Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 maart 2015
gepubliceerd op 25 maart 2015

Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 3, § 5, 3° van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2015201019
pub.
25/03/2015
prom.
11/03/2015
ELI
eli/besluit/2015/03/11/2015201019/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 MAART 2015. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 3, § 5, 3° van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen is genomen in uitvoering van artikel 3, § 5, 3° van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Volgens dit artikel 3, § 5, 3° zijn de bepalingen van de artikelen 9, 10 en 12 niet van toepassing op de verwerkingen van persoonsgegevens beheerd, met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie, door andere openbare overheden die aangewezen zijn bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Dit ontwerp van koninklijk besluit betreft de ambtenaren die onder het gezag staan van de Ministers tot wiens bevoegdheid sociale zaken, werk, pensioenen en zelfstandigen behoren, alsmede de ambtenaren van sommige sociale parastatalen die ressorteren onder deze Ministers, en die belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wetten en reglementen betreffende het arbeidsrecht en de sociale zekerheid. Deze ambtenaren worden verder "sociale inspecteurs" genoemd. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de sociale inspecteurs toezicht op de naleving van de sociale wetgeving op grond van de bepalingen vervat in Boek 1, Titel 2 van het Sociaal Strafwetboek.

De sociale inspecteurs mogen bij de uitoefening van hun opdracht op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnen gaan in alle werkplaatsen of andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen. Ze mogen bovendien overgaan tot elk onderzoek, elke controle en elk verhoor, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, werkelijk worden nageleefd.

Overeenkomstig artikel 55 van het Sociaal Strafwetboek zijn alle diensten van de Staat gehouden aan de sociale inspecteurs, op hun verzoek, alle inlichtingen te geven die laatstgenoemden nuttig achten voor het toezicht op de naleving van de wetgeving waarmee ze belast zijn, alsmede gelijk welke informatiedragers voor te legen en kopieën ervan te verstrekken onder gelijk welke vorm. Evenwel mogen de inlichtingen en informatiedragers die werden verzameld tijdens de uitvoering van taken opgelegd door de rechterlijke overheid, enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de rechterlijke overheid.

De sociale inspecteurs hebben het recht waarschuwingen te geven, een termijn te bepalen om zich in regel te stellen en processen-verbaal op te maken.

De aldus verzamelde gegevens bevatten onder meer persoonsgegevens van natuurlijke personen. Met het oog op de hierboven omschreven taak van de sociale inspecteurs, is het onmogelijk dat ze de werkgevers, op wie de vermelde persoonsgegevens betrekking hebben, in kennis stellen van het feit dat deze gegevens verzameld zijn en verwerkt zullen worden.

Hun opdrachten van bestuurlijke politie zullen eveneens hun impact verliezen wanneer aan de betrokken persoon het recht gegeven wordt kennis te verkrijgen van de hem betreffende gegevens die in een verwerking zijn opgenomen.

Het is evident dat wanneer een sociale inspecteur bijvoorbeeld gegevens verzamelt omtrent een persoon van wie vermoed wordt dat hij zich schuldig maakt aan zwartwerk of tewerkstelling van illegalen, deze laatste hieromtrent niet op de hoogte wordt gebracht. Indien de sociale inspecteur hiertoe namelijk zou verplicht worden, zou de verdachte werkgever in de mogelijkheid worden gesteld zijn illegale praktijken te stoppen voor een bepaalde tijd of bewijzen te doen verdwijnen zodat een verdere controle geen zin meer zou hebben.

Dit zou uiteraard strijdig zijn met de geest van de wetgeving betreffende de arbeidsinspectie en van de sociale wetten en reglementeringen waarop de sociale inspecteurs toezicht dienen te houden.

Hetzelfde is waar voor de Directie van de administratieve geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die, voor de uitoefening van zijn opdracht, bepaald bij Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 3 van het Sociaal Strafwetboek, de stukken dient te verwerken afkomstig van de sociale inspecteurs, alsook voor de Dienst administratieve geldboeten van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen.

Commentaar bij de artikelen Artikel 1 geeft een opsomming van de openbare diensten waarop dit ontwerp van toepassing is.

Overeenkomstig artikel 3, § 5, 3° van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens zijn de bepalingen van de artikelen 9, 10 en 12 van voormelde wet niet van toepassing op de verwerkingen van persoonsgegevens beheerd, met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie, door de in dit artikel opgesomde openbare overheden.

De ambtenaren die onder het gezag staan van de Minister tot wiens bevoegdheid het werk behoort, of ressorteren onder een sociale parastatale onder de bevoegdheid van deze Minister, zijn de sociale inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale wetten en van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk, de sociale bemiddelaars en adjunct-sociale bemiddelaars bij de Algemene directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen, de inspecteurs van het laboratorium voor industriële toxicologie van de Afdeling van het toezicht van de chemische risico's, de Directie van de administratieve geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen, alsmede de controleurs, adjunct-controleurs en adjunct-inspecteurs in de werkloosheidsbureaus van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de leden van de Algemene inspectie van die Rijksdienst.

De ambtenaren die onder het gezag staan van de Minister tot wiens bevoegdheid de sociale zaken behoort, of ressorteren onder een sociale parastatale onder de bevoegdheid van deze Minister zijn de sociale inspecteurs van de volgende diensten: De Sociale inspectie van de Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid, het Bestuur der controlediensten, directie controle en directie inspectie van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de inspectiedienst bij het Fonds voor arbeidsongevallen, de sociale inspectie en de boekhoudkundige inspectie bij de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie, de Dienst voor administratieve controle en de Dienst voor geneeskundige controle van de Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, de controledienst van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor werknemers, de Dienst risicobepaling bij het Fonds voor Beroepsziekten, de Lokale Sociale Zekerheid van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels en de Controledienst voor de ziekenfondsen en de Landsbonden van ziekenfondsen.

De ambtenaren die ressorteren onder een sociale parastatale onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid pensioenen behoort, zijn de sociale inspecteurs van de toekenningsdienst - controle van de Rijksdienst voor Pensioenen.

De ambtenaren die onder het gezag staan van de Minister tot wiens bevoegdheid de zelfstandigen behoort, of ressorteren onder een sociale parastatale onder de bevoegdheid van deze Minister, zijn de sociale inspecteurs van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en de Dienst administratieve geldboeten van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen Artikel 2 bepaalt de datum van inwerkingtreding van het ontwerp.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaars, De Vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel K. PEETERS De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, M. DE BLOCK De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE De Minister van Middenstand, Zelfstandigen, K.M.O.'s, Landbouw en Maatschappelijke Integratie, W. BORSUS

11 MAART 2015. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 3, § 5, 3° van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, artikel 3, § 5, 3°, vervangen bij de wet van 11 december 1998;

Gelet op het advies nr. 09/2010 van de Commissie voor de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 17 maart 2010;

Gelet op het advies van de inspectie van Financiën van 1 februari 2012;

Gelet op de regelgevingsimpactanalyse van 24 januari 2014;

Gelet op het advies 55.668/1 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2014;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Middenstand, Zelfstandigen, K.M.O.'s, Landbouw en Maatschappelijke Integratie en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De artikelen 9, 10, § 1, en 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens zijn niet van toepassing op de sociale inspecteurs en op de ambtenaren van de openbare overheden opgesomd in § 2, in het raam van hun opdrachten van bestuurlijke politie bedoeld in Boek 1, Titel 2 en Titel 4, Hoofdstuk 3 van het Sociaal Strafwetboek. § 2. Deze overheden zijn : - Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; - Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid; - Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; - Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie; - Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering; - Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag; - Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels; - Fonds voor Arbeidsongevallen; - Fonds voor de Beroepsziekten; - Controledienst voor de Ziekenfondsen en de Landsbonden van ziekenfondsen; - Rijksdienst voor Pensioenen; - Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen.

Art. 2.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Middenstand, Zelfstandigen, K.M.O.'s, Landbouw en Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 maart 2015.

FILIP Van Koningswege : De Vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, K. PEETERS De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, M. DE BLOCK De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE De Minister van Middenstand, Zelfstandigen, K.M.O.'s, Landbouw en Maatschappelijke Integratie W. BORSUS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 8 december 1992, Belgisch Staatsblad van 18 maart 1993.

^