gepubliceerd op 17 september 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen
11 JULI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp dat de Regering de eer heeft ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft de wijziging van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen tot doel. Het toepassingsgebied van het ontwerp is beperkt tot de overheidsdiensten die beoogd worden door de wet van 4 januari 1974 en waarvan het personeel ressorteert onder de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
De wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen bevat een aantal bepalingen waarbij de vakorganisaties worden betrokken bij beslissingen genomen krachtens sommige bepalingen van die wet (onder meer inzake de vervanging van de feestdagen welke met een zondag of een gewone inactiviteitsdag samenvallen, de tewerkstelling tijdens een feestdag en de inhaalrust). Die wet is ook van toepassing op de openbare instellingen die een industriële of commerciële activiteit uitoefenen of die geneeskundige, profylactische of hygiënische verzorging verlenen (artikel 1, tweede lid, van de wet van 4 januari 1974).
De wet betreffende de feestdagen is bijgevolg van toepassing op sommige instellingen onderworpen aan de bovengenoemde wet van 19 december 1974, maar kan niet toegepast worden doordat er verschillende stelsels van collectieve arbeidsbetrekkingen bestaan in de privé-sector en in de overheidssector (zo is er in de overheidssector geen ondernemingsraad, geen paritair comité, zijn er onderhandelings- en overlegprocedures die de overheid juridisch niet binden).
Om dat probleem op te lossen werd een artikel 19bis in de wet van 19 december 1974 gevoegd door de wet van 6 juli 1989 om de Koning te machtigen in de wet van 4 januari 1974 bepaalde procedures te wijzigen zodat ze kunnen plaatshebben in de onderhandelings- of overlegcomités ingesteld bij het vakbondsstatuut van de wet van 19 december 1974.
Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State.
BESPREKING VAN DE ARTIKELEN DIE HET NIEUWE HOOFDSTUK IVbis ZULLEN VORMEN VAN DE WET VAN 4 JANUARI 1974
Artikel 28bis.In § 1 wordt het toepassingsveld bepaald.
Daar het gaat om een aanvulling van de wet van 4 januari 1974, wordt in § 2 een definitie gegeven van de onderhandelingscomités opgericht door of krachtens de wet van 19 december 1974.
Artikel 28ter maakt het mogelijk de wet betreffende de feestdagen toe te passen op de overheidsdiensten.
De procedures bepaald bij de wet van 4 januari 1974 worden vervangen door de krachtens de wet van 19 december 1974 voorgeschreven onderhandelingsprocedures vermits het hier materies betreft die deel uitmaken van de verlofregeling en die krachtens artikel 3, 12°, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 tot aanwijzing van de grondregelingen in de zin van artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 19 december 1974 aan de onderhandeling dienen te worden voorgelegd.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen L. VAN DEN BOSSCHE
Advies 32.866/1 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 11 januari 2002 door de Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen", heeft op 28 februari 2002 het volgende advies gegeven : Voorafgaande opmerking Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit geeft uitvoering aan artikel 19bis, 3°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Krachtens die bepaling wordt de Koning ertoe gemachtigd de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, wat betreft de overheidsdiensten waarop de wet van 19 december 1974 van toepassing is, in die zin te wijzigen dat de procedures die krachtens de wet van 19 december 1974 verlopen in de paritaire comités en in de ondernemingsraden of in samenwerking met de vakbondsafvaardigingen, plaatshebben in de onderhandelings- of overlegcomités waarin door de wet van 19 december 1974 wordt voorzien.
Luidens artikel 3bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten de ontwerpen van koninklijke besluiten die de van kracht zijnde wettelijke bepalingen kunnen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen, worden voorgelegd aan het met redenen omkleed advies van de afdeling wetgeving, wordt dat advies samen met het verslag aan de Koning en het koninklijk besluit waarop het betrekking heeft, gepubliceerd en worden de besluiten, het advies, het verslag aan de Koning en de tekst van de ontwerpen van besluiten die zijn voorgelegd aan de afdeling wetgeving, vóór hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad , medegedeeld aan de voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat.
De stellers van het ontwerp zullen er derhalve dienen over te waken dat aan de zo-even opgesomde vereisten wordt voldaan.
Onderzoek van de tekst Aanhef 1. Het eerste en het tweede lid van de aanhef moeten onderling van plaats worden verwisseld, aangezien de vermelding van de rechtsgrond (huidig tweede lid) de vermelding van de norm die wordt gewijzigd (huidig eerste lid) dient vooraf te gaan.2. In het tweede lid van de aanhef (dat het eerste lid wordt) kan de rechtsgrond van het ontworpen besluit nog nader worden gespecificeerd door te verwijzen naar artikel 19bis, 3°, van de wet van 19 december 1974. 3. Men redigere het vijfde lid van de aanhef als volgt : « Gelet op advies 32.866/1 van de Raad van State, gegeven op 28 februari 2002;".
Artikel 1 1. In de inleidende zin van artikel 1 dienen de wijzigingen te worden vermeld die de wet van 4 januari 1974 heeft ondergaan.2. Een indeling in paragrafen is niet raadzaam wanneer elke paragraaf slechts uit één lid bestaat en die indeling niet kan bijdragen tot een meer duidelijke voorstelling van het ingedeelde artikel. De indeling van het ontworpen artikel 28bis in twee paragrafen die elk slechts uit één lid bestaan, kan derhalve vervallen. 3. Men schrijve in het ontworpen artikel 28bis , § 2 (dat artikel 28, tweede lid, wordt), "wordt verstaan" in plaats van "dient te worden verstaan". De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;
J. Baert, J. Smets, staatsraden;
G. Schrans, A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving;
Th. Van Raemdonck, toegevoegd griffier.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Smets.
Het verslag werd uitgebracht door de heer W. Pas, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer J. Drijkoningen, eerste referendaris.
De griffier, Th. Van Raemdonck.
De voorzitter, M. Van Damme.
11 JULI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, inzonderheid op artikel 19bis , 3°, ingevoegd bij de wet van 6 juli 1989;
Gelet op de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 15 van 23 oktober 1978 en de wetten van 22 december 1989, 23 maart 1994, 13 februari 1998 en 7 april 1999;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 oktober 1999;
Gelet op het protocol nr. 129/2 van 13 november 2001 van het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet op advies 32.866/1 van de Raad van State, gegeven op 28 februari 2002;
Op de voordracht van Onze Eerste Minister, Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 15 van 23 oktober 1978 en de wetten van 22 december 1989, 23 maart 1994, 13 februari 1998 en 7 april 1999, wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk IVbis . Bijzondere regeling voor de instellingen waarop de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en deze wet van toepassing zijn.
Art. 28bis . Dit hoofdstuk is van toepassing op de personen tewerkgesteld in de overheidsdiensten bedoeld in artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en waarop deze wet van toepassing is krachtens artikel 1, derde lid.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder "het bevoegde onderhandelingscomité", één van de onderhandelingscomités bedoeld in artikel 4, § 1, van de wet van 19 december 1974.
Art. 28ter . Voor de toepassing van deze wet, vervangt de onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité de procedures welke verlopen in de paritaire organen en de raadpleging voor advies van het paritair comité of de Nationale Arbeidsraad voor de zaken die uitsluitend betrekking hebben op personeel van de overheidsdiensten waarop de door de wet van 19 december 1974 ingestelde regeling toepasselijk verklaard is. »
Art. 2.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 juli 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE