarema zal gerealiseerd worden vanaf 1 januari 2001; 89 pct. van het streefbarema zal gerealiseerd worden vanaf 1 januari 2002; 93 pct. van het streefbarema zal gerealiseerd worden vanaf 1 januari 2003; 97 pct. van het streefbarema zal gerealiseerd worden vanaf 1 januari 2004; 100 pct. van het streefbarema zal gerealiseerd worden vanaf 1 januari 2005.
De afrondingen gebeuren overeenkomstig artikel 12 van deze overeenkomst.
Op het moment van hun inwerkingtreding dienen deze bepalingen telkens in de personeelssubsidie verrekend te worden.
Voor het personeel dat niet rechtstreeks gesubsidieerd is via de personeelssubsidie, worden de voordelen in huidige overeenkomst volgens bovenstaande timing slechts effectief toegekend voorzover de Vlaamse regering de tenlasteneming van de kost ervan verzekert.
Voor het personeel in de buitenschoolse opvang georganiseerd door een erkend kinderdagverblijf volgens artikel 7, § 2, van het besluit van 24 juni 1997 worden de voordelen in huidige overeenkomst volgens buitenstaande timing slechts effectief toegekend voorzover de Vlaamse regering de tenlasteneming van de kost ervan verzekert. 2. Voor de overige sectoren. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001. Voor de baremaverhogingen (artikelen 3, 4 en 5) zal deze inwerkingtreding in 5 fasen gebeuren : 84 pct.van het streefbarema zal gerealiseerd worden vanaf 1 januari 2001; 89 pct. van het streefbarema zal gerealiseerd worden vanaf 1 januari 2002; 93 pct. van het streefbarema zal gerealiseerd worden vanaf 1 januari 2003; 97 pct. van het streefbarema zal gerealiseerd worden vanaf 1 januari 2004; 100 pct. van het streefbarema zal gerealiseerd worden vanaf 1 januari 2005.
De afrondingen gebeuren overeenkomstig artikel 12 van deze overeenkomst.
De voordelen in huidige overeenkomst worden slechts effectief toegekend voor zover de Vlaamse regering de tenlasteneming van de kost ervan verzekert.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt voor de werkgevers en werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vanaf de inwerkingtreding van huidige overeenkomst de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 maart 1993 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden van sommige werknemers, de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 1996 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 maart 1993 inzake de arbeids- en loonvoorwaarden in de door "Kind & Gezin" betoelaagde instellingen in de Vlaamse Gemeenschap, de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 1991 tot toekenning van een haard- of standplaatstoelage, de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 1993 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd en mag, geheel of gedeeltelijk, worden opgezegd door elk van de partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, gericht bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 november 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage I van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 november 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage II van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 november 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage III van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001 De formulieren waarvan het model hierna volgt, dienen naargelang de situatie door de werkne(e)m(st)er te worden ingevuld wanneer hij (zij) wenst te genieten van een haardtoelage.
Formulier A : Indien de echtgen(o)ot(e) of persoon met wie de werkne(e)m(st)er samenwoont : - tewerkgesteld is in de openbare of privé-sector waar het stelsel van de haardtoelage NIET van toepassing is; - zelfstandig is; - geen enkele beroepsactiviteit uitoefent; - werkloos is.
Formulier B : - indien de werkne(e)m(st)er alleenstaande is met kinderlast; - indien de echtgen(o)t(e) of persoon met wie de werkne(e)m(st)er samenwoont tewerkgesteld is in de openbare of privé-sector waar het stelsel van de haardtoelage WEL van toepassing is.
Formulier A : verklaring op erewoord Deze verklaring op eer dient te worden ingevuld door de werknemer die wenst te genieten van een haardtoelage. Met deze verklaring op erewoord bevestigt de ondertekenende werknemer, aanvrager van een haardtoelage, dat hij kennis genomen heeft van de algemene en specifieke beschikkingen inzake de toekenning van de haard- en standplaatsvergoeding.
De ondertekende verklaart zich in één van de volgende gevallen te bevinden (1) : O gehuwd, niet van tafel en bed gescheiden;
O samenwonend met een persoon van het andere geslacht en met één of meer kinderen ten laste waarvoor kinderbijslag wordt toegekend en uitbetaald.
Haardtoelage : aanvraag Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Gelieve aan te kruisen wat past. Formulier B : verklaring op erewoord Deze verklaring op eer dient te worden ingevuld door de werknemer die wenst te genieten van een haardtoelage. Met deze verklaring op erewoord bevestigt de ondertekenende werknemer, aanvrager van een haardtoelage, dat hij kennis genomen heeft van de algemene en specifieke beschikkingen inzake de toekenning van de haard- en standplaatsvergoeding.
De ondertekende verklaart zich in één van de volgende gevallen te bevinden (1) : O alleenstaande met kinderlast;
O gehuwd, niet van tafel en bed gescheiden;
O samenwonend met een persoon van het andere geslacht en met één of meer kinderen ten laste waarvoor kinderbijslag wordt toegekend en uitbetaald.
Haardtoelage : aanvraag Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Gelieve aan te kruisen wat past. (2) Onder wedde verstaat men het toegekend jaarbedrag (100 pct.) dat voorkomt in de uitgewerkte loonschalen zoals deze zijn vastgesteld voor volledige prestaties, zonder rekening te houden met toeslagen en vergoedingen, noch met de indexkoppeling (zie weddefiche).
Model van verklaring op eer : Verklaring op eer Ondergetekende Verklaart hierbij dat hij/zij bij de indiensttreding bij . . . . . . . . . . (werkgever) maximaal op volgende anciënniteit kan aanspraak maken : Samen : Gedaan te . . . . . op datum van ............
In twee exemplaren waarvan één voor de werkgever en één voor de werknemer.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 november 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage IV van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001 Sectoren onder de bevoegdheid van Minister Vogels - Maatschappelijk opbouwwerk - Algemeen welzijnswerk - Gezinszorg (privaat en openbaar) - Centra voor ontwikkelingsstoornissen - Centra voor integrale gezinszorg - RVT-ROB - Bijzondere jeugdzorg - Integratiecentra - Kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen (privaat en openbaar) - Diensten voor private gezinsplaatsing - Centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning - Vertrouwenscentra kindermishandeling - Ambulante en residentiële voorzieningen uit de gehandicaptenzorg - Geestelijke gezondheidszorg - Beschutte werkplaatsen (omkaderd personeel, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald) - Revalidatiecentra Sectoren onder de bevoegdheid van Minister Anciaux De sectoren, vallend onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, en ressorterend onder de bevoegdheden van Minister Anciaux - Verenigingen - Landelijke migrantenverenigingen - Instellingen - Erkende diensten - Landelijk georganiseerd jeugdwerk - Deeltijdse vorming - Amateuristische kunstbeoefening - Volkscultuur - Archief en documentatiecentra - De Rand van Brussel - Koepels - Culturele centra, V.Z.W. - Steunpunten Sector onder de bevoegdheid van Minister Landuyt - Sociale werkplaatsen Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 november 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX